ECLI:NL:GHSHE:2021:3106

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
200.290.758_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt om de hoofdverblijfplaats van zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], bij hem te bepalen, en om een nieuwe zorg- en contactregeling vast te stellen. De moeder verzet zich hiertegen en heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De kinderen zijn geboren in 2017 en 2019 en de ouders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor hun opvoeding. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de moeder zou zijn, en dat de vader recht had op contact met de kinderen in bepaalde weekenden en doordeweekse dagen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2021 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De vader stelt dat hij de zorg voor de kinderen tijdens hun huwelijk grotendeels op zich nam en dat hij nu een evenredige verdeling van de zorg wil. De moeder daarentegen betoogt dat de vader niet in staat is om de emotionele steun te bieden die de kinderen nodig hebben en dat de huidige regeling te onvoorspelbaar is voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen zorgen over de kinderen, maar wel over de ouders en adviseert hen om individuele hulp te zoeken.

Het hof overweegt dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder moet blijven, omdat zij sinds de scheiding grotendeels bij haar verblijven en er geen contra-indicaties zijn voor deze situatie. Wat betreft de zorg- en opvoedingstaken, heeft het hof besloten om de contactregeling te herzien om de stabiliteit voor de kinderen te waarborgen. De ouders zijn aangemoedigd om individuele hulpverlening te zoeken om hun onderlinge problemen op te lossen. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe regeling wordt vastgesteld, waarbij de vader en de kinderen recht hebben op contact in de oneven weekenden en op dinsdag.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 oktober 2021
Zaaknummer: 200.290.758/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/367423 FA RK 20-51
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.G. Matze.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 november 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 25 februari 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en opnieuw rechtdoende:
  • primair de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader te bepalen, subsidiair de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vader te bepalen;
  • een contactregeling vast te stellen zoals in het beroepschrift is weergegeven, waarbij het halen en brengen van de kinderen tussen partijen zal worden gedeeld, althans een contactregeling vast te stellen die het hof juist acht.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader naar voren gebracht dat het petitum gedeeltelijk anders gelezen moet worden in die zin dat de vader verzoekt een contactregeling vast te stellen waarbij de kinderen bij de vader verblijven in de ene week vanaf de oneven zaterdag om 9.00 uur tot woensdag om 7.30 uur en in de andere week de oneven maandag om 8.30 uur tot donderdag om 7.30 uur.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 1 juni 2021, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel het hoger beroep af te wijzen. Tevens heeft de moeder incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht een contactregeling vast te stellen zoals in het verweerschrift is weergegeven, dan wel een contactregeling vast te stellen zoals het hof juist acht, waarbij de vader de kinderen ophaalt bij aanvang van een contactmoment en de moeder de kinderen ophaalt na afloop van een contactmoment.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Sardjoe;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Matze;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.1.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 10 november 2020;
  • de op 29 maart 2021 van de zijde van de vader ingekomen stukken;
  • een V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen op 21 april 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 13 augustus 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 22 augustus 2021.
2.4.2.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 13 augustus 2021 verzocht om het verweerschrift van de moeder geheel dan wel gedeeltelijk buiten beschouwing te laten, omdat daarbij een rapport van de “gezinsmanager” is gevoegd. Het hof ziet in hetgeen de vader in dit verband naar voren heeft gebracht, mede gelet op de reactie daarop van de moeder, geen aanleiding het verweerschrift van de moeder dan wel het als productie F overgelegde rapport van de gezinsmanager buiten beschouwing te laten.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 9 juli 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder bepaald;
  • in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een regeling vastgesteld in houdende dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
  • in de oneven weekenden van zaterdag om 9.00 uur tot zondag om 18.00 uur;
  • iedere dinsdag van 9.00 uur tot 18.00 uur;
  • in de even weken naast de dinsdag de maandag of de woensdag zodat zij gedurende twee achtereenvolgende dagen bij de vader verblijven van 9.00 uur op de eerste dag tot 18.00 uur op de tweede dag, waarbij partijen in overleg bepalen of dit steeds de maandag dan wel de woensdag is of dat dit afhangt van het rooster van de vader;
  • waarbij de vader de kinderen ophaalt bij de moeder en de moeder de kinderen ophaalt bij de vader;
  • alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg door partijen te regelen.
3.3.
