ECLI:NL:GHSHE:2021:3096

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
20-001194-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake criminele organisatie en drugshandel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1982, was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in synthetische drugs, waaronder amfetamine en MDMA. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband met andere verdachten, waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. De organisatie had als doel het plegen van misdrijven, specifiek opiumwetdelicten. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan deze organisatie en het aanwezig hebben van verdovende middelen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het aanwezig hebben van drugs op de locaties [adres 2] en [adres 3], maar dat de deelname aan de criminele organisatie wel bewezen was. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, maar kreeg een gevangenisstraf van 38 maanden opgelegd voor zijn rol in de organisatie. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 46 maanden gevorderd, maar het hof besloot tot 38 maanden, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001194-18
Uitspraak : 16 april 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van
29 maart 2018 in de strafzaak met parketnummer 03-864014-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen en voorts dat het hof bij arrest de gevangenneming van verdachte zal bevelen.
Namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte richt zich (mede) tegen de vrijspraak door de eerste rechter van hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste werd gelegd. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is –voor zover in hoger beroep nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 01 oktober 2013 in de gemeente Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (5 kilogram op het adres [adres 3] en/of 23 kilogram op het adres [adres 2] ) en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) (5 kilogram op het adres [adres 3] en/of 28 kilogram op het adres [adres 2] ) en/of 270 gram cocaïne (op het adres [adres 2] ), zijnde amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (=MDEA) en/of cocaïne (telkens) een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art. 2 ahf/ond B/C/D Opiumwet;
3.
hij in of omstreeks de periode gelegen in en/of tussen de maand(en) juni 2012 tot en met 1 oktober 2013 te Eindhoven en/of te Leende, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen, in elk geval in België heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen (waartoe onder andere behoorden [medeverdachte 1] en/of J.L.A. [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of H.J. Villegas Sánchez en/of [medeverdachte 21] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of een of meerdere tot nu toe onbekend gebleven perso(o)n(en)), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, als genoemd in de Opiumwet, namelijk
- het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en/of het aanwezig hebben en/of vervaardigen van (een) middel(en) als bedoeld op lijst I van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- voorbereidings- of bevorderingshandelingen gericht op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en/of vervaardigen en/of het binnen en/of buiten Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld op lijst I van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en/of het aanwezig hebben en/of vervaardigen van (een) middel(en) als bedoeld op lijst II van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (art. 11A Opiumwet).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Voor de motivering van deze vrijspraak verwijst het hof naar hetgeen is opgenomen onder het kopje ‘Bewijsoverwegingen’ onder B.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
3.
in de periode gelegen in de maanden januari 2013 tot en met 1 oktober 2013 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen (waartoe onder andere behoorden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, als genoemd in de Opiumwet, namelijk
  • het verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren en het aanwezig van (een) middel(en) als bedoeld op lijst I van de Opiumwet en/of
  • voorbereidings- of bevorderingshandelingen gericht op het bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van (een) middel(en) als bedoeld op lijst I van de Opiumwet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

Criminele organisatie m.b.t. synthetische drugs – zaaksdossier 7

Inleiding

Het onderzoek Wolf Beretta is een zeer omvangrijk onderzoek waarbij een aantal verdachten over langere tijd door de politie in de gaten is gehouden. Dit in de gaten houden bestond onder andere uit het tappen van vele telefoonlijnen, het plaatsen van afluisterapparatuur in de diverse auto’s in gebruik bij verdachten en in de woning van [medeverdachte 4] , het observeren van verdachten, en het opnemen van vertrouwelijke communicatie tussen verdachten tijdens besprekingen in horecagelegenheden. In het proces-verbaal is door middel van pv’s stemherkenning [2] en pv’s bevindingen met betrekking tot de bijnamen van verdachten aangegeven op basis van welke feiten en omstandigheden de politie de conclusie trekt dat een bepaald telefoonnummer door een bepaalde verdachte wordt gebruikt, wie er spreekt en wie met een bepaalde bijnaam bedoeld wordt. Na de inbeslagname van een aantal BlackBerry telefoons onder verdachten is ook herleid kunnen worden welke verdachte gebruik maakte van welk BlackBerry e-mailadres. [3]
Daar waar een en ander door de verdediging niet betwist wordt, neemt het hof, met de rechtbank, de conclusie van de politie, dat een bepaalde verdachte de gebruiker is van een bepaald telefoonnummer of dat een bepaalde verdachte met een bepaalde bijnaam wordt aangeduid of dat een bepaalde verdachte de gebruiker is van een onder hem inbeslaggenomen BlackBerry, over en maakt deze tot de zijne.
Daar waar de verdediging in dit kader iets betwist heeft, gaat het hof hierop nader in in de bewijsoverwegingen.
[medeverdachte 1] [4] BlackBerry [5] de Kale en Calvo (= kale in het Spaans) [6]
[medeverdachte 19] [7]
[medeverdachte 5] [8] BlackBerry [9] Hoekje [10] , Compressor [11] , Kompre [12] , Compre [13] , Kompressor [14]
[medeverdachte 4] [15] Kerstman [16] , Ouwe, Opa [17]
[medeverdachte 10] [18] BlackBerry [19] [medeverdachte 10] [20] , dr/docter [21]
[medeverdachte 20] [22]
[medeverdachte 21] [23]
[medeverdachte 3] [24] BlackBerry [25] negertje [26] , [medeverdachte 3] [27]
[medeverdachte 11] [28] de Lange [29]
[medeverdachte 6] [30] BlackBerry [31] de Kleine [32] of [medeverdachte 17] [33]
[medeverdachte 2] [34] Bril [35] , [medeverdachte 2] [36]
Stemherkenningen
De betrokkenheid van [medeverdachte 1] [37] en [medeverdachte 3] [38] bij de tenlastegelegde criminele organisatie heeft de politie mede afgeleid uit de opgenomen gesprekken waarin verbalisanten de stemmen van verdachten herkennen. De stemmen in de telefoongesprekken en/of de OVC-gesprekken kwamen overeen met de stemmen van de verdachten tijdens hun verhoor. Het hof, met de rechtbank, heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de stemherkenningen in het dossier en neemt de bevindingen van de politie over.
BlackBerries
In het onderzoek ‘Wolf Beretta’ maakten verschillende verdachten gebruik van BlackBerries. Onderling verstuurden zij beveiligde en versleutelde e-mails. In de woning van [medeverdachte 1] is op 1 oktober 2013 tijdens een huiszoeking een beveiligde BlackBerry gevonden. Het NFI heeft deze telefoon onderzocht en de agenda, notities en het e-mailverkeer leesbaar gemaakt. [39] De politie heeft in een proces-verbaal beschreven dat [medeverdachte 1] de daadwerkelijke gebruiker van deze BlackBerry is en dat zijn e-mailadres
[e-mailadres 1]is. [40] In de contactenlijst staat een emailadres met de naam ‘ [medeverdachte 3] ’ (mailadres: General
[e-mailadres 2]), ‘Candy2 (mailadres General
[e-mailadres 3]), ‘ [verdachte] ’ (mailadres General
[e-mailadres 2]) en ‘ [medeverdachte 10] ’ (mailadres general [e-mailadres 4] ). De politie gaat ervan uit dat de eerste twee adressen horen bij [medeverdachte 3] , de derde bij [verdachte] en de laatste bij [medeverdachte 10] . Hieronder wordt toegelicht waarom.
Bijnaam [verdachte] ; [verdachte]
De verdachten in het onderzoek ‘Wolf Beretta’ maakten onderling gebruik van bijnamen. [verdachte] wordt aangeduid als ‘ [verdachte] ’. De politie onderbouwt in een proces-verbaal dat deze bijnaam bij [verdachte] hoort:
Op 29 juli 2013 is er e-mailverkeer tussen [medeverdachte 1] en iemand met de naam ‘ [verdachte] ’. [verdachte] mailt: ‘Hooi goede middag heb pap liggen alleen kann daar nu niet bij. Heb nu die 25 tikkels bij me, kan later vandaag beter morgen. Moet daarvoor terug naar Nijmegen.’
[medeverdachte 1] antwoordt: ‘Ben om 1445 bij mij ong?’
[verdachte] : ‘Yes! Daar achter op die grote parkeerplaats toch?’
Om 14.32 mailt hij: ‘5min ben daar.’
[medeverdachte 1] : ‘Hij pas 15u.’
[verdachte] : ‘Ok kom toch even bij jou binne?’
[medeverdachte 1] antwoordt om 14.41 uur: ‘Zet je auto weg en kom ff.’
Op de portiek en de voordeur van de woning van [medeverdachte 1] was ten tijde van het onderzoek een camera gericht. De verbalisant beschrijft dat [verdachte] op 29 juli 2013 om 14.54 uur in beeld verschijnt, een schoudertas draagt en de woning binnengaat. Om 14.55 uur ziet de verbalisant [verdachte] zonder schoudertas uit de woning komen. De verbalisant heeft de beelden bekeken vanaf 14.30 tot en met 16.00 uur en de enige persoon die hij in beeld zag was [verdachte] . [41] Dit brengt het hof tot de conclusie dat de bijnaam van [verdachte] ‘ [verdachte] ’ is en dat hij onder die naam in de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat.
Bijnaam [medeverdachte 3] : [medeverdachte 3]
In een proces-verbaal van bevindingen legt de politie uit dat [medeverdachte 3] de bijnaam ‘ [medeverdachte 3] ’ heeft. In de BlackBerry van [medeverdachte 1] is e-mailverkeer gevonden van 1 augustus 2013 omstreeks 10.37 uur met [medeverdachte 3] . Om 10.40 uur mailt [medeverdachte 3] : ‘Yes, wanneer zie ik je om samen pap te controleren?’ Om 10.53 uur antwoordt [medeverdachte 1] dat hij om 12.00 uur thuis is, waarop [medeverdachte 3] reageert met: ‘Ok, tot dan…’
De verbalisant beschrijft de camerabeelden van de voordeur van de woning van [medeverdachte 1] op 1 augustus 2013, 12.12 uur. Hij ziet [medeverdachte 3] in beeld verschijnen voor de voordeur en naar binnen gaan. Om 12.54 uur ziet de verbalisant [medeverdachte 3] de woning verlaten.
Op 22 augustus 2013 om 16.04 uur mailt [medeverdachte 3] : ‘Ik meld me zo okay? Binnen half uur…’. De reactie terug is: ‘Audi zit bij mij nu. Hoe laat denk je. Anders gaat hij weg en doen we het morgen.’ [medeverdachte 3] reageert: ‘Binnen half uur…’.
Op de beelden van 22 augustus 2013 ziet de verbalisant om 16.49 uur dat [medeverdachte 3] de woning binnengaat en deze om 16.56 uur samen met [medeverdachte 1] verlaat. [42]
Daarnaast wordt [medeverdachte 3] aangeduid als ‘negertje’. De politie leidt dat af uit een OVC-gesprek op 7 juni 2013 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 13] . Als het over [medeverdachte 3] gaat, zegt [medeverdachte 1] : “Het is het negertje van mij en ‘Bol’(fonetisch) is Peter, Peer, heeft ie wel zo’n schrik van.” Daarnaast is er een tapgesprek van 30 maart 2013 waarin [medeverdachte 3] een vrouw met de naam Chantal aan de telefoon krijgt en zelf zegt: “Met het negertje”. [43]
Dit brengt het hof tot de conclusies dat de bijnaam van [medeverdachte 3] ‘ [medeverdachte 3] ’ is, dat hij onder die naam in de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat en dat ook over hem wordt gesproken als ‘negertje’.
Bijnaam [medeverdachte 10] : ‘Doc’/’Docter’, [medeverdachte 10]
In een proces-verbaal van bevindingen legt de politie uit dat de persoon die als ‘ [medeverdachte 10] ’ in de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat, [medeverdachte 10] is voor wie ook de bijnaam ‘docter’, ‘doc’ en ‘dr’ wordt gebruikt. Daarbij is onder meer van belang dat het emailadres van [medeverdachte 10] in de BlackBerry van [medeverdachte 1] het enige mailadres is dat begint met 311 (
[e-mailadres 4]). In een OVC-gesprek op 22 augustus 2013 vraagt een onbekend persoon aan [medeverdachte 1] het nummer van de nieuwe telefoon van doc / de docter. Te horen is dat [medeverdachte 1] ‘311’ noemt en ‘first quality’. [44] Verder staat in de notities in de BlackBerry van [medeverdachte 1] op de datum 30 augustus 2013 een afspraak met iemand met de naam ‘Audi’ om 15.00 uur en met ‘ [medeverdachte 10] ’ om 15.30 uur. Uit videobeelden van de voordeur van [medeverdachte 1] blijkt dat om 15.34 uur eerst een onbekende persoon naar binnen gaat en dat om 15.50 uur [medeverdachte 10] de woning van [medeverdachte 1] betreedt. [45] Dit brengt het hof tot de conclusie dat [medeverdachte 10] als [medeverdachte 10] in de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat en ook de bijnaam ‘dr/docter’ heeft.
Redengevende feiten en omstandigheden
[medeverdachte 12] is een medeverdachte in het onderzoek Wolf Beretta. Hij is op 4 december 2013 door de politie gehoord. De politie vraagt: “We tonen jou de foto van een man ( [verdachte] ) ken je die?” [medeverdachte 12] antwoordt dat hij de man herkent als de kennis van [medeverdachte 3] . De man werd door [medeverdachte 3] ‘ [verdachte] ’ genoemd. Op de vraag of [medeverdachte 12] wel eens samen met [verdachte] ergens naar toe is geweest antwoordt hij: “Ik ken hem van Minos Pallas (het hof begrijpt uit het dossier dat dit een restaurant in Eindhoven is) en van Tomorrowland”.
Over [medeverdachte 3] verklaart [medeverdachte 12] : “ [medeverdachte 3] heeft mij ook wel eens pillen gegeven. Het ging om zo’n 1.000 xtc pillen die ik gekregen heb. Ik kreeg ze op de pof en aan de hand van wat ik verdiend had mocht ik een gedeelte van de opbrengst houden. Ik denk dat ik vanaf 2011 pillen verkoop voor [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft mij ook speed aangeboden in pastavorm en ook MDMA. [medeverdachte 3] kon alle soorten verdovende middelen leveren. Ik heb ook wel eens cocaïne van hem gehad voor eigen gebruik. Ik heb alleen xtc pillen verkocht. Die pillen hadden een kleurtje en waren voorzien van verschillende logo’s. Sommige pillen waren rond en sommige waren ruitvormig. De inhoud van de pillen was volgens mij 140 mg. [46] Op 9 december 2013 verklaart [medeverdachte 12] nog het volgende: “Ik ken [verdachte] ongeveer een jaar. Ik heb hem de eerste keer gezien bij Minos Pallas in Eindhoven. Hij was bij [medeverdachte 3] . Ik zag hem als de rechterhand of het knechtje van [medeverdachte 3] . Als [medeverdachte 3] erbij was dan voerde [medeverdachte 3] altijd het woord en hield [verdachte] zich afzijdig.” [47]
Op 12 februari 2013 vindt er een OVC-gesprek plaats in de BMW van [medeverdachte 1] tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 13] . [48]
[medeverdachte 1] : “Maar ik ben wel heel blij met dingetje hoor, met die jongen van mij.”
[medeverdachte 13] : “ [medeverdachte 3] .”
[medeverdachte 1] : “Ja.” (…) “Daar ben ik wel heel blij mee. Hij doet toch allerlei kutdingetjes. Die doet hij.”
[medeverdachte 13] : “En niet hebberig. Dat is ook heel belangrijk hè. Ik heb in Amsterdam alleen maar hebbers om me heen.”
Op 20 juni 2013 zit [medeverdachte 1] alleen in zijn auto. Hij praat in zichzelf, waarbij de volgende passages zijn opgenomen:
“…als je dan bezig bent, dan bel je misschien wel even terug, ik geloof het niet… met echte mensen te praten…pure eerlijkheid… [medeverdachte 3] , echte mensen willen eerlijkheid…weet je wat het is, jij vertelt niks tegen mij, ook niet als het om jou gaat, had jij gewoon tegen mij moeten vertellen, direct, je kan die handel niet betalen en exporteren jongen…ik weet niet wat jij aan het doen bent…
(…)
Gewoon eventjes met meer dan 20 blokken over straat rijden zonder mijn weten, om ff te moeten laten zien…
(…)
Dus die vrijheid krijg jij niet (…) en dan ga je ook weer weg…en weet je wat het is [medeverdachte 3] , waarom heb jij mij niet verteld dat [verdachte] erbij is? waarom heb je dat niet verteld, waarom heb je dat niet verteld?
(…)
[verdachte] komt gewoon helemaal niet opdagen…volgt gewoon helemaal niet op, dat is niet goed…” [49]
Het hof, met de rechtbank, merkt op dat bovenstaande OVC-opnamen en de verklaringen van [medeverdachte 12] in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen steun bieden voor de stelling dat [verdachte] en [medeverdachte 3] in dienst stonden van [medeverdachte 1] en dat [verdachte] als rechterhand van [medeverdachte 3] kan worden gezien. Aan [medeverdachte 13] laat [medeverdachte 1] namelijk weten dat hij blij is dat [medeverdachte 3] allerlei ‘kutdingetjes’ voor hem doet en [medeverdachte 1] uit zijn ongenoegen als [medeverdachte 3] en [verdachte] naar zijn mening te weinig verantwoordelijkheid aan hem afleggen.
Op 14 maart 2013 vindt het volgende OVC-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 14] .
[medeverdachte 1] : “Kom na 7 uur, dan ligt de kleine in bed.”
[medeverdachte 14] : “Ben je altijd thuis meestal…”
[medeverdachte 1] : “Altijd”
[medeverdachte 14] : “Kan ik gewoon naar je toekomen he?”
[medeverdachte 1] : “Ja, je kunt blindgaan, als je voor een gesloten deur staat, dat we de bel niet horen, pgptje (fonetisch) ik ben over 5 minuten bij jou.”
[medeverdachte 14] : ‘Dan kom ik van de week effe praten met jou ja.
[medeverdachte 1] : “En die A, dat is, daar kan ik alleen nog wel mee vooruit, kunnen we kijken hoe dat moet.”
[medeverdachte 14] : “Zal ik je wat zeggen, die heb ik vanuit B gemaakt.” [50]
Op 11 mei 2013 is er een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] :
[medeverdachte 1] : “Uhh die B… ja is wel oké.. ja, door dat hij nog van alles en nog wat gedaan heeft… ze zitten allemaal met die B te klooien.”
Later in het gesprek is te horen dat [medeverdachte 1] zegt: “Dan is het net als met [betrokkene 1] (fonetisch) die ook zegt, ja een goeie, dan moet je al, en van… eerst kijken, eerst kijken, want normaal komt er een/tweeënveertig uit, door ons.
[medeverdachte 3] : “Nee maar hij zei ook, eh het moet gewoon daar zijn en het is niks anders, ik zeg het is ook een beetje dit, daar komen we op terug, we hebben in ieder geval wel iets.”
[medeverdachte 1] : “Ja ik ben benieuwd wat er uit komt, en mocht het inderdaad minder zijn, dan wordt het voor hun ook minder, snap je?” [51]
Op 30 mei 2013 zijn er OVC-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] vraagt hoe het met ‘ [betrokkene 1] ’ is. [medeverdachte 3] zegt dat hij niets meer van hem heeft gehoord en [medeverdachte 1] vraagt of hij dat sampletje niet meer heeft gehad. [medeverdachte 3] zegt van wel. [medeverdachte 1] heeft [betrokkene 1] gisteren gezegd dat hij spullen mee moest nemen, hij zei toen ja, maar ik moet alleen maar een sampletje hebben nu. [medeverdachte 1] heeft hem verteld: “Oké dan ga maar ff laten zien, maar die spullen moet je wel aanpakken hoor.”
[medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 3] : “Eeeh gewoon dumpen daar hoor, gewoon zeggen eh we komen er om 12 uur bij jou op de zaak en dan huppa…en dan denk ik dat we het een eind gehad hebben met die ‘waltie’… ik geef hem 100 A terug en ik pas een beetje aan… en klaar zijn we ermee. Dat is wel dikke winst hè, 90?”
[medeverdachte 3] : “Ja maar hij moet die dingen hè. Hoe moet dat?” (…) “Die dingen was toch niet goed van hem?”
[medeverdachte 1] : “Ja, daarom geef ik hem ook maar zo weinig terug.” (…)
Later in het gesprek vraagt [medeverdachte 3] : “Kan ook iets met drie en een half?”
[medeverdachte 1] : “Nee moet met 5. Hij vraagt 5, ga ik toch niet zeggen 3 en een half. Dat is echt kruimelwerk man.”
(…)
[medeverdachte 1] : “Vind ik trouwens een goeie vent…echt waar en nou ook weer hè…1000 poeier… zijn er 300 400 van kut, gewoon kut.. al vochtig geworden en zowiezo, maar toen ze uiteindelijk naar het resultaat keken, kwam er 50, 60% uit van wat normaal eruit moet halen, dat scheelt dus 200 300 stuks, ja, voor hun…”
[medeverdachte 3] : “De helft”.
[medeverdachte 1] : “Ik krijg gewoon 200 die hadden ze al gegeven, meteen al diezelfde dag…”
[medeverdachte 3] : “Ja maar bij ons gaat dat altijd netjes hè..”
[medeverdachte 1] : “Ja, maar daar gaan ze er uiteraard vanuit omdat ik er mee kom… sta ik weer voor schut hè…weet je nou het lullige daarvan is, als ik nou volgende keer weer met iets kom, dan gaan ze eerst kijken, ja waar heeft ie dat nou weer vandaan, wat voor idioten, dat dat weer verkeerd is, dan doen ze het niet meer snap je? Dat verprutst zo’n kut [betrokkene 1] (fon) daar nou mee, omdat ie niet zelf checkt, niet zelf controleert, er geen ballen verstand van heeft.”
[medeverdachte 3] : “Hij is bij iedereen aan het shoppen” [52]
De politie vermeldt dat [medeverdachte 14] op 11 juli 2013 werd aangehouden in verband met de levering van 60 kilo amfetamine en ongeveer 21 kilo marihuana. [53] Op 10 augustus 2013 vindt er een OVC-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en zijn echtgenote [medeverdachte 15] . [medeverdachte 1] zegt dat het er niet goed uitziet voor [betrokkene 1] . [medeverdachte 15] vraagt of [medeverdachte 1] denkt aan ‘langer dan drie’. [medeverdachte 1] zegt: “Hadden aan een Duitser verkocht, langer dan drie ja.” Hij zegt dat als je verkoopt aan iemand die ermee naar het buitenland gaat, je strafbaar bent voor twaalf jaar. [medeverdachte 15] vraagt: “Dus hij was voor amfetamine en voor hash.” “Ja wiet”, zegt [medeverdachte 1] , “komt er voorlopig niet uit.” [54]
Het hof, met de rechtbank, concludeert op basis van het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 15] dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de naam ‘ [betrokkene 1] ’ of ‘ [betrokkene 1] ’ gebruiken voor [medeverdachte 14] . Verder is uit de gesprekken op 14 maart 2013 en 11 en 15 mei 2013 op te maken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in contact staan met deze [medeverdachte 14] . [medeverdachte 14] is een afnemer (zo blijkt uit het gesprek op 30 mei 2013). Hij krijgt samples via [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] vindt dat hij een hele partij moet afnemen. Kennelijk houdt hij zich ook bezig met productie; hij heeft A uit B gemaakt. Het hof, met de rechtbank, merkt daarbij op dat BMK een grondstof is voor amfetamine. Verder is uit de gesprekken op te maken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zich zorgen maken over hun reputatie gezien de kwaliteit van [medeverdachte 14] productie. Bij ‘ons’ gaat het altijd netjes, zegt [medeverdachte 3] in het meervoud.
E-mailverkeer BlackBerry [medeverdachte 1] en OVC-gesprekken in de periode 27 juni 2013 – 30 september 2013
Het e-mailverkeer in de BlackBerry van [medeverdachte 1] beslaat de periode van 27 juni 2013 tot en met 30 september 2013 en houdt onder meer het volgende in: [55]
(Omwille van de begrijpelijkheid wordt in de weergave van de e-mails hieronder voor de afzenders en ontvangers de werkelijke naam van verdachten gebruikt. Het contact ‘ [verdachte] ’ wordt dus aangeduid met [verdachte] en het contact ‘ [medeverdachte 3] ’ met [medeverdachte 3] . De namen in de daadwerkelijke tekst van de mailberichten zijn vanzelfsprekend letterlijk overgenomen.)
Op 28 juni 2013 stuurt [medeverdachte 1] een mail naar [medeverdachte 3] : ‘Yoo man. Dringerd A verkopen…Spreek je later vandaag.’ De politie merkt daarbij ambtshalve op dat met ‘A’ vermoedelijk amfetamine of amfetamine-olie wordt bedoeld.
Dezelfde dag mailt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 1] : ‘Geen tijd vandaag sorry. Als je samples wil zeg maar’. [betrokkene 1] schrijft terug: ‘Oke krijg marok niet te pakken voor voorbeeld. Spreken we maandag wel wat af…’
[medeverdachte 1] mailt daarna aan [verdachte] : ‘Kan je [betrokkene 1] ff contacten ivm afgeven 3 samples. Laat hem er maar voor rijden.’
Het hof, met de rechtbank, leidt uit deze communicatie af dat ‘voorbeeld’ een synoniem is voor ‘sample’ en dat met ‘marok’ naar alle waarschijnlijkheid [verdachte] wordt bedoeld.
Op 29 juni 2013 ontvangt [medeverdachte 1] een mail van [medeverdachte 3] waarin weer over ‘A’ wordt gesproken. [medeverdachte 3] laat weten dat hij pas maandag van die A kan zeggen omdat de baas dan terug is. Hij schrijft aan [medeverdachte 1] dat hij maar moet uitgaan van ‘een deal op basis van 200L en 50L is 250L alvast.’
[medeverdachte 1] mailt op [geboortedag huurder] 2013 met het e-mailcontact ‘ [betrokkene 4] ’. Uit het politieonderzoek is niet bekend geworden wie dat is. De inhoud van het bericht luidt: ‘Hey man. Kan je iets met die for voor 17e.’ De politie vermeldt dat met ‘for’ vermoedelijk formamide wordt bedoeld, een grondstof die wordt gebruikt bij de vervaardiging van synthetische drugs.
[medeverdachte 1] ontvangt een mail van [medeverdachte 3] met de tekst: ‘Ik krijg dan 1200 … Als ik wil.’
Op 4 juli 2013 stuurt [medeverdachte 1] een mail naar [betrokkene 4] : ‘Yee heb voorbeeld nodig van jouw rondjes 140 mgr.’
In zaaksdossier 1F legt de politie uit dat dat ‘140’ staat voor 140 milligram werkzame stof per tablet. [56] Het hof, met de rechtbank, overweegt dat dit ook in lijn is met de verklaring van [medeverdachte 12] over xtc-pillen van 140 mg. [57]
Op 5 juli 2013 stuurt [betrokkene 4] als antwoord aan [medeverdachte 1] [58] : ‘Krijg je morgen vraag henkie aub laat doct henkie vragen geef je zaterdag cas bromesafrole.’ Hij mailt verder: ‘Oke 200 staat klaar maar was probleem doc geloof ik hoor het wel morgen.’
[medeverdachte 1] mailt naar [medeverdachte 10] – die in de vorige mail met doct en doc werd aangeduid – of hij morgen vroeg contact opneemt met valk in verband met levering morgen van ‘zelfde’. [medeverdachte 10] reageert: ‘We hebben al date om 9 uur.’
In het proces-verbaal licht de politie toe dat een cas-nummer een unieke numerieke identifier is voor chemische elementen, componenten, polymeren en legeringen. De afkorting staat voor Chemical Abstracts Service, een divisie van de American Chemical Society.
Ook op 5 juli 2013 vindt de volgende mailwisseling plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] :
[medeverdachte 1] : ‘Yoo man belangerijk’
[medeverdachte 3] :’Yo net wakker. 5u thuis…’ ‘Kun je voor mij nu een litertje als sample eruit halen. Ik kan als ik wil nog meer verkopen aan dezelfde mensen. Zeg maar hoe je het wilt…’. ‘Kan vandaag 200A leveren als je wilt. Zeg maar.’
[medeverdachte 1] : ‘200 mag je leveren, maar is morgen pap. Kijk maar. Maar regel ff 10 dat bij mijn maat komt.’
[medeverdachte 3] : ‘Is vertrouwd. Zie onderstaande…. Betalen 100 procent… Dan heb je morgen je geld.’
Dezelfde dag mailt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 10] : ‘Goeiemorgen. Kan je straks 1 sample maken (1 fl grolsch). Zeg maar hoe laat [medeverdachte 3] kan aanpakken.’ [medeverdachte 10] mailt terug: ‘Ok 13.00 mijn parking.’
[medeverdachte 1] ontvangt een mail van [medeverdachte 3] met de volgende inhoud: ‘Als tita toch niks te doen heeft en ap kost hem 40k voor 1000. Ik kan veel A kwijt aan die gasten. Waarom kopen ze geen Ap in en laten mij verkopen. Is toch winst of ben ik zo gek. Ik ben er binnen een uurtje. Regel jij [medeverdachte 16] en doc… Dan wordt er tenminste gewerkt en verdiend. Of snap ik het allemaal niet.’
Het hof concludeert uit de context van deze correspondentie en uit al het overige bewijsmateriaal in onderling verband en samenhang bezien dat met ‘Ap’ gedoeld wordt op apaan, een chemische stof waarmee BMK wordt gemaakt, de belangrijkste grondstof voor amfetamine.
OVC-gesprek 5 juli 2013
Op 5 juli 2013 om 14.48 uur vindt het volgende OVC-gesprek plaats in de auto van [medeverdachte 1] waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] deelnemen [59] :
[medeverdachte 3] : “Zal ik hem even opzetten, kom ik er zo aan.”
[medeverdachte 1] : “Ja, dat is goed, ja doe maar. Is goed.”
[medeverdachte 10] : “Ik ga naar René.”
[medeverdachte 1] : “Ja, is top.”
[medeverdachte 10] : “Ik geef dat ding gewoon aan hem. Het zijn er dus gewoon dezelfde hoeveelheid als de vorige keer.”
[medeverdachte 1] : “Ja ja ja gewoon, hij weet dat?”
[medeverdachte 10] : “Ja.”
[medeverdachte 1] : “Ja.”
[medeverdachte 10] : “Het staat allemaal netjes in …” (onverstaanbaar)
[medeverdachte 1] : “Ja gewoon die hele, alle twee.”
[medeverdachte 10] : “Ja ik heb eentje, ik heb er nog tien thuis.”
[medeverdachte 1] : “Ja, waar waar waar…”
[medeverdachte 10] : “Vanwege dat eh.”
[medeverdachte 1] : “Waar je ze ook hebt, tweehonderd erbij.”
[medeverdachte 10] : “Ja.”
[medeverdachte 1] : “Naar dingetje, die daar wacht al. [verdachte] wacht al.”
[medeverdachte 10] : “Wanneer moet dat naar toe?”
[medeverdachte 1] : “Vraag het even aan hem. Ik moet, ja we moeten snel hebben.”
[medeverdachte 10] : “Ok.”
[medeverdachte 1] : “Ja.”
[medeverdachte 10] : “Ok.”
[medeverdachte 1] : “Weg is weg.”
[medeverdachte 10] : “Ja.”
Uit de gang van zaken op 5 juli 2013 leidt het hof, met de rechtbank, af dat [medeverdachte 3] bij [medeverdachte 1] aangeeft dat er afnemers zijn voor een levering van 200 A. Er is een sample nodig van een liter. [medeverdachte 1] gaat ermee akkoord en schakelt [medeverdachte 10] in om voor [medeverdachte 3] het sample te regelen. Ook [verdachte] moet in actie komen.
Op 13 juli 2013 mailt [medeverdachte 1] naar [verdachte] [60] : ‘Goeiemorgen. We hebben 100.000st 140 ml tickets voorraad. 70 cent kan je er iets mee’. ‘Is dat werkzaam of geslagen’, mailt [verdachte] terug. ‘140 brutto’, aldus [medeverdachte 1] . [verdachte] schrijft dat hij gaat informeren en vraagt nog naar de kleur en het logo.
In een emailwisseling tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 4] op 16 juli 2013 komen de volgende berichten voor:
[medeverdachte 1] : ‘oké 100 a en 130000 rondjes vandaag oke’.
[betrokkene 4] : ‘Hoeveel dozen zijn die tickers.’
[medeverdachte 1] : ‘6 kleintjes van 25x30x30.’
Iets later op dezelfde dag:
[medeverdachte 1] : ‘Dr pakt die 130000 ticktets aan 12.15.’
[medeverdachte 3] : ‘Is goed… Pak ik dan ook die a aan of niet?’
[medeverdachte 1] : ‘Ik wacht nog op 100 A. Als die er zijn neemt [medeverdachte 16] de 200 A totaal mee. En jij verkopen.’
[medeverdachte 3] : ‘Ben er al mee bezig. Ik kom wel met busje want die ander is weg met de auto…’
Op 19 juli 2013 meldt [medeverdachte 10] per mail aan [medeverdachte 1] dat ‘Tita’ 2000 rose tickets terug wil en vraagt of hij die kan vragen bij [verdachte] . De politie interpreteert tickets als pillen.
Dezelfde dag laat [betrokkene 4] aan [medeverdachte 1] weten dat hij hier en daar wat rondjes voor hem kwijt kan en hij moet er 2.000 in Roermond hebben. [medeverdachte 1] antwoordt dat dat gaat en dat hij het maar moet regelen met Henky en dr. [betrokkene 4] stuurt het volgende bericht terug: ‘Kijk uit je telefoon staat niet goed kan neger niet regelen met jongen heeft er morgen 10000 nodig geef zijn mail maar dan kan het recht streeks henkie gaat ook weg maandag vakantie.’ [medeverdachte 1] zal het regelen.
De volgende dag mailt [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 1] : ‘Hey man, vraag eens aan Tita wie Rooi is, die moet ik morgen die 10.000 tickets geven, zegt Valk.’ [medeverdachte 1] bericht terug dat hij het wel regelt. Het moet voor 10 uur of na 12.00 uur en hij neemt met beiden contact op. Het liep overigens al in verband met 2000.
Op 21 juli 2013 mailt [medeverdachte 1] aan [verdachte] : ‘Graag even dit adres noteren. Hij heeft die 20.000 140ers nodig en moet jou 10.000 stuks betalen.
520vyk@firstqualitymail.com.
De politie vermeldt daarbij dat dit mailadres behoort bij iemand met de bijnaam Rooie.
Op 25 juli 2013 mailt [medeverdachte 1] met het onbekende contact [betrokkene 3] . [medeverdachte 1] is dan met vakantie op Kos. [medeverdachte 3] is ook mee. [betrokkene 3] schrijft dat hij maandag misschien 25 van die tickets nodig had. Welke kleur en stempel?
[medeverdachte 1] mailt een lijstje:
Blauw stempel DNA
Rose stempel DNA
Groen stempel DNA
Rose stempel DNA facebookduimpje
[betrokkene 3] vraagt: ‘ok dus verschillende stempels’. ‘Nee’, mailt [medeverdachte 1] ‘alleen DNA erop bij alle kleuren. Dus stempel hetzelfde maar kleur is anders. Allemaal 140 mgr.’
[betrokkene 3] : ‘Ok maar je hebt geen 25 van dezelfde kleur?’
[medeverdachte 1] : ‘Jawel rose 25000. Blauw alleen 5000.’
Op 26 juli 2013 mailt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of hij 5000 blauwe en 20.000 rose wil bewaren. Hij moet die maandag uitleveren. [verdachte] antwoordt dat het goed is, hij is er morgen en zondag even tussenuit, maar hij heeft wel zijn pg bij zich voor het geval dat. [medeverdachte 1] vraagt: ‘Kan je maandag die 25000st aan [betrokkene 3] leveren?’ [verdachte] schrijft dat het goed is en dat ze zondag nog wel mailen voor een tijd en vraagt of ze naar Eindhoven of Amsterdam moeten. [medeverdachte 1] zal het checken en wenst [verdachte] veel plezier op ‘Tomland’.
[medeverdachte 1] vraagt [betrokkene 3] dezelfde dag: ‘Kan je die morgen al aanpakken? Maandag is chauf bezet.’ [betrokkene 3] laat weten dat hij zelf een beetje uit de buurt is. Maandag of zondagavond. [medeverdachte 1] schrijft dat de oude chauffeur op vakantie is en chauffeur 2 zit op Tomorrowland. Hij laat weten of maandag gaat.
Op 28 juli 2013 is [medeverdachte 1] teruggekeerd van Kos en op 29 juli 2013 heeft hij mailcontact met [verdachte] . [verdachte] schrijft: ‘Hooi goede middag heb pap liggen alleen kann daar nu niet bij. Heb nu die 25tikkels bij me, kan later vandaag beter morgen. Moet daarvoor terug naar Nijmegen.’
[medeverdachte 1] antwoordt: ‘ben om 1445 bij mij ong?’
[verdachte] : ‘Yes! Daar achter op die grote parkeerplaats toch?’
Om 14.40 mailt hij: ‘5min ben daar.’
[verdachte] : ‘Ok kom toch even bij jou binne?’
[medeverdachte 1] antwoordt om 14.41 uur: ‘Zet je auto weg en kom ff.’ ‘ [betrokkene 3] is daar exact 15u. Ok.’
Om 15.03 uur mailt [verdachte] aan [medeverdachte 1] : ‘Ping crip dat even rondje moet lopen toevallig kwam politie voorbij’.
Om 15.06 uur mailt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 3] : ‘ [verdachte] is ff rondje lopen omdat er wouten voorbij kwamen’.
[betrokkene 3] vraagt of [medeverdachte 1] al terug is. ‘Ja’, schrijft [medeverdachte 1] , ‘sinds gisteren avond. Meteen mega stress weer Pffff.’
Uit de berichten tussen 25 juli en 29 juli 2013 leidt het hof, met de rechtbank, de volgende gang van zaken af: [betrokkene 3] bestelt 25.000 pillen bij [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zet de bestelling vervolgens uit bij [verdachte] ; hij moet 5.000 blauwe en 20.000 rose bewaren en uitleveren. Afgesproken wordt dat [verdachte] ze levert op 28 juli om 15.00 uur dichtbij de woning van [medeverdachte 1] . Dat levert dan nog wat vertraging op omdat er kennelijk politie in de omgeving is. Verder leidt het hof uit de communicatie af dat [verdachte] wordt aangeduid als ‘ [verdachte] ’.
De volgende dag mailt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] dat hij donderdag 50A heeft verkocht. De geldschieter is pas woensdagavond terug van vakantie maar hij kijkt of hij dan pap kan ophalen. Hij is bezig met de laatste 50 maar dat gaat wel lukken. [medeverdachte 1] reageert dat dat mooi is en vraagt of het lukt dat hij de pap morgen voor 12 uur heeft. Volgens [medeverdachte 3] moet dat lukken. [verdachte] is op de hoogte. Wellicht eerder pap voor A maar dat weet hij voor donderdag zeker.
Op 30 juli 2013 mailt het onbekend gebleven contact ‘ [betrokkene 5] ’ aan [medeverdachte 1] of hij a olie wil verkopen en als hij 200 goede pillen heeft wil hij er twee miljoen. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij 200A heeft maar pas op 17 augustus. Hij vraagt welke pillen [betrokkene 5] moet hebben. [betrokkene 5] schrijft: ‘A olie kan geef aan mi.’ [medeverdachte 1] mailt dat [betrokkene 5] maar moet zeggen waar en wanneer. [betrokkene 5] antwoordt dat het de volgende dag om 14.00 uur kan voor de deur van het casino in Utrecht. Het kan aan zijn “doctor” worden gegeven die een witte [automerk 5] rijdt.’
Dezelfde dag schakelt [medeverdachte 1] [betrokkene 4] in: ‘Ok krijg net een aanvraag binnen voor 2milj st. 200mgrs. Kan jij iets? [betrokkene 4] vraagt of ze in één keer geleverd moeten worden. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij alle info op een rij gaat zetten en dat het voor zijn Chinese leverancier is.
Enige uren later mailt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of hij of anders [medeverdachte 3] morgen toch die twee liter A om 14.00 uur kan afgeven in Utrecht. [medeverdachte 1] kan zelf niet. [verdachte] mailt terug dat hij het met [medeverdachte 3] zal bespreken. [medeverdachte 1] zal ook kijken of ‘dr.’ kan. ’s Avonds mailt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] : ‘70A a 35k verkocht waarschijnlijk morgen pap. Maar reken maar op donderdag pap. Zijn aan het kijken of ze meer geld kunnen verzamelen voor het restant.’
Het hof, met de rechtbank, stelt op grond van de bewoordingen vast dat in bovenstaande mail weinig verhullende taal wordt gebruikt. Er staat letterlijk ‘pillen’ en duidelijk wordt dat A hier hetzelfde is als A-olie, oftewel amfetamine olie. Het hof vindt daarnaast bevestiging voor de interpretatie van het woord ‘pap’ als geld.
Wederom is de gang van zaken dat bij [medeverdachte 1] wordt besteld – in dit geval amfetamineolie en pillen - en dat [medeverdachte 1] vervolgens contact opneemt met [verdachte] en [medeverdachte 3] voor de uitvoering. [medeverdachte 10] wordt ook als alternatief gezien. [medeverdachte 3] houdt [medeverdachte 1] op de hoogte van de verkoopresultaten.
Op 31 juli 2017 om 1.00 ’s nachts mailt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] : ‘Ik moet morgenmiddag ff weg ivm a verkoop. Kan doc rijden wanneer ik met hem afspreek. Kan eventueel auto lenen?’ [medeverdachte 1] laat weten: ‘Je kan auto lenen. Geen probleem. Zullen we afspreken 11u.’ ‘Ok bij jou’, mailt [medeverdachte 3] terug. [medeverdachte 1] : ‘Haal je dorint 10.30? Neem 2 ltr A mee.’ ‘Ja is cool…’, laat [medeverdachte 3] weten.
Dezelfde dag mailt [verdachte] ’s morgens aan [medeverdachte 1] dat hij ’s middags een afspraak heeft met iemand die als het goed is veel tikkels wil. Hij vraagt informatie over hoeveel pillen er nog liggen van welke kleur en logo.’
[medeverdachte 1] mailt aan [verdachte] : ‘Ik moet morgen 110 stuks [betrokkene 1] hebben. Ze moeten uiterlijk half elf geleverd worden in Zaltbommel.’
[medeverdachte 3] mailt aan [medeverdachte 1] : ‘ben je verjaardag. Ik heb ff tijd kan pas tegen 17u pap ophalen...’ [medeverdachte 1] antwoordt: ‘Op verjaardag. Kan geen pap gebruiken nu. Morgen.’
[medeverdachte 3] : ‘Het zit zo. Heb dadelijk 35k en moet nog 5k krijgen. Dan is 80 Liter verkocht. Restant willen ze denk ik ook wel, maar moesten daar pap voor verzamelen…’ ‘Heb 35k in de zak… En als goed is dadelijk meer. Ik ga even verder met de verkoop.’
Er is die dag ook mailverkeer tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die volgens het dossier Wolf Beretta de bijnaam ‘ [medeverdachte 2] ’ heeft. [medeverdachte 1] schrijft in een mailbericht: ‘We zijn er morgen. Het wordt alleen andere levering om je niet voor blok te zetten. Maar resultaat is ong zelfde. De voorraad strekt niet. 13 plaat + 100 snelle. (Mijn voorraad klopt overigens we’ll). Wilde ik je ff doorgeven.
[medeverdachte 2] : ‘100 is goed. Ik moet sikkie nog 9 geven!!!???? (…)
[medeverdachte 1] : ‘Hoeveel krijgt hij er nu’
[medeverdachte 2] : ’13 dikke goeie. + 100 snelle.’
[medeverdachte 1] : ‘100 dubbele bedoel je toch?’
[medeverdachte 2] : ‘Ok gooi die 13 er ook bij! Bedankt. Maar vraag eerst of hij er mee geholpen anders neem het boeltje maar weer mee terug.’
[medeverdachte 1] : ‘Als jij wil dat ik thuis blijf ook ok. Dan gaat maroc alleen. Maar ik kan beter uitleggen denk ik. 13st gaan erbij.’
[medeverdachte 2] : ‘Nee ga aub je weet nooit waar de volgende sleutel ligt in je leven. Indiana jones komt ook overal uit!!!!’
De politie interpreteert de terminologie zo dat met ‘snelle’ amfetamine wordt bedoeld en dat ‘plaat’ staat voor een plak hash.
Op 31 juli ontvangt [medeverdachte 1] ook mail van [medeverdachte 3] : ‘Ik heb hier 39k voor je. Dat trekt het dan gelijk qua A minus die 2 die je net gehad hebt. Dan zijn er 80A weg… Blijven er 20A over maar zijn deze week ook verkocht. Verder werd me weer door die gasten gevraagd hoeveel A je nog wilde verkopen… Daar kunnen ze dan nog rekening mee houden…’
[medeverdachte 1] antwoordt: ‘Voor morgen moet je er 13 afgeven opv 14 dikke platen. 1 plaat moet ik.’
De volgende morgen op 1 augustus 2013 om 9.28 uur mailt [medeverdachte 1] dat hij ook komt en dat [verdachte] op hem moet wachten. Hij vertrekt nu.’ Ze spreken af bij afslag Apollo hotel langs de snelweg. Om 10.40 uur ontvangt [medeverdachte 1] een mail van [medeverdachte 3] die hem vraagt wanneer hij [medeverdachte 1] zien om samen pap te controleren. [medeverdachte 1] laat weten dat [medeverdachte 16] ok is. Ze hebben net samen koffie gedronken. [medeverdachte 1] is om 12.00 uur thuis. [medeverdachte 3] mailt: ‘ok, tot dan.’ [61]
Op 2 augustus 2013 [62] om 16.49 uur vraagt [medeverdachte 1] per mail aan [medeverdachte 3] of hij nog 20 kg M heeft en wat de prijs en levertijd is. [medeverdachte 3] antwoordt dat hij dat even aan [medeverdachte 16] moet vragen.
[medeverdachte 1] mailt ook aan [verdachte] de vraag of hij snel 20 kilo M kan leveren.
Uit bovenstaande mail in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen leidt het hof, met de rechtbank, af dat [verdachte] kennis heeft over en toegang heeft tot voorraden. Bij hem moet immers worden nagevraagd of er nog 20 kilo M is. Ondersteuning voor die conclusie vindt het hof ook in de vraag van [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 1] op 19 juli 2013 of hij aan [verdachte] 2.000 rose tickets kan vragen.
Op 3 augustus 2013 stuurt [medeverdachte 3] twee mails aan [medeverdachte 1] :
‘Wil je tita eens vragen of hij 1100+ for wilt ruilen tegen 25A ofzo.’ En:
‘ [verdachte] is even tickets weg leggen en dan zo bij jou…’
De politie vermeldt in het proces-verbaal dat het gaat om formamide (‘for’) en amfetamine (‘A’).
Op 12 augustus 2013 vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] per mail of hij tickets heeft. [medeverdachte 1] laat weten dat hij eind van de week 140’ers heeft en A.
[medeverdachte 3] vraagt naar hoeveelheden.
Op 15 augustus 2013 mailt [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat hij dat weekend ongeveer 100.000 140’ers krijgt die er uit moeten en of hij kan helpen met de verkoop. [verdachte] kan en vraagt nog naar welke kleur en stempel.
Op 17 augustus 2013 stuurt [betrokkene 4] de volgende mail naar [medeverdachte 1] : ‘Hij hoopt vandaag teslaan stempels zijn ze aan het maken en hij zegt vandaag 90% klaar maar kan ook goed weer maandag worden pfff en moet 100 gr m hebben voor die 200 en 240 monsters omdat hij alles gemengt heeft voor 140.’
Op 23 augustus 2013 mailt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] : ‘ [medeverdachte 2] wilt me morgenvroeg even zien. Volgens mij wat vragen over pgp en klokken. Het is dat jij het weet.’ [63]
Op 23 augustus 2013 is er een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] [64] :
[medeverdachte 3] : “Oh.. Ik heb jou gister vier en een half gegeven… vier.”
[medeverdachte 1] : “Ja.”
[medeverdachte 3] : “Nou is het een rond getal. Nou klopt het.”
[medeverdachte 1] : “Wacht effe”
[medeverdachte 3] : “Nou is het drie vijf.”
[medeverdachte 1] : “Ja eh… wacht effe… even kijken [medeverdachte 3] … maar heb jij mij in totaal vijf en zes…”
[medeverdachte 3] : “Drie vijf.”
[medeverdachte 1] : “Wat? Drieduizendvijfhonderd?”
[medeverdachte 3] : Nee vijfendertig. In totaal vijfendertig.”
[medeverdachte 1] : “Ah zo even kijken, jij hebt vijf en negen is veertien… hoe bedoel je?”
[medeverdachte 3] : “Of niet…”
[medeverdachte 1] : “Nee man. Veertien en zes…”
[medeverdachte 3] : “Oh nee ja veertig bedoel ik veertig sorry.”
[medeverdachte 1] : “Nee veertien en zes, plus twintig… maar die twintig daar heb je al A voor, daar gaat het nu om.”
[medeverdachte 3] : “Nee, daarom nee maar dat moet je allemaal voor die A rekenen.”
[medeverdachte 1] : “Ja nee, dat is na hier.”
[medeverdachte 3] : “Ja daar allemaal is voor die eh… dus dan krijg je…”
[medeverdachte 1] : “Zes, dus ik schrijf nu zes op… en dan gaat…”
[medeverdachte 3] : “Dus je krijgt nog tien van hem… Dan heb je die eerste plans (fon.) al gedaan. Snap je? Probeer ik vandaag op te halen…”
[medeverdachte 1] : “Ja ik heb het zelf opgeschreve…”
[medeverdachte 3] : “Die probeer ik vandaag nog op te halen.”
[medeverdachte 1] : “Moeten A bij hebben.”
Uit bovenstaand OVC-gesprek in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen waaronder het emailverkeer leidt het hof, met de rechtbank, af dat [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] voortdurend op de hoogte houdt van de financiële resultaten.
Op 28 augustus 2013 vraagt [medeverdachte 1] per mail aan [medeverdachte 10] of hij 100 stuks kan meegeven aan [medeverdachte 3] . Die zal over 5 minuten bij [medeverdachte 10] zijn. [medeverdachte 10] mailt terug dat hij ( [medeverdachte 3] ) dan moet wachten want hij is er nu mee bezig.’ [65]
De volgende dag informeert [medeverdachte 1] per mail bij [medeverdachte 3] hoe de verkoop is verlopen. [medeverdachte 3] laat weten dat hij er druk mee bezig is. De eerste 100 komen goed en met de volgende 100 is hij ook bezig. [medeverdachte 1] vraagt hoe zijn schema is met verkoop vandaag en morgen. [medeverdachte 3] antwoordt dat 20 is uitgeleverd en dat dadelijk 30 wordt uitgeleverd en in de loop van de dag als het meezit nog 50. Nu is hij nog met de resterende 100 bezig. ‘Maar nu moet eerst de A eruit. Met die laatste 100 heb ik wel moeite om die meteen voor zaterdag weg te werken. En daar moet ik even voor A aan de slag.’ [medeverdachte 1] bericht dat die A nu het belangrijkst is.’
Bovenstaande mail in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen ziet het hof, met de rechtbank, ook als een voorbeeld van [medeverdachte 1] leidinggevende rol in relatie tot [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] stelt de prioriteiten en aan hem wordt gerapporteerd.
Op 22 september 2013 mailt [verdachte] [medeverdachte 1] met de vraag hoe het zit met de M. ‘Als ze allemaal goed zijn kan ik ze allemaal kwijt met pap als de prijs goed is.’ De politie interpreteert dit als contant afrekenen.
Dezelfde dag is er ook een mailwisseling tussen [medeverdachte 1] en het onbekende contact ‘Tita’. [medeverdachte 1] wil Tita spreken in verband met weer een nieuwe order en vraagt of er morgen nog M komt. Hij meldt ook dat hij verkoop heeft voor ’50 st direct pap.’ Tita laat weten: ‘Oke geef ik je 50 poeder.’ [medeverdachte 1] schrijft: ‘Laat Henky met doc kontact opnemen morgen. Ik zie jou om 10.30u.’ Tita laat nog weten dat het poeder is dat een beetje glinstert, het is mooi spul en zijn jongens merken met verwerken dat het top sterk is.
[medeverdachte 1] geeft dezelfde dag per mail aan [verdachte] door dat ze morgen vroeg M kunnen krijgen:
[verdachte] : Okay mooi hoeveel? Kleur brokken of poeder en voor welke prijs.’
[medeverdachte 1] : ‘Ik kan wel zeuren voor 42 inkoop.’
[verdachte] : ‘Beetje zeuren hoord erbij.’
[medeverdachte 1] : ‘Hoe wel rekening dat het top spul is zeer krachtig dus probeer toch voor 46.’ [66]
[verdachte] : ‘Ok is van originele p gemaakt?’ ‘Kan denk max 45 voor poeder krijgen.’
[medeverdachte 1] : ‘Dan is het de vraag: 50x200=10k / 3=3.33k pp. Of dat de moeite is. Misschien wordt het 50x300=15k/3=5k pp.’
[verdachte] : ‘Pap os pap op het moment dus of nu 10 of 15 is ja toch en als snel door kan drukken is goed toch.’
[medeverdachte 1] : ’43 krijg ik niet omlaag.’
[verdachte] : “Ok probeer 46.’
Een dag later mailt [medeverdachte 1] met [betrokkene 5] . [betrokkene 5] laat weten dat hij 1 miljoen tickets heeft van 200 en hij vraagt naar de prijs van 50 M. [medeverdachte 1] antwoordt dat de prijs van M 4500 is. Als de kwaliteit goed is wil [betrokkene 5] 50 hebben. [67]
Dezelfde dag stuurt [medeverdachte 1] een bericht naar [medeverdachte 10] : ‘Van als ik het vergeet: kan je de dieren inlichten dat dinsdag valk 4 vaten van 250L per vat komt brengen. ( Het is niks bijzonders) kan jij misschien busje overnemen bij praxis daar.’ [medeverdachte 10] laat weten dat dat geen probleem is. [68]
[medeverdachte 3] stuurt op 29 september 2013 de volgende mail naar [medeverdachte 1] : ‘Heeft iedereen M. Krijg net weer 50 stuks glas voor maandag aangeboden. Van nog iemand anders weer 30 stuks. Ik kan we’ll een en ander verkopen maar wacht op jouw spullen. Wat krijgen we precies. Die 5 poeders trouwens die verkopen we ook maar want anders komt het geld misschien te laat voor maandag. En dan pakken we later wel poeders.’ [medeverdachte 1] vraagt wat ze voor glas vragen. [medeverdachte 3] antwoordt dat de een 43 vraagt, dan weer 45 maar op aantallen gaat prijs naar beneden. Alles is goed want hij heeft een aanvraag voor 46,5. Winst is winst. [69]
[verdachte] stuurt op 28 september 2013 de volgende e-mail aan [medeverdachte 1] : ‘Hoi goede avond hoe gaat ie? Vraagje domi vraagt me of ik hem goeie lady kan leveren als okay kan ie 10stuk doen. Maar wil weten of dat wel mag van jou of dat ok is.’
[medeverdachte 1] : ‘Nee niet doen. [medeverdachte 17] is lid van een grote groep die bevriend is met mij en mijn partner. Als er iets fout gaat hebben we en groot groepsprobleem met anderen die van niks weten want er zijn andere belangen. Hij kan dat eigenlijk niet maken. En behalve dat: ik kan al toppers leveren voor 30,5 en ik doe het niet. Perfect dat je ff overlegt.’ ‘Je kan het hem best uitleggen als je dat je wil’. [verdachte] laat per mail weten dat hij hem ( [medeverdachte 17] ) al heeft gezegd dat hij heeft overlegd en dat ze geen zaken kunnen doen. [70]
Het hof, met de rechtbank, ziet in bovenstaande mail ook een aanwijzing voor de ondergeschikte rol van [verdachte] aan [medeverdachte 1] . [verdachte] beslist niet zelfstandig aan wie hij verkoopt, maar zoekt daarover eerst afstemming met [medeverdachte 1] .
Op 29 september 2013 ontvangt [medeverdachte 1] een mail van [betrokkene 5] die vraagt of [medeverdachte 1] hem poeder en kristal kan geven. [medeverdachte 1] antwoordt dat dat kan en [betrokkene 5] mailt: ‘Morgen sms me hoe laat 105K geven aan mij vr. Ik zie je 8 of 9 oct bij jou.’ [71]
Dezelfde dag stuurt [verdachte] de volgende mail aan [medeverdachte 1] : ‘Vraagje. Wat met die 5 m poe. Kan ik die nog laten tikken? Zijn ze dinsdag klaar. Of moet je pap hebben? Dan stellen samples van 200 wel even uit. Of moet ff kijk wat met pap kan regelen dat ze zelf kan pappe.’
[medeverdachte 1] antwoordt: ‘Ik moet morgen 105k hebben uit 25st glas en 5st poeier. Dus het kan ff wachten. Morgen ochtend krijgen we glas. Weet nog geen tijd.’
Op 30 september 2013 vindt in de ochtend de volgende e-mailwisseling plaats tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 3] : ‘Ik weet niet wat je eventueel met [verdachte] hebt gepland ivm M, maar ik weet dus niet wat wij met onze klanten moeten bespreken. Die 5 poeders verkopen we morgen en appen we sowieso morgen. Tegen welk tijdstip heb je de pap nodig. Morgen verlopen als goed is onze pgps. Morgen in de loop van de dag ontvangen we twee nieuwe pgps.
- [medeverdachte 3] :
[e-mailadres 5] [72]
- [verdachte] :
[e-mailadres 6]
[medeverdachte 3] : ‘Gaan die 25 stuks morgen door of niet.’
[medeverdachte 1] : ‘Als het goed is komen die spullen vandaag.’
[medeverdachte 3] : ‘Ja maar weet je geen tijd? Of hoeft er vandaag niet betaald te worden.’
[medeverdachte 1] : ‘Ongeveer 12u. Vandaag moet er wel betaald worden.’
[medeverdachte 3] : ‘Dan moet je ook even een klant zoeken want kan nu pas hoe of wat gaan informeren. Moment ga eens ff alles controleren.’ ‘Maar is we’ll zeker glas of niet.’ ‘Is M er al’?’
[medeverdachte 1] : ‘Dr staat meteen in verbinding met cahauf tota.’
[medeverdachte 3] : ‘Doc heeft nog niks…’
Dezelfde dag om 13.41 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] of hij om 14.45 u bij doc kan zijn voor glas. [medeverdachte 3] antwoordt; ‘Ja maar weet niet of ik alles nog voor vandaag verkocht krijg…’
Dezelfde dag om 14.05 mailt [medeverdachte 1] naar [verdachte] : ‘ [medeverdachte 3] krijgt over half uur dat glas maar zit te huilen dat ie zn spullen niet verkocht krijgt vandaag. Kan je hem ff helpen? Je moet ff 3 gram eruit halen en apart als monster afgeven aan diegene die de pap van het glas moet krijgen en dat die unit weer netjes dichtmaken.’ [verdachte] mailt terug dat hij om half vier glas kan aanpakken en: ‘Ga ff rond mailen kan er wel wat weg doen.’
[medeverdachte 10] laat [medeverdachte 1] per mail weten dat hij net 25 heeft gekregen en gegeven. Valk komt morgen niet met 4 vaten. Dat is pas woensdag en dan zijn ze er niet. Wat te doen?
‘Top’, mailt [medeverdachte 1] . [medeverdachte 10] vraagt of [medeverdachte 1] ook over morgen heeft gelezen en [medeverdachte 1] schrijft: ‘Oh. Laat valk naar dieren zelf gaan.’ ‘Ok dan geef ik adres?’, mailt [medeverdachte 10] .
[verdachte] vraagt per mail aan [medeverdachte 1] wat glas inkoop kost. [medeverdachte 1] antwoordt: 44.
[medeverdachte 3] mailt aan [medeverdachte 1] dat om 20 uur in Weert 5 poeders worden afgerekend. 13 Glas moet ’s avonds in Arnhem worden afgerekend en hij zit te wachten op iemand die nog 5 stuks wil. Daarvan moet de klant nog bevestigen en dan is er nog een klant die eigenlijk alles wil maar [medeverdachte 3] kan niet iedereen tegelijk aanbieden.
[verdachte] vraagt [medeverdachte 1] per mail of hij al iets over die ‘aa’ weet. [medeverdachte 1] zal het vragen.
[medeverdachte 1] mailt [medeverdachte 3] of hij kan doorgeven hoe het nu staat met de verkoop en stuurt een mailtje met precies diezelfde tekst een minuut later aan [verdachte] .
[medeverdachte 3] mailt [medeverdachte 1] met een nieuwe pgp [medeverdachte 3]
[e-mailadres 7]VIP.
‘Hey. Waarom heb je een 2e pgp?’, vraagt [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 3] : ‘Eerste 13 worden nu weg gebracht met pap. Dat brengen we je vanavond en die 5 poeders ook zo met pap.’
[medeverdachte 1] : ‘Hoeveel units zijn er verkocht en pap ontvangen?’
[medeverdachte 3] : We zitten zo op 13 units en 5 poeders met pap.’
[medeverdachte 1] : ‘Ok. Mooi. Vandaag de hele dag griep. Morgenochtend heb ik rechtzaak scheiding. Leo om 10u. daarna. Kan je dan?
[medeverdachte 3] : ‘Ik maak we’ll tijd. Morgen is zeker alles verkocht met pap.’
[medeverdachte 1] : ‘Ok.’
[medeverdachte 3] : ‘Je moet mijn pgp adres veranderen. Dit is mijn nieuwe. Die oude is weg. We hebben zoals je ziet nu domeinhosting uit Colombia. ‘
[medeverdachte 1] : ‘Type je nieuwe adres voor mij en stuur. Ik kan niet zien of jouw pg eindigt met .com of .co.’
Tot slot is er een mailwisseling tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] waarin [verdachte] op de vraag hoe het staat met de verkoop aangeeft dat de eerste 13 zijn verkocht.
Op 30 september 2013 in de avond mailt [verdachte] aan [medeverdachte 1] : ‘Heyy, mijn pgp is verlopen heb nu een ander kaartje erin. Eerste 13 zijn verkocht mail je zo nog.’ [73]
Notities in de BlackBerry van [medeverdachte 1] [74]
In de BlackBerry van [medeverdachte 1] staat een onderdeel ‘Notities’. Hierin heeft de politie onder meer het volgende aangetroffen:
In het blad Notities onder 8: de titel ‘Nanki Kas’:
Betaald op 200kgP:
15.000 17-8
5.000 17-8
5.000 17-8 [medeverdachte 3] lening
20.000 20-8 tita
9.000 21-8 [medeverdachte 3]
20.000 21-8 voorschot A
6.000 22-8 [medeverdachte 3]
4.000 22-8
Totaal 86K
------------------------------
Saf; 3000 wij
3000 [betrokkene 5]
4000 fabr
Betaald: 50k aanb saf (150)
2,5k 5% 14-9
In het blad Notities onder 19: de titel ‘Ontvangen’:
25000 [medeverdachte 3] 5-7 ivm lady
1plaat afg 1100 8-7 sl naar bol.
760 A tot nu toe ontv [betrokkene 4]
200 A ont [betrokkene 4] 28-8
117.500st tick ontv [betrokkene 4]
37.100 [medeverdachte 3]
9.000 [medeverdachte 3] ivm met [betrokkene 3]
20.000 [medeverdachte 3] 16-7
25.900 [medeverdachte 3] 17-7
2.000 [medeverdachte 3] 20 - 7 (dr)
26.000 [medeverdachte 3] ivm (tikkets+A)
39.000 [medeverdachte 3] 1-8
10.000 [medeverdachte 3] 6-8
5.950 [medeverdachte 3] 7-8
5.950 [medeverdachte 3] 7-8
25.000 [medeverdachte 17] 13-8
60.000 tita 13-8
10.000 tita 3-9
1.000 [medeverdachte 2] 30-8
In onderling verband en samenhang bezien met de e-mailberichten concludeert het hof, met de rechtbank, dat bovenstaande lijstjes de administratie bevatten van de handel in verdovende middelen en grondstoffen voor drugs.
Zaaksdossiers 1A en 1B
In de zaaksdossier 1A en 1B staan twee locaties in Eindhoven centraal: de [adres 3] en de [adres 2] . Dit zijn twee appartementen met bergingen die de politie tijdens de actiedag op 1 oktober 2013 is binnengevallen en heeft doorzocht. De politie beschrijft met betrekking tot beide panden de resultaten van de doorzoekingen.
Verdovende middelen [adres 3]
Op 1 oktober 2013 is forensisch onderzoek verricht in en nabij een woning aan de [adres 3] te Eindhoven. De woning betrof een appartement in een appartementencomplex en was gelegen op de tweede verdieping. Door de verbalisanten werden in het appartement onder meer de volgende stoffen aangetroffen en nader onderzocht:
  • SIN AAFO0546NL (referentie spoornummer: OPO44.04.01.006), brokje bruin poeder van 5,27 gram. Uitslag: Inconclusive. Monster van 2,2 gram genomen, met SIN AAEF6685NL.
  • SIN AAFO0545L (referentie spoornummer: OPO44.04.03.001), rose poeder van 109,05 gram. Gestest met TrueNarc voor amfetamine. Monster van 4 gram genomen, met SIN AAEF6691NL.
  • SIN AAFO0547NL (referentie spoornummer: OPO44.04.01.005), 5 groene pillen. Uitslag: Inconclusive. Monster van 5 pillen genomen, met SIN AAEF6692NL.
Na de doorzoeking van de woning werd een bij dit appartement behorende berging doorzocht. Hierbij werden diverse mogelijke verdovende middelen aangetroffen. In een jumbo boodschappentas zat een verpakking met bruine korrels en in een zwarte plastic draagtas zaten 5 verpakkingen met een wit poeder. Door de verbalisanten werden de verpakkingen met de bruinachtige korrels en één verpakking met het witte poeder getest met de TrueNarc. Tijdens deze test was de uitslag van de bruine korrels MDMA en de uitslag van het witte poeder amfetamine. [75]
De forensische opsporing heeft vervolgens drie verpakkingseenheden ontvangen die waren aangetroffen tijdens de doorzoeking in de berging behorende bij perceel [adres 3] te Eindhoven. Deze betroffen onder andere het navolgende:
- In verpakkingseenheid 1 zat een witte plastic draagtas met daarin een zwarte plastic draagtas. In deze zwarte draagtas zaten 5 gesealde plastic pakketten met daarin een witte substantie. De 5 pakketten waren allen dubbel geseald verpakt.
o Pakket 1, gewaarmerkt AAER6314NL, had na weging een bruto gewicht van 1030 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 5 gram uit pakket 1 werd gewaarmerkt AAEI9202NL.
o Pakket 2, gewaarmerkt AAER6312NL, had na weging een bruto gewicht van 1020 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 5 gram uit pakket 2 werd gewaarmerkt AAEI9203NL.
o Pakket 3, gewaarmerkt AAER6320NL, had na weging een bruto gewicht van 1030 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 6 gram uit pakket 3 werd gewaarmerkt AAEI9204NL.
o Pakket 4, gewaarmerkt AAER6323NL, had na weging een bruto gewicht van 1040 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 5 gram uit pakket 4 werd gewaarmerkt AAEI9205NL.
o Pakket 5, gewaarmerkt AAER6325NL, had na weging een bruto gewicht van 1050 gram. De witte substantie in de sealzak werd getest met de MMC amfetamine test. Deze test was positief op amfetamine. Een monster van 6 gram uit pakket 5 werd gewaarmerkt AAEI9206NL.
- In verpakkingseenheid 3 zat een plastic boodschappentas met het opschrift “JUMBO”. In deze tas zat een transparante gesloten sealzak met daarin bruine brokken. De bruine brokken uit de sealzak werden netto gewogen en werden getest met de MMC XTC/MDMA test. Deze test was positief op MDMA. Het gewicht bedroeg 5000 gram. Een monster van 5 gram bruine brokken werd gewaarmerkt AAEI9207NL. [76]
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) d.d. 10 december 2013 volgt onder meer dat de monsters met kenmerk AAEF6685NL en AAEF6692NL beiden MDMA bevatten. Tenslotte volgt uit het rapport dat het monster met kenmerk AAEF6691NL amfetamine en 4-methylamteamine bevat. Amfetamine, 4-methylamfetamine en MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) zijn vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [77]
Uit het rapport van het NFI d.d. 23 oktober 2013 volgt voorts dat het monster met kenmerk AAEI9207NL MDMA bevat. Uit het rapport volgt voorts dat de monsters met de kenmerken AAEI9202NL, AAEI9203NL, AAEI9204NL, AAEI9205NL en AAEI9206NL voornamelijk amfetamine als werkzame stof bevatten. Naast amfetamine is eveneens een lagere concentratie van methylamfetamine aangetoond (indicatief: circa een tiende deel ten opzichte van amfetamine). Van de drie mogelijke methylamfetamines (2-, 3- of 4-methylamfetamine) is alleen 4-methylamfetamine vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. Met de gebruikte methode kan geen uitsluitsel worden gegeven welke van de drie methylamfetamines het betreft. Amfetamine en MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) zijn vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [78]
Verdovende middelen en apaan [adres 2]
Op 1 oktober 2013 heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden in de woning aan de [adres 2] te Eindhoven. De woning betrof een appartement op de vijfde verdieping. De bij de woning behorende berging bevond zich op de begane grond van het appartementencomplex. Tijdens dit onderzoek werden in de berging onder meer de volgende stoffen aangetroffen en ander onderzocht:
  • SIN AAEE1704NL (IBN code: EC778.08.01.001), draagtasje met sealzak inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van 5 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5164NL.
  • SIN AAEE1701NL (IBN code: EC778.08.01.002), draagtasje met sealzak inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van 5 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5169NL.
  • SIN AAEE1703NL (IBN code: EC778.08.01.003), draagtasje met sealzak inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van 5 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5163NL.
  • SIN AAEE1702NL (IBN code: EC778.08.01.004), draagtasje met sealzak inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van 3 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5165NL.
  • SIN AAEE1705NL (IBN code: EC778.08.01.005), draagtasje met 2 sealzakken inhoudende een donkerkleurig kristalachtig materiaal van totaal 10 kg netto. Uitslag: positief MDMA. Monster: AADN5162NL.
  • SIN AAEE1710NL (IBN code: EC778.08.01.010), gripzak met crèmekleurige stof van 255 gram netto. Monster: AADN5161NL.
  • SIN AAEE1711NL (IBN code: EC778.08.01.011), gripzak met crèmekleurige stof van 94 gram netto. Monster: AADN5159NL.
  • SIN AAEE1712NL (IBN code: EC778.08.01.012), gripzak met witte poeder/brokjes van 270 gram netto. Monster: AADN5158NL.
  • SIN AAEE1713NL (IBN code: EC778.08.01.013), sealzak met crèmekleurige stof van 890 gram netto. Monster: AADN5160NL.
  • SIN AAEE1714NL (IBN code: EC778.08.01.014), 1 roze tablet los in doos.
  • SIN AAEE1719NL (IBN code: EC778.08.01.017), draagtas inhoudende twee plastic zakken met witte substantie van totaal 2000 gram netto. Monsters: AADN5151NL en AADN5156NL.
  • SIN AAEE1716NL (IBN code: EC778.08.01.021), draagtas inhoudende 14 sealzakken met witte substantie van totaal 14.000 gram netto. Monsters: AADN5157NL, AADN5170NL, AADN5171NL, AADN5172NL, AADN5173NL, AADN5174NL.
  • SIN AAEE1720NL (IBN code: EC778.08.01.024), draagtas inhoudende 6 sealzakken met witte substantie van totaal 6.000 gram netto. Monsters: AADN5154NL en AADN5155NL.
  • SIN AAEE1724NL (IBN code: EC778.08.01.025), vuilniszak inhoudende een jerrycan met 20 liter vloeistof. Monster: AADN5139NL.
  • SIN AAEE1725NL (IBN code: EC778.08.01.029), Jumbotas met vuilniszak inhoudende een jerrycan met 20 liter vloeistof. Monster: AADN5137NL.
  • SIN AAEE1726NL (IBN code: EC778.08.01.027), Jumbotas met vuilniszak inhoudende een jerrycan met 20 liter vloeistof. Monster: AADN5138NL.
  • SIN AAEE1728NL (IBN code: EC778.08.01.033), C-1000 tas met vijf jerrycans inhoudende een totaal van 24 liter vloeistof. Monsters: AADN5166NL, AADN5167NL, AADN5168NL.
  • Monster SIN AADN5140NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (5 liter).
  • Monster SIN AADN5142NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (5 liter).
  • Monster SIN AADN5143NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (5 liter).
  • Monster SIN AADN5144NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (5 liter).
  • Monster SIN AADN5145NL (IBN code: EC778.08.01.033), uit AAEE1728NL (4 liter).
Er werd een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van in totaal circa 23.329 gram netto aan amfetamine, circa 28.000 gram aan MDMA en circa 270 gram netto aan cocaïne. [79]
Daarnaast werden de volgende monsters genomen:
  • SIN AAEE1707NL (IBN code: EC778.08.01.006), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5148NL.
  • SIN AAEE1706NL (IBN code: EC778.08.01.007), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.990 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5150NL.
  • SIN AAEE1708NL (IBN code: EC778.08.01.008), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5153NL.
  • SIN AAEE1709NL (IBN code: EC778.08.01.009), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5146NL.
  • SIN AAEE1717NL (IBN code: EC778.08.01.015), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.990 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5175NL.
  • SIN AAEE1718NL (IBN code: EC778.08.01.016), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5147NL.
  • SIN AAEE1722NL (IBN code: EC778.08.01.022), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.990 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5152NL.
  • SIN AAEE1723NL (IBN code: EC778.08.01.023), doos inhoudende een zilverkleurige sealzak met witte stof van 24.970 gram netto. Uitslag: positief apaan. Monster: AADN5149NL.
Er werd een positieve indicatie verkregen op de aanwezigheid van in totaal 199.820 gram apaan.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) d.d. 13 november 2013 volgt het navolgende:
  • De monsters ‘lichtgele vloeistof’ met de kenmerken AADN5137NL, AADN5138NL, AADN5139NL, AADN5140NL, AADN5142NL, AADN5143NL, AADN5144NL en AADN5145NL bevatten amfetamine. Ook de monsters ‘crèmekleurige vloeistof kristallijn poeder’ met de kenmerken AADN5151NL, AADN5156NL, AADN5154NL, AADN5155NL, AADN5157NL, AADN5166NL bevatten amfetamine. Dit geldt eveneens voor het monster ‘crèmekleurig geklonterd poeder’ met kenmerk AADN5161NL, en tenslotte ook voor de monsters ‘crèmekleurige substantie’ met de kenmerken AADN5166NL, AADN5167NL, AADN5168NL, AADN5170NL, AADN5171NL, AADN5172NL, AADN5173NL en AADN5174NL.
  • Het monster ‘monster crèmekleurig poeder en brokjes’ met kenmerk AADN5158NL bevat cocaïne.
  • De monsters ‘beige kristallen en poeder’ met de kenmerken AADN5162NL, AADN5163NL, AADN5164NL, AADN5165NL en AADN5169NL bevatten MDMA, evenals het monster ‘tablet (0,42 gram), roze, diepdruk: “db”, in een gripzakje’ met kenmerk AAEE1714NL.
  • Het monster ‘lichtgeel geklonterd poeder’ met kenmerk AADN5159NL en het monster ‘crèmekleurig geklonterd poeder’ met kenmerk AADN5160NL bevatten amfetamine en 4-methylamfetamine.
Cocaïne, amfetamine, MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en 4-MA (4-methylamfetamine) zijn vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
- De monsters ‘crèmekleurig kristallijn poeder’ met de kenmerken AADN5146NL, AADN5147NL, AADN5148NL, AADN5149NL, AADN5150NL, AADN5152NL, AADN5153NL en AADN5175NL bevatten apaan.
In relatie tot de productie van verdovende middelen is het bekend dat deze stof kan worden omgezet in benzylmethylketon (BMK), een grondstof voor o.a. amfetamine of metamfetamine. [80]
Samengevat is op het adres [adres 3] in totaal ruim 5 kilo amfetamine aangetroffen en ruim 5 kilo MDMA en op het adres [adres 2] in totaal ruim 23 kilo amfetamine, 28 kilo MDMA, 270 gram cocaïne en ongeveer 200 kilo apaan. Op basis van de omvang van deze partijen harddrugs en apaan concludeert het hof, met de rechtbank, dat het hier gaat om opslaglocaties.
Relatie [medeverdachte 3] tot het pand [adres 3]
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] te Eindhoven heeft de politie onder meer schriftelijke bescheiden aangetroffen die gericht zijn aan [medeverdachte 3] , te weten:
  • een nota van Brabant Water N.V. voor een bedrag van € 68,00 en gedateerd 29 juni 2013, gericht aan [medeverdachte 3] , [adres 3] , 5612 DG Eindhoven. Op deze nota is met pen geschreven ‘
  • een brief van ‘Endinet’, inzake de meteropname op het verbruiksadres [adres 3] , 5612 DG Eindhoven, gedateerd 30 mei 2013 en gericht aan dhr/mevr [medeverdachte 3] ;
  • een aantal stukken van UPC Nederland inzake het ‘Alles-in-1-Standaard pakket’, gedateerd 30 mei 2013 en gericht aan [medeverdachte 3] , [adres 3] 5612 DG Eindhoven, waarin [medeverdachte 3] als nieuwe klant wordt verwelkomd door UPC Nederland. Tussen deze stukken bevindt zich tevens een factuur van UPC Nederland, voor een bedrag van € 158,25 en gedateerd 25 juni 2013, gericht aan dhr. [medeverdachte 3] , [adres 3] , 5612 DG Eindhoven. Op deze factuur is met pen geschreven ‘
Tijdens de doorzoeking in de woning heeft de politie ook 4 doosjes van mobiele telefoons inbeslaggenomen. In een berghok werd op/in een witte box 1 doosje (verpakking) van mobiele telefoons aangetroffen. In de woonkamer, werden op/in een dressoir 3 doosjes (verpakking) van mobiele telefoons aangetroffen. Hieronder bevond zich een verpakking met de gegevens: Telefon Komorkowy Blackberry 9790, Black, met IMEI: 359202049995714. . Het IMEInummer van deze telefoon komt overeen met het IMEInummer van de inbeslaggenomen Blackberry, die is aangetroffen op de [adres 4] te Eindhoven, onder beslagnummer GC004.01.02.001. [82] De politie heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat het adres [adres 4] te Eindhoven het GBA-adres van [medeverdachte 3] betreft. [83]
Uit door Vesteda Property Management BV verstrekte gegevens volgt dat vanaf 2006 mevrouw [huurder] , geboren op [geboortedag huurder] 1980 te [geboorteplaats huurder] , de woning [adres 3] huurt. Bij het pand wordt een berging gehuurd. Ambtshalve is het bekend dat mevrouw [huurder] de dochter is van [medeverdachte 1] en dat zij daadwerkelijk woonachtig is op het adres [adres 5] te Eindhoven. [84]
Op 14 februari 2013 om 10:21:24 uur vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [huurder] . [85] Uit de OVC-opname van dit gesprek volgt onder meer het navolgende:
[…]
Sessie 2
[medeverdachte 1] : “Weet je wat je nu alvast wel kan doen als de telefoon werkt, afspraak maken dat ze de bel komen maken. Vesteda bellen en afspraak maken dat ze de sleutels komen…”
[huurder] : “ja dat kan ik dadelijk doen, ik zal eerst proberen zelf die sleutel te doen…
[medeverdachte 1] : “Dan is dat in ieder geval, want dit flatje dat houden we aan.”
[huurder] : “Want? O ja dat heb je gezegd.”
[medeverdachte 1] : “ [medeverdachte 3] en [verdachte] . [medeverdachte 3] gaat er waarschijnlijk wonen. [medeverdachte 3] wil niet de hele tijd bij zijn moeder zitten en dit is te betalen. We laten het dus helemaal zoals het is, je blijft die flat houden, ik wil die flat ook houden, ik weet niet waarom, je weet maar nooit.”
Op 23 maart 2013 om 19:19:44 uur vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en een NN-man, vermoedelijk [medeverdachte 13] . Uit de OVC-opname van dit gesprek volgt onder meer het navolgende:
[…]
Sessie 17
NN-man vraagt hoe is het met dat ding is afgelopen, met [medeverdachte 3] ?
[medeverdachte 1] : …
onverstaanbaar…. laten we zitten, voorlopig.
[…]
NN-man: en hoe is het met die andere?
[medeverdachte 1] : zijn maat?
NN-man: zit die in dat flatje?
[medeverdachte 1] : nee daar zijn ze weg.
NN-man: nu al?
[medeverdachte 1] : …
onverstaanbaar… ja dat willen ze niet meer, dat is echt…
onverstaanbaar
NN-man: hebben ze doorverhuurd?
[medeverdachte 1] : ja, volgens mij wel. Of nee, ze hebben toch wel betaald. Hebben betaald tot oktober. Maar ja ik vond het op een gegeven moment toch niet meer zo best. Al een paar keer eehh… zitten…
NN-man: echt een depressief flatje.
[medeverdachte 1] : dat sowieso. Hijzelf pakt het flatje van [huurder] . Dat is een hele leuke flat, daar gaat hij ook echt wonen. Hij woont nog wel bij zijn moeder, maar dan heeft hij ook iets van zichzelf, waar hij meisjes kan uitnodigen en zo.
NN-man vindt [medeverdachte 3] een beetje kinderlijk. [86]
Op 8 juli 2013 om 15:39:56 uur wordt [medeverdachte 3] gebeld door een medewerker van Vesteda. Uit de weergave van dit telefoongesprek volgt het navolgende:
Medewerker vraagt of hij spreekt met Tijssen. [medeverdachte 3] zegt: “Ja daar spreekt u mee”. Medewerker zegt dat de huur van juni nog niet is overgemaakt en dat er een betalingsherinnering is gestuurd. [medeverdachte 3] zegt dat hij geen factuur heeft ontvangen en dat hij de betaling zal overmaken. [87]
Op 15 juli 2013 om 15:59:04 uur belt [medeverdachte 3] zijn moeder, mevrouw [moeder medeverdachte 3] . Uit de weergave van dit telefoongesprek blijkt het navolgende:
[…]
[medeverdachte 3] zegt dat ze anders naar het appartement van [huurder] (ng+fon) moet komen.
[moeder medeverdachte 3] zegt ok.
[medeverdachte 3] zegt dat hij daar nog wel even is en dat daar een overstroming is en dat hij het moet fixen.
[moeder medeverdachte 3] zegt ok.
Gesprek gaat verder over dat [moeder medeverdachte 3] naar het appartement van [huurder] moet komen.
[moeder medeverdachte 3] vraagt wat het nummer is.
[medeverdachte 3] zegt dat [moeder medeverdachte 3] moet bellen als ze er is, omdat ze niet kan aanbellen.
[medeverdachte 3] zegt dat hij dan naar beneden moet lopen.
[medeverdachte 3] zegt bij nummer 40 daar.[…] [88]
Overweging van het hof over het beheer van de [adres 3] in Eindhoven
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien kon [medeverdachte 3] , in ieder geval vanaf medio 2013, als heer en meester over het appartement – en daarmee over de daarbij behorende berging – aan de [adres 3] beschikken. [huurder] is volgens de verhuurder de officiële huurster van deze woning. Uit de OVC-gespreken tussen [medeverdachte 1] en [huurder] respectievelijk [medeverdachte 13] in februari en maart 2013 volgt dat [medeverdachte 3] de woning van [huurder] zal gaan bewonen. Tijdens de doorzoeking zijn er vervolgens facturen gevonden van voorzieningen die het appartement betreffen en die op naam zijn gesteld van [medeverdachte 3] . Deze facturen dateren van 30 mei 2013 en 29 juni 2013. Op 8 juli 2013 wordt [medeverdachte 3] gebeld door een medewerker van de verhuurster. Tijdens dit gesprek deelt [medeverdachte 3] mee dat hij ‘Tijssen’ is en zegt hij toe een achterstallige betaling te regelen. Uit een tapgesprek van 10 juli 2013 blijkt dat [medeverdachte 3] toegang heeft tot het appartement. Ook geeft [medeverdachte 3] op 15 juli 2013 instructies aan zijn moeder met betrekking tot het brengen van een bezoek aan dit appartement. Tenslotte is er 1 oktober 2013 een verpakking aangetroffen van een BlackBerry, die op het GBA-adres van [medeverdachte 3] is inbeslaggenomen.
Relatie [medeverdachte 3] tot het pand [adres 2]
Uit de huurovereenkomst zelfstandige ruimte van het appartement aan de [adres 2] te Eindhoven volgt dat dit appartement vanaf 27 oktober 2004 door [huurder 2] wordt gehuurd van Woningstichting SWS. [89] Op 7 juni 2013 heeft [huurder 2] aangevraagd dat [medeverdachte 3] als tijdelijke huisbewaarder zal optreden vanwege haar tijdelijke arbeid of studie in het buitenland. Dit formulier is door hen beiden ondertekend. [90]
Op 8 juli 2013 vindt er om 20:56:05 uur een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 3] en een NN-vrouw. Dit gesprek luidt onder meer als volgt:
[…]
NN-vrouw vertrekt morgenvroeg naar Curaçao.
NN-vrouw zegt plotseling:
van wie is die schuur beneden he… godverdomme… he?
[medeverdachte 3] :
ik zit er zelf nooit.
NN-vrouw:
je moet die schuur leeghalen man, want mijn moeder komt die fiets ophalen binnenkort, als ze dat ziet gaat ze echt flippen. Ik ben vandaag die koelkast gaan halen dus ik zag iets, ik zei O...
[medeverdachte 3] :
meen je dat want ik zie die jongen nou.
NN-vrouw:
ja maar die jongen heeft gezegd dat is niet van mij, ik weet niet van wie dat is.
[medeverdachte 3] :
o, dan ga ik er nou heen, weet ik effe voldoende, dat vind ik helemaal super
NN-vrouw:
maakt niet uit, maar ik wil die shit echt weg. Weet je de woningbouw heeft tegen mij gezegd, ik heb die vandaag gesproken, hun zeggen omdat het [adres 2] is kan ik sowieso niet voor een lange periode. Ze houden het elke keer bij, want ze zeiden [adres 2] is altijd met wiet en shit, dus ze gaan het nou extra in de gaten houden, dus please geen shit in mijn huis.
[medeverdachte 3] :
ik heb de sleutel niet eens man.
[…]
[medeverdachte 3] :
nee ik heb geen sleutel of niks, maar er is wel een andere persoon die een sleutel heeft en daar ga ik nou heen, dan gaan we effe mooi met z’n drietjes zitten. Hij zal (onverstaanbaar) als (…) geen sleutel hebt.[…] [91]
Uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Eindhoven volgt, zakelijk weergegeven, dat [huurder 3] vanaf 21 december 2011 staat ingeschreven op het adres [adres 3] , 5612 Eindhoven. [92]
Verklaring getuige [getuige 1] over de adressen [adres 3] en [adres 2]
Op 1 oktober 2013 heeft de getuige [getuige 1] verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij sinds half augustus woont op het adres [adres 2] te Eindhoven. [getuige 1] huurt deze woning van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] is een donkere Surinaamse jongen, 31 jaar, kort haar, stevige jongen en bijna 2 meter groot. [getuige 1] heeft verklaard dat hij 850 euro per maand betaald aan [medeverdachte 3] en dat [medeverdachte 3] dit weer aan ‘haar’ betaalt. [getuige 1] kent haar niet, hij heeft haar maar één keer ontmoet. Zij woont in het buitenland. Het mobiele telefoonnummer van [medeverdachte 3] is [telefoonnummer 1] . [getuige 1] heeft [medeverdachte 3] leren kennen tijdens een schildersklus bij een maat, Pascal. [getuige 1] heeft verklaard dat hij nooit in de berging is geweest. Hij wist niet van het bestaan van die berging en heeft er ook geen sleutel van gekregen. Volgens [getuige 1] heeft [medeverdachte 3] hem nooit over die berging verteld. [93]
Bij de politie heeft [getuige 1] op 15 januari 2014 verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij [medeverdachte 1] in 2006 heeft leren kennen, toen hij in de woning van een zekere Pascal werkte. Toen [getuige 1] bij [medeverdachte 1] in het appartement aan het werk was, kwam hij [huurder] tegen. Zij vertelde hem dat zij een stiefdochter van [medeverdachte 1] was. Op enig moment had hij geen woon- of verblijfplaats. [getuige 1] kwam Pascal tegen en deze zei tegen hem dat hij ging verhuizen en dat zijn appartement vrij kwam. Dit appartement was gelegen aan de [adres 3] te Eindhoven. Pascal huurde dit appartement van [huurder] . Pascal vertelde [getuige 1] dat als hij een overeenkomst zou kunnen krijgen met [huurder] , [getuige 1] dit appartement dan kon huren. [getuige 1] is toen met een kopie van het huurcontract en een handtekening van [huurder] naar de gemeente Eindhoven gegaan en heeft zich op het adres [adres 3] te Eindhoven laten inschrijven.
Toen [huisgenoot getuige] zijn relatie was verbroken heeft [getuige 1] aangeboden dat [huisgenoot getuige] bij hem in de woning kon gaan wonen. [getuige 1] is daarna in [geboorteplaats huurder] gaan wonen waar [medeverdachte 3] contact met hem opnam. [medeverdachte 3] vroeg [getuige 1] of hij het appartement gelegen aan de [adres 3] wilde opknappen. [medeverdachte 3] wilde in het appartement gaan wonen. [getuige 1] had aan [medeverdachte 3] aangegeven dat hij ook nog steeds op zoek was naar woonruimte. [medeverdachte 3] bood hem een appartement aan gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven. Dit appartement zou van een meisje zijn, dat op dat moment in het buitenland verbleef. Eind juli, begin augustus 2013 is [getuige 1] in het appartement gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven gaan wonen. [medeverdachte 3] vertelde hem dat op de galerij rechts naast de voordeur een berging zat waar de spullen van het meisje opgeslagen lagen. [getuige 1] is nog nooit in deze berging geweest. Hij heeft daar nooit een sleutel van gekregen of gezien. Hij heeft alleen van [medeverdachte 3] één sleutel van de voordeur gekregen. Verder heeft hij van [medeverdachte 3] één elektronische sleutel (druppel) gekregen zodat hij toegang kreeg tot de ingang van het appartementencomplex. [medeverdachte 3] was zelf ook in het bezit van de sleutels van dit appartement. [getuige 1] heeft nooit geweten dat er beneden ook een schuur zat. Een paar dagen voor de politie-inval kwam er een Marokkaanse vriend van [medeverdachte 3] langs. [getuige 1] weet de naam van deze vriend niet, maar weet wel dat het de maat van [medeverdachte 3] was. Hij kwam gewoon zonder aankondiging binnen in het appartement. Hij had daar kennelijk een sleutel van. Deze vriend had voor [getuige 1] in het appartement aan [adres 2] gewoond. [getuige 1] heeft deze vriend twee à drie keer ontmoet, één keer voordat hij in het appartement aan [adres 2] ging wonen en één keer een paar dagen voor de politie-inval. De eerste keer dat hij de vriend had gezien was bij het appartement aan [adres 2] . [medeverdachte 3] liet [getuige 1] toen het appartement zien en deze vriend was daar aanwezig. [getuige 1] heeft deze vriend ook gezien toen hij aan het werk was aan de [adres 3] te Eindhoven.
Toen [getuige 1] in het appartement aan de [adres 3] te Eindhoven woonachtig was, was hij in het bezit van 2 sleutels van het appartement en 2 sleutels van de bijbehorende schuur. Toen [huisgenoot getuige] bij hem in kwam wonen, heeft hij 1 setje sleutels aan [huisgenoot getuige] gegeven. Toen [getuige 1] , en later [huisgenoot getuige] , waren vertrokken uit het appartement zijn de sloten van het appartement vervangen door [medeverdachte 3] met uitzondering van de centrale toegangsdeur. [getuige 1] heeft daar maar 2 maanden gewoond.
Op foto 1 heeft [getuige 1] [medeverdachte 1] herkend, op foto 2 [huisgenoot getuige] en op foto 3 [medeverdachte 3] . Op foto 4 heeft [getuige 1] de vriend van [medeverdachte 3] herkend, waarvan hij de naam niet meer precies weet. [94]
Het hof merkt met betrekking tot de fotoherkenning het volgende op. Bij het verhoor van [getuige 1] zitten vier bijlagen met in elke bijlage een foto. De politie heeft echter niet in het proces-verbaal vermeld wat de naam is van de man die op foto vier staat. Het hof heeft echter geen reden om te twijfelen dat het een foto van [verdachte] is, omdat dezelfde foto aan [medeverdachte 12] is getoond tijdens diens verhoor en daar vermeldt de politie in het proces-verbaal wèl dat een foto wordt getoond van [verdachte] . [95]
Bij de politie heeft [getuige 1] op 16 januari 2014 nog verklaard, zakelijk weergegeven, dat de vriend van [medeverdachte 3] waar over hij eerder heeft verklaard (NN1) in zijn telefoon staat als ‘KKK Pooooo’ met nummer [telefoonnummer 2] . [getuige 1] belde hem op te kijken waar hij was en toen stuurde hij niet bellen, alleen whatsapp. [getuige 1] belde hem omdat hij hem de huur van de eerste maand heeft betaald. De huur van [adres 2] ging volgens [getuige 1] altijd contant. [medeverdachte 3] zou het geld van de factuur aan [getuige 1] overmaken en [getuige 1] zou de huur aan [medeverdachte 3] contant terugbetalen. De eerste maand huur op [adres 2] heeft hij contant gegeven aan die vriend van [medeverdachte 3] . [96]
Overweging van het hof over het beheer van de [adres 2] in Eindhoven
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 3] de huisbewaarder was tijdens de afwezigheid van de bewoonster Karsseboom vanaf 9 juli 2013. Daarna heeft [medeverdachte 3] vervolgens de woning onderverhuurd aan [getuige 1] . Volgens [getuige 1] had hij zelf geen sleutel van de berging. Uit het tapgesprek tussen Karsseboom en [medeverdachte 3] op 8 juli 2013 volgt dat [medeverdachte 3] kennelijk wel toegang tot deze berging kon krijgen en dat er die dag ‘
shit’in de berging lag die onmiddellijk verwijderd moest worden. [getuige 1] was op 1 oktober 2013 nog altijd woonachtig op de [adres 2] te Eindhoven en niet is gebleken van een verandering in de beheertaken van [medeverdachte 3] of de toegang tot het appartement.
Observaties en tapgesprekken met betrekking tot [adres 2]
Op 10 januari 2013 wordt het perceel [adres 2] geobserveerd door de politie. Uit deze observatie volgt, zakelijk weergegeven dat om 12.30 uur [verdachte] met een zak met eten in zijn hand de flat aan [adres 2] binnengaat. Omstreeks 16.48 uur worden [verdachte] en [medeverdachte 3] waargenomen bij hotel De Jagershorst in Leende terwijl zij een ontmoeting hebben met twee onbekende mensen die Duits en Nederlands spreken. Het observatieteam hoort dat de Nederlandssprekende man aan [verdachte] vraagt hoe het met [medeverdachte 3] ging. Vervolgens werd gehoord dat [verdachte] tweemaal ‘ [adres 2] ’ zei. Later op de dag wordt waargenomen dat [medeverdachte 3] de parkeerplaats van [adres 2] oprijdt, in de richting van de flat loopt en met [verdachte] en een onbekende man de flat ingaat. [97]
In een tapgesprek op 19 januari 2013 om 18.18 uur wordt [verdachte] gebeld door een onbekende man. [verdachte] vraagt of de man er is. De onbekende man zit nog in de auto. [verdachte] zegt dat hij maar op de bel moet drukken. De man weet het nummer niet en [verdachte] zegt: “778”.
Dezelfde avond wordt [verdachte] gebeld door een onbekende vrouw aan wie hij vertelt dat hij nu in Eindhoven woont. [98]
Op 4 februari 2013 belt [verdachte] naar Amar Benboujemaa. Amar is er en vraagt welk nummer. [verdachte] zegt: “778”. [verdachte] maakt open. [99]
Op 6 februari 2013 wordt [medeverdachte 1] geobserveerd. Om 10.59 uur rijdt hij in een [automerk 6] ( [kenteken 7] ) weg bij zijn woning in gezelschap van een onbekende man op de passagiersstoel. Om 11.12 uur parkeert [medeverdachte 1] op [adres 2] in Eindhoven ter hoogte van een flat met het nummer 4. Om 12.34 uur ziet het observatieteam dat [medeverdachte 1] met de onbekende man naar buiten komt uit de portiek waarin ook perceel 778 is gevestigd en dat beiden weer in de auto instappen en wegrijden. [100]
Op 15 februari 2013 wordt het perceel [adres 2] vanaf 08:30 uur geobserveerd door de politie. Uit deze observatie volgt, zakelijk weergegeven, dat [medeverdachte 3] om 12:12 uur en een onbekende man (NN1) voor de portiek stonden van het flatgebouw waarin onder andere perceel [adres 2] is gevestigd. [medeverdachte 3] belde aan bij één van de deurbellen. Om 12:13 uur gingen [medeverdachte 3] en NN1 de deur van de portiek binnen. Om 12:30 uur kwamen [medeverdachte 3] en NN1 uit de deur van de portiek. [medeverdachte 3] droeg op dat moment een witkleurige plastic tas. Om 12:31 uur stapten [medeverdachte 3] als passagier en NN1 als bestuurder in een personenauto, [automerk 1] , kleur wit en voorzien van Belgisch kenteken [kenteken 1] .
Om 13:19 uur kwam [verdachte] uit de portiek. Hij hield een zichtbaar gevulde blauwkleurige plastic tas van de Albert Heijn in zijn hand. Om 13:20 uur stapte [verdachte] als bestuurder en enige inzittende in de [kenteken 2] , met de blauwe tas in zijn hand, waarop deze [kenteken 2] vertrok. Deze werd vervolgens om 13:22 uur geparkeerd op een parkeerplaats van Winkelcentrum Woensel te Eindhoven, ter hoogte van supermarkt Albert Heijn. Een onbekende man stapte als passagier in de [kenteken 2] . Deze NN2 had niets zichtbaar in zijn handen bij het instappen. Om 13:31 uur stapte NN2 uit, met de blauwe tas in zijn hand. Hij liep naar een bedrijfsauto, merk [automerk 2] en voorzien van kenteken [kenteken 3] en opende de achterdeuren van de laadruimte. NN2 borg de blauwe tas op in de laadruimte aan passagierszijde. Om 13:32 uur kwam NN2 uit de laadruimte van de [kenteken 3] , zonder blauwe tas. NN2 stapte als bestuurder en enige inzittende in de [kenteken 3] en vertrok. Om 13:33 uur liep [verdachte] vanaf de parkeerplaats richting de ingang van supermarkt Albert Heijn. [101] De [kenteken 3] staat op naam van [medeverdachte 18] en in het bedrijfsprocessensysteem van de politie staat een mutatie geregistreerd waarin deze [medeverdachte 18] in verband wordt gebracht met het dealen van verdovende middelen. Het gaat om een melding van 26 juni 2012 dat er geregeld werd gedeald op het terrein van Vita Zorg en Welzijn. Die dag werd tussen een persoon in een personenauto en twee jongens geld gewisseld tegen een zakje met onbekende inhoud. De personenauto stond ook op naam van [medeverdachte 18] .
Op 4 maart 2013 wordt het perceel [adres 2] vanaf 14:30 uur geobserveerd door de politie. Uit deze observatie volgt, zakelijk weergegeven, dat een man (later door het observatieteam herkend als [verdachte] ) bij een personenauto, merk [automerk 3] , kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 4] , stond. Deze auto stond geparkeerd op de parkeerplaats bij een flatgebouw waarin onder andere [adres 2] is gevestigd. Om 17:02 uur liep [verdachte] naar een personenauto, merk [automerk 4] kleur grijs en voorzien van kenteken [kenteken 6] . [verdachte] keek aan de bestuurderszijde in de [kenteken 6] . [verdachte] liep naar de [kenteken 4] en stapte als bestuurder en enige inzittende in en vertrok. Om 17:09 uur stopte de [kenteken 4] op de parkeerplaats bij winkelcentrum Woensel ter hoogte van de Albert Heijn. [verdachte] stapte uit en maakte contact met de bestuurder van een bestelauto, merk [automerk 2] , kleur rood en voorzien van kenteken [kenteken 3] . [verdachte] opende de kofferbak van de [kenteken 4] en pakte een zwart tasje van ongeveer 25 bij 15 centimeter uit de kofferbak. [verdachte] gaf dit aan NN2. NN2 legde het tasje in de laadruimte van de [kenteken 3] . NN2 werd herkend van de observatie van 15 februari 2013. NN2 stapte om 17:14 uur als bestuurder en enige inzittende in de [kenteken 3] stapte en vertrok. Om 17:15 uur stapte [verdachte] als bestuurder en enige inzittende in de [kenteken 4] en vertrok. [102]
Het hof, met de rechtbank, merkt op dat de gedragingen zoals beschreven in de observaties van 15 februari 2013 en 4 maart 2013 alle schijn hebben van een mogelijke drugsdeal; een korte ontmoeting op een parkeerplaats waarbij men even bij elkaar in de auto zit, iets wordt overgedragen en men weer uit elkaar gaat.
Peilbakengegevens
De politie vermeldt dat [verdachte] en [medeverdachte 3] gebruik maakten van een [automerk 3] met het kenteken [kenteken 4] waaraan een peilbaken was geplaatst. In de periode van 30 december 2012 tot en met 14 februari 2013 werd 29 maal een stop geregistreerd in de onmiddellijke omgeving van het pand [adres 2] in Eindhoven. [medeverdachte 3] maakte ook gebruik van een Audi met kenteken [kenteken 5] waaraan een peilbaken was geplaatst. In de periode van 10 maart 2013 tot en met 15 maart 2013 werden 19 stops geregistreerd in de onmiddellijke omgeving van de [adres 2] in Eindhoven. [103]
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het – conform het vonnis – bewezen dat verdachte samen met anderen op meerdere adressen harddrugs aanwezig heeft gehad en samen met anderen heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hetgeen de raadsman ter nadere adstructie van dit standpunt heeft aangevoerd, staat vermeld in de door hem overlegde pleitaantekeningen.
3.
Het oordeel van het hof
De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij zich tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van verdovende middelen op twee locaties te Eindhoven. Onder feit 3 wordt de verdachte verweten dat hij heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat gericht was op het plegen van Opiumwetmisdrijven.
Het hof acht het dienstig om eerst te beoordelen of er sprake was van een criminele organisatie gericht op het plegen van Opiumwetdelicten en zo ja, of verdachte daaraan heeft deelgenomen. Immers, deelname aan een criminele organisatie behoeft niet te hebben bestaan in het zelf concreet gepleegd hebben van strafbare feiten. Anders geformuleerd: het is niet noodzakelijk voor de beoordeling van een criminele (drugs)organisatie dat alle verdachten gezamenlijk voor alle strafbare feiten verantwoordelijk zijn door deze al dan niet met elkaar gepleegd te hebben. Toegespitst op dit geval, het is voor een veroordeling ter zake van de criminele organisatie (feit 3) niet noodzakelijk dat eerst wettig en overtuigend bewezen wordt dat de verdachte zich ook aan het aanwezig hebben van verdovende middelen heeft schuldig gemaakt op locaties die aan dat samenwerkingsverband als opslaglocatie worden toegeschreven (feit 2). Bovendien moet feit 2 op zichzelf worden beoordeeld langs de lat van de voor dat feit toepasselijke maatstaf. Een eventuele bewezenverklaring van deelname aan de criminele organisatie betekent voorts niet automatisch dat aan de wettelijke beoordelingsfactoren voor het ‘medeplegen’ en ‘aanwezig hebben’ van verdovende middelen die aan die organisatie kunnen worden gelieerd is voldaan. Na de beoordeling van de vraag naar het bestaan van de veronderstelde (drugs)organisatie zal het hof beoordelen of de verdachte zich individueel ook aan het onder feit 2 tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt.
A.
Wat betreft het onder 3 tenlastegelegde stelt het hof het volgende juridische kader voorop.
Eerst moet er vastgesteld kunnen worden of er sprake is van een “organisatie”. Onder een organisatie in de zin van art. 11a (oud) van de Opiumwet (als logische specialis van art. 140 Sr) moet worden verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor het bewijs van zo een structureel samenwerkingsverband is niet noodzakelijk dat binnen de groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die deelnemers druk werd, of kon worden, uitgeoefend zich aan die regels te houden en aan die doelstelling gebonden te achten. Toepassing van geweld of dreiging met geweld binnen de groep is voor het bewijs geen factor van doorslaggevend belang. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Gezagsverhoudingen (hiërarchie), rolverdeling, regels en een onder een gemeenschappelijke naam of gemeenschappelijk optreden tegenover derden zijn ook niet vereist. Niettemin kunnen gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen c.q. handhaving van die hiërarchie al dan niet door middel van geweld of dreiging met geweld wel sterke aanwijzingen opleveren voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband.
Een organisatie in vorenbedoelde zin wordt pas een criminele als vast komt te staan dat deze organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Dat oogmerk moet zijn gericht op een pluraliteit van misdrijven. Het gaat hier niet om het gepleegd zijn van misdrijven, maar om het oogmerk tot het plegen van meerdere misdrijven. Voor het bewijs van dat oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan de misdrijven die al in het kader van de organisatie zijn gepleegd en aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, te weten aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op het gemeenschappelijk doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van het oogmerk van de organisatie moet worden onderscheiden het oogmerk van de deelnemer. Om vast te kunnen stellen of iemand deelnemer is aan de organisatie geldt het volgende. In het deelnemen ligt het opzet besloten. Voor wat betreft het opzet van de deelnemer aan de organisatie geldt dat hij in zijn algemeenheid moet weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is nodig enige vorm van opzet op de door de organisatie beoogde, laat staan gepleegde, concrete misdrijven, ook niet als het gaat om misdrijven van verschillende aard. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende: de betrokkene moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie een misdadig oogmerk heeft. Voor deelnemen is voorts nodig dat men behoort tot de organisatie en dat de deelnemer betrokken is geweest (een aandeel hebben in dan wel ondersteunen) bij gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist dat komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie en evenmin dat deze persoon in structurele zin gedragingen als hiervoor bedoeld heeft gepleegd c.q. daarbij betrokken is geweest.
Het hof komt tot het oordeel dat er sprake is geweest van een organisatie in de hierboven bedoelde zin. Dat daarvan sprake is geweest volgt rechtstreeks uit de hiervoor weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen. Daaruit blijkt genoegzaam dat verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] zich gedurende de ruim drie maanden waarover het berichtenverkeer zich uitstrekt gezamenlijk hebben beziggehouden met kort gezegd de handel (in- en verkoop) in harddrugs en drugsprecursoren zoals apaan en formamide. Die onderlinge samenwerking was gezien de hoeveelheid communicatie, de inhoud ervan en de hoge frequentie intensief en gestructureerd. De aard en de inhoud van de onderschepte communicatie laat redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat het hier gaat om handel in verdovende middelen, zeker nu elke verklaring van de zijde van verdachte volstrekt is uitgebleven. De genoemde aantallen in de notities in de BlackBerry van [medeverdachte 1] geven bovendien een indruk van de omvang van de handel. Die was aanzienlijk.
Wat betreft de onderlinge verhoudingen heeft [medeverdachte 1] een aansturende rol. Hij onderhoudt de contacten met producenten/leveranciers en afnemers en verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] verrichten de diverse uitvoerende werkzaamheden. Zo laat [medeverdachte 1] [medeverdachte 10] samples maken (e-mail van 5 juli 2013) en uit e-mail verkeer op 16 juli 2013 is op te maken dat [medeverdachte 10] een levering van 6 dozen pillen in ontvangst zal nemen, verdachte 200 A meeneemt en [medeverdachte 3] kan beginnen met de verkoop. Verdachte houdt zich ook bezig met het afleveren van bijvoorbeeld pillen (zie het e-mail verkeer tussen 25 en 28 juli 2013) en [medeverdachte 3] int geld dat hij vervolgens afdraagt aan [medeverdachte 1] , zo volgt bijvoorbeeld uit mailverkeer tussen beiden op 29 en 31 juli 2013. De hoeveelheid ‘pap’, een term voor geld, wordt uitgedrukt in ‘K’ (1.000 euro) en wordt meestal genoemd in relatie tot leveringen van amfetamine(olie) en pillen. [medeverdachte 1] laat zich geregeld door [medeverdachte 3] en verdachte informeren over hoe de verkoop verloopt en geeft prioriteiten aan.
Uit de verklaring van [medeverdachte 12] blijkt dat [medeverdachte 3] alle soorten verdovende middelen kon leveren, zoals MDMA, xtc-pillen van 140 mg en cocaïne. [medeverdachte 12] kende verdachte in december 2013 ongeveer een jaar en ziet hem als de rechterhand van [medeverdachte 3] . De nauwe band tussen [medeverdachte 3] en verdachte wordt ook bevestigd door de verklaring van [getuige 1] .
Het hof concludeert verder dat er intensief wordt samengewerkt. Het gaat hier niet om individuen die ‘ieder voor zich’ werken. Vrijwel dagelijks is er op verschillende momenten contact en er wordt efficiënt gecommuniceerd en afgestemd. Men heeft aan een half woord genoeg. Communicatie verliep via zogenaamde encrypted BlackBerries die alleen werden gebruikt om versleutelde e-mailberichten te versturen en te ontvangen. Hiertoe werden onderling e-mailadressen uitgewisseld. [medeverdachte 3] speelde een rol bij de organisatie van de BlackBerries, zo volgt ook uit zijn mails van 22 augustus en 30 september 2013. Het hof gaat dan ook niet mee in het verweer van de raadsman van verdachte dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de (unieke) gebruiker is, te meer nu is gebleken dat [medeverdachte 3] op 30 september 2013 aangeeft dat ‘we’ twee nieuwe pgp’s ontvangen en wat de adressen van hemzelf en verdachte daarvan zijn. Ook verdachte laat die dag weten dat zijn kaartje was verlopen en dat hij een nieuw adres heeft. Dat duidt naar het oordeel van het hof niet op incidenteel gebruik, maar op structureel gebruik.
Het oogmerk van de organisatie was gericht op de handel in synthetisch drugs, de handel in precursoren en daarmee op voorbereidings- en bevorderingshandelingen in het kader van de productie van synthetische drugs. Naar het oordeel van het hof hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , verdachte en [medeverdachte 10] een substantieel aandeel gehad in de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Tot slot wordt uit de bewijsmiddelen hun bewuste betrokkenheid bij de organisatie en het opzet op het oogmerk van de organisatie om opiumwetmisdrijven te plegen afgeleid.
Partiële vrijspraak verdachte
Het hof is van oordeel dat de gedragingen van verdachte zich concentreerden op de handel in synthetische drugs en op voorbereidings- en bevorderingshandelingen met betrekking tot synthetische drugs en dat hij in tegenstelling tot [medeverdachte 1] of [medeverdachte 3] onvoldoende in verband kan worden gebracht met bijvoorbeeld de invoer van verdovende middelen of precursoren vanuit het buitenland. Van dat onderdeel wordt hij daarom vrijgesproken. Het hof is daarnaast van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte deelnam aan een crimineel samenwerkingsverband met de andere in de tenlastelegging vermelde verdachten ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 21] , [medeverdachte 22] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] ). Ook van deze gedeelten van de tenlastelegging wordt verdachte vrijgesproken.
B.
Wat betreft het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid vooral in dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) op het plegen van een delict. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van diverse gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Verder is voor een bewezenverklaring van medeplegen de lijfelijke aanwezigheid niet vereist. Kortom, het accent ligt bij medeplegen met name op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen (intellectuele en/of materiële) bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is.
Voor het medeplegen van het aanwezig hebben van – kort gezegd – illegale stoffen en voorwerpen is, naast een gezamenlijke machtsuitoefening, wetenschap van de individuele medepleger van de aanwezigheid van die stoffen en voorwerpen vereist.
Ten aanzien van de op de hiervoor genoemde twee locaties aangetroffen verboden middelen en stoffen richt het hof zich dus vooral op de vraag of verdachte van de aanwezigheid daarvan op de hoogte was en zo ja, of hij daarover ook feitelijk kon beschikken.
Het hof beantwoordt die vraag negatief. Het hof stelt vast dat uit de stukken onvoldoende blijkt van de lijfelijke aanwezigheid of uitvoerende betrokkenheid van verdachte bij de op de locaties [adres 2] en [adres 3] te Eindhoven aangetroffen drugs en stoffen gelieerd aan verdovende middelen. Naar het oordeel van het hof volgt uit geen enkel bewijsmiddel de voor een nauwe en bewuste samenwerking vereiste bijdrage van voldoende gewicht, in welke vorm dan ook, door verdachte aan dat aanwezig hebben en evenmin enige wetenschap van verdachte dat er op de hiervoor genoemde locaties drugs en stoffen voor de productie van synthetische drugs waren opgeslagen ten behoeve van de criminele organisatie waaraan hij deelnam. Weliswaar kan uit het dossier worden afgeleid dat de verdachte de beschikking kreeg over verdovende middelen en toegang had tot een voorraad om deze ten dienste van het samenwerkingsverband te verhandelen, maar het ontbreekt aan bewijs op grond waarvan kan worden vastgesteld dat deze verdovende middelen afkomstig waren uit een van of beide opslaglocaties. Bovendien dateren de gesprekken die voor dit verhandelde relevant zijn van een geruime tijd vóór de actiedag van 1 oktober waarop de verdovende middelen in die locaties zijn aangetroffen. Ook kan het hof niet vaststellen wanneer en door wie die verdovende middelen aldaar zijn opgeslagen en dus kan ook niet worden vastgesteld dat die verdovende middelen zich op die locaties bevonden op de beperkte momenten waarop de verdachte bij die locaties aanwezig is geweest.
Het feit dat de beide locaties wel degelijk als opslaglocatie ten dienste van de organisatie kunnen worden aangemerkt in samenhang bezien met de aanzienlijke rol die de verdachte in diezelfde organisatie heeft vervuld, kunnen de conclusie voor de hand liggend doen zijn dat hij wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en stoffen op die locaties en daarover kon beschikken. Dat echter doet niet af aan het feit dat voor verdachtes wetenschap van de aanwezigheid en het daarover feitelijk kunnen beschikken op de tenlastegelegde datum wel bewijs voorhanden moet zijn om de bewezenverklaring van dat feit te kunnen motiveren. Dat verdachte deel heeft genomen aan een criminele organisatie staat weliswaar vast, maar dat wettigt dus niet zonder meer de conclusie dat hij ook individueel als (mede)pleger van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen kan worden aangemerkt.
Het hof acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het onder 2 tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte, conform het vonnis van de rechtbank, een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 46 maanden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de gevangenneming van verdachte gevorderd in verband met de recidive en het vluchtgevaar, met ingang van de datum van de uitspraak van het arrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte integraal wordt vrijgesproken en derhalve aan hem geen straf wordt opgelegd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, een eventuele straf met meer dan 10% wordt verminderd. Voorts dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte slechts een loopjongen was in de organisatie. De vordering tot gevangenneming dient te worden afgewezen, nu het door de advocaat-generaal gestelde recidivegevaar door hem niet nader is onderbouwd en verdachte reeds internationaal gesignaleerd staat. Een bevel gevangenneming voegt niets toe, aldus de raadsman.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met de rechtbank overweegt het hof als volgt.
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer 10 maanden deel uit gemaakt van een crimineel samenwerkingsverband dat zich op grote schaal bezighield met de in- en verkoop van diverse soorten synthetische drugs en precursoren. Dit samenwerkingsverband bestond uit verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] . De aansturende rol van deze organisatie was weggelegd voor [medeverdachte 1] . Verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] verrichtten diverse uitvoerende werkzaamheden. Verdachte en [medeverdachte 3] verkochten de synthetische drugs en informeerden vervolgens [medeverdachte 1] over het verloop van de verkoop. [medeverdachte 1] informeerde op zijn beurt dan verdachte en [medeverdachte 3] over de prioriteiten binnen de handel. [medeverdachte 12] omschrijft verdachte als ‘de rechterhand van [medeverdachte 3] ’ en ook [getuige 1] bevestigt de nauwe band tussen verdachte en [medeverdachte 3] . De leden van de criminele organisatie werkten intensief samen. Vrijwel dagelijks was er op verschillende momenten contact en werd efficiënt gecommuniceerd en afgestemd. Voor de opslag van de drugs werd door de organisatie gebruik gemaakt van stashpanden. Verdachte was de rechterhand van [medeverdachte 3] . Samen regelden zij de verkoop van de synthetische drugs en brachten op die manier feitelijk het geld binnen.
Het criminele samenwerkingsverband stelde alles in het werk om de handel zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen: middels versluierd en verhuld taalgebruik, het gebruik van bijnamen en geëncrypte Blackberry’s werd getracht eventuele risico’s af te dekken en ontdekking te voorkomen.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drug kan leiden tot een geestelijke of lichamelijke verslaving en, bij overdosis, zelfs tot de dood van de gebruiker. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie vrijwel altijd illegaal gedumpt, waardoor het milieu schade ondervindt en belast wordt en waarbij er in de regel veel geld, tijd en energie geïnvesteerd moet worden om de negatieve gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk ongedaan te maken. De productie van synthetische drugs heeft op meerdere niveaus van de maatschappij een forse negatieve invloed. Door onderdeel van zo’n organisatie uit te maken heeft verdachte zijn eigen geldelijke gewin boven het maatschappelijk belang gesteld.
Het spreekt voor zich dat een organisatie met als doelstelling het plegen van misdrijven als hiervoor genoemd een ernstige en ontoelaatbare ondermijning van de rechtsorde betekent. Hiertegen dient dan ook hard te worden opgetreden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het bovenstaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof, met de rechtbank, stelt vast dat verdachte niet ter terechtzitting is verschenen. Dit is zijn goed recht, maar dit heeft tot gevolg dat hij niets naar voren heeft kunnen brengen omtrent zijn persoonlijke omstandigheden waar het hof, als deze wel bekend zouden zijn geweest, eventueel rekening mee had kunnen houden. Verdachte heeft een strafblad waarop eerdere Opiumwetdelicten voorkomen. Verder weet het hof niets meer over de persoonlijke omstandigheden dan hetgeen zijn raadsman naar voren heeft gebracht, inhoudende dat verdachte een vrouw en kinderen heeft en een eigen bedrijf.
Redelijke termijn
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 8 september 2014, de datum waarop de advocaat zich heeft gesteld, waarschijnlijk naar aanleiding van het ontvangen door verdachte van een concept tenlastelegging. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 29 maart 2018 en heeft geconstateerd dat, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van het onderhavige onderzoek, sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met 6 maanden. Het hof neemt deze constatering over.
De verdachte heeft op 9 april 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 16 april 2021, ruim 3 jaar na het instellen van het hoger beroep. De behandeling in hoger beroep wordt dan ook niet afgerond met een eindarrest binnen 2 jaren na het ingestelde hoger beroep. In hoger beroep is derhalve sprake van een schending van de redelijke termijn en wel met een periode van ruim 1 jaar. De totale overschrijding van de redelijke termijn komt daarmee op ruim 18 maanden. Het hof ziet hierin aanleiding om een lagere straf op te leggen dan het zou hebben gedaan zonder die termijnoverschrijding.
Het hof is van oordeel dat, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden op zijn plaats zou zijn. Het hof spreekt vrij van het ten laste gelegde onder feit 2. Echter het hof rekent het bewezenverklaarde feit inhoudende deelname aan een criminele organisatie die op grote schaal handelde in synthetische drugs en de grondstoffen daarvoor, zwaar aan. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, zal het hof in plaats daarvan een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 38 maanden.
Vordering gevangenneming
Het hof, met de advocaat-generaal, ziet aanleiding om de onmiddellijke gevangenneming van verdachte te bevelen en wijst de vordering tot gevangenneming toe. Het bevel wordt afzonderlijk geminuteerd en gemotiveerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
38 (achtendertig) maanden.
Beveelt de
gevangennemingvan de verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. de Ridder en mr. I. Kroes, griffiers,
en op 16 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het proces-verbaal van de politie Limburg/landelijke eenheid, proces-verbaalnummer 2012001505, afgesloten d.d. 3 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant] , inhoudende een algemeen dossier, persoonsdossiers, zaaksdossiers, BOB-dossier en beslagdossier, elk afzonderlijk doorlopend genummerd, met als bijlagen in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en/of andere geschriften.
2.Zie hieronder de noot bij de naam van de verdachte.
3.Proces-verbaal van bevindingen PGP telefoons, zaaksdossier 2, bijlage 220, pagina 2330.
4.Proces-verbaal van stemherkenning [medeverdachte 1] , zaaksdossier 2, bijlage 11, pagina 74.
5.Beslagdossier Beretta, Bijlage 96, pagina 1760 tot en met 2488.
6.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. bijnaam van [medeverdachte 1] , persoonsdossier [medeverdachte 1] , bijlage 5, pagina 78.
7.Proces-verbaal van stemherkenning Arthur [medeverdachte 19] , persoonsdossier [medeverdachte 19] , pagina 5.
8.Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning J.J.M. [medeverdachte 5] , zaaksdossier 2, bijlage 8, pagina 65.
9.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek ‘veilige BlackBerry’ John [medeverdachte 5] , zaaksdossier 2, bijlage 174, pagina 1178.
10.Proces-verbaal van bevindingen PGP telefoons, zaaksdossier 2, bijlage 220, pagina 2327.
11.Proces-verbaal van bevindingen bijnamen John [medeverdachte 5] , persoonsdossier J. [medeverdachte 5] , bijlage 5, pagina 28.
12.Proces-verbaal van bevindingen bijnamen John [medeverdachte 5] , persoonsdossier J. [medeverdachte 5] , bijlage 5, pagina 27.
13.Proces-verbaal van bevindingen bijnamen John [medeverdachte 5] , persoonsdossier J. [medeverdachte 5] , bijlage 5, pagina 27.
14.Proces-verbaal van bevindingen bijnamen John [medeverdachte 5] , persoonsdossier J. [medeverdachte 5] , bijlage 5, pagina 27.
15.Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning [medeverdachte 4] , zaaksdossier 2, bijlage 9, pagina 68.
16.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling bijnamen [medeverdachte 4] ‘Kerstman’, persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 3, pagina 8.
17.Proces-verbaal van bevindingen bijnamen [medeverdachte 4] ‘opa/ouwe