Partijen kunnen zich met deze beslissing (gedeeltelijk) niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
Tijdens het huwelijk nam de vader het grootste deel van de zorg voor de kinderen voor zijn rekening. Dit wil hij voortzetten en om die reden wil hij dat de zorg evenredig tussen de ouders wordt verdeeld. De vader heeft in tegenstelling tot de moeder veel doordeweekse dagen structureel vrij. Voorkomen moet worden dat de kinderen naar de kinderopvang gaan terwijl de vader beschikbaar is. De kinderen hebben ook meer behoefte aan contact met de vader. Zodra de kinderen naar school gaan, zal de vader hen daar naartoe brengen. De reistijd die gepaard gaat met het contact op de losse doordeweekse dag is niet ideaal. Minder overgangsmomenten dragen bij aan de voor de kinderen benodigde structuur en regelmaat. De moeder werkt niet altijd mee aan de extra doordeweekse dag. Een regeling met veel onderling overleg komt erop neer dat de moeder bepaalt hoe het gaat en werkt daardoor tussen partijen conflict verhogend. De vader is bereid met de moeder een communicatietraject aan te gaan. Hij herkent niet dat bij de kinderen sprake is van spanningen. De kinderen kunnen goed schakelen tussen de verschillende opvoedstrategieën van de ouders. De vader werkt mee aan de therapie voor [minderjarige 1] , maar kon niet op de voorgestelde data.
De vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader sluit aan bij de situatie dat de vader tijdens het huwelijk de zorgouder was. In ieder geval dient vanwege de financiële voordelen die daaraan verbonden zijn één van de kinderen bij de vader het hoofdverblijf te hebben.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
Tijdens het huwelijk nam de vader niet het grootste deel van de zorgtaken voor zijn rekening. Vanwege de reisafstand en de slechte communicatie tussen de ouders is een co-ouderschap niet wenselijk. Voor de kinderen moet ook duidelijk zijn waar zij wonen. De moeder werkt drie dagen per week onder schooltijd. De kinderen zijn te jong om tijdens de vakanties zeven dagen aaneengesloten bij de moeder weg te zijn zonder dat zij contact met elkaar mogen onderhouden. De vader houdt van de kinderen en hij is betrokken bij de kinderen, maar hij is niet in staat hen emotionele steun en geborgenheid te geven. Hij heeft geen inzicht in de emotionele behoeften van de kinderen. De vader moet eerst aan zichzelf werken. De moeder heeft psychologische hulp gehad en EMDR-therapie gevolgd. De regeling draait volledig om het werkrooster van de vader en is daardoor te onvoorspelbaar voor de kinderen. Verder zijn er te veel overdrachtsmomenten. Door het doordeweekse wisseltijdstip om 9.00 uur komt de moeder steevast te laat op haar werk. Voor partijen is het van belang dat er een regeling komt die duidelijk is. De kinderen zijn van slag als zij bij de vader zijn geweest. [minderjarige 1] moet naar een psycholoog en onderzocht worden, maar dit wordt door de vader gefrustreerd. De moeder hoopt dat na de onderhavige procedure het traject van de gezinsmanager voortgezet kan worden.
Er is geen reden het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen. De afgelopen twee jaar hebben de kinderen hun vaste basis bij de moeder gehad.
3.6.
De raad brengt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft de raad geen zorgen, maar wel over de ouders. Het is normaal dat de kinderen op de scheiding reageren, zeker als de ouders er zo veel moeite mee hebben. Het gedrag van [minderjarige 1] lijkt een gezonde reactie op wat er in het systeem niet goed gaat. De ouders zijn te zeer gefocust op wat er mis kan gaan. Zij moeten niet direct gealarmeerd raken door de dingen die de kinderen bij terugkomst meenemen. De ouders letten heel erg op elkaar maar niet op wat zij zelf veroorzaken. Zij hebben allebei een gigantische blinde vlek voor hun eigen handelen. Zij gaan er samen niet uitkomen. De ouders moeten ieder individueel naar een psycholoog/systeemtherapeut voor hulpverlening en aangeven dat zij een blinde vlek hebben waarmee zij geholpen willen worden. De moeder lijkt overmatig gericht op het beveiligen van de kinderen. Hierdoor komt haar lat van wat de kinderen volgens haar aankunnen steeds lager te liggen. De moeder kan winst behalen door niet op alles te letten, maar de kinderen juist levenslessen te geven zodat zij leren omgaan met bepaalde zaken, zoals de door haar gestelde boosheid van de vader. De vader moet zich op zijn beurt afvragen wat voor vader hij voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wil zijn. Volgens de vader ligt het steeds aan anderen, terwijl hij het juist bij zichzelf moet zoeken. Ook moet hij inzien dat gedeelde zorg niet zozeer ziet op kwantiteit maar op kwaliteit. De vader hoeft zich er geen zorgen over te maken dat hij de band en hechting met de kinderen kwijtraakt.
De raad heeft geen advies over de voorliggende verzoeken. Deze jonge kinderen zijn wel meer gebaat bij een vaste basis. Voor twee vaste basissen hebben de kinderen een goed werkend ouderteam nodig en daarvan is op dit moment geen sprake. Welke beslissing het hof ook neemt, het gaat de problemen niet oplossen. Als het verzoek van de vader wordt toegewezen, neemt de angst van de moeder toe. Als het verzoek van de moeder wordt toegewezen, neemt het gevoel van de vader dat zijn rol wordt gemarginaliseerd toe. De ouders moeten zelf aan de slag om de problemen op te lossen door individuele hulp te zoeken. Voor de kinderen zou het mooi zijn als de ouders kiezen voor rust.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
Hoofdverblijfplaats
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.2.
Partijen zijn eind 2019 feitelijk uit elkaar gegaan. Op dat moment was [minderjarige 1] net twee jaar oud en [minderjarige 2] 2 maanden. Sindsdien verblijven de kinderen grotendeels bij de moeder en neemt zij het grootste gedeelte van de zorg voor haar rekening. Niet is gesteld, en evenmin is gebleken, dat sprake is van contra-indicaties ten aanzien van het verblijf van de kinderen bij de moeder. Daarom ziet het hof geen aanleiding om de hoofdverblijfplaats van (één van) de kinderen bij de vader te bepalen. Ook een eventueel financieel voordeel vormt hiervoor geen zwaarwegend argument en leidt derhalve niet tot een ander oordeel. Het hof acht het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wenselijk dat zij hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
3.7.3.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 1 en 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.4.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden vastgesteld.
3.7.5.
Het hof heeft in het belang van de kinderen een grote mate van vrijheid bij het vaststellen van een regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Op dit moment verblijven de kinderen bij de vader in de oneven weekenden van zaterdag tot en met zondag en de daarop volgende maandag tot en met dinsdag. In de andere week verblijven de kinderen op dinsdag bij de vader. Beide ouders willen echter een andere regeling. De wijze waarop thans uitvoering wordt gegeven aan de contactregeling houdt in dat de kinderen na een omgangsweekend bij de vader vervolgens van zondagavond om 18.00 uur tot maandagochtend om 9.00 uur bij de moeder verblijven waarna zij weer naar de vader gaan. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat het omgangsweekend bij de vader doorloopt tot en met dinsdag. Dit creëert meer rust voor de kinderen doordat er minder gereisd hoeft te worden en het aantal wisselmomenten afneemt, hetgeen beide ouders ook graag willen. Verder wordt hiermee gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het verzoek van de moeder om het doordeweekse wisselmoment vanwege haar werk te vervroegen. Er vindt immers nog maar eenmaal per twee weken doordeweeks een wisselmoment om 9.00 uur plaats. Voor het overige acht het hof een andere, uitgebreidere of meer gedetailleerde regeling thans niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Partijen zijn er tot op heden in geslaagd de vakanties en feestdagen in onderling overleg te verdelen. De kinderen worden niet belast door de huidige, niet tot in detail uitgewerkte, contactregeling maar door de wijze waarop partijen invulling geven aan hun gezamenlijke ouderschap. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen nog volop blijven hangen in de ex-partnerproblematiek en dat er veel wantrouwen over en weer is. Zoals de raad naar voren heeft gebracht, zal een verdere wijziging van de contactregeling niet leiden tot een oplossing van de problematiek die tussen partijen speelt. Hiervoor moeten de ouders zelf aan de slag. Zij hebben zich naar aanleiding van het advies van de raad bereid verklaard individuele hulpverlening aan te gaan bij een psycholoog/systeemtherapeut die het gezinssysteem als specialisme heeft, waarbij zij als hulpvraag neerleggen dat zij onvoldoende in staat zijn naar het eigen aandeel in de problemen te kijken. Het hof gaat ervan uit dat als beide ouders hun individuele hulpverleningstraject goed doorlopen, zij vervolgens in onderling overleg tot een eventuele aanpassing van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken kunnen komen. Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding om de beslissing op de voorliggende verzoeken aan te houden in afwachting van het verloop van de hulpverlening.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing. Omwille van de leesbaarheid van het dictum zal het hof de contactregeling vernietigen en opnieuw vaststellen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 november 2020, doch uitsluitend wat betreft de daarbij vastgestelde regeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019, een regeling vast inhoudende dat de vader en de kinderen gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
  • in de oneven weekenden van zaterdag om 9.00 uur tot en met dinsdag om 18.00 uur;
  • in de oneven weken op dinsdag van 9.00 uur tot 18.00 uur;
  • gedurende de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg door de ouders te regelen,
waarbij de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen bij de vader ophaalt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep wat betreft de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, C.D.M. Lamers en J.C.E. Ackermans-Wijn en is op 14 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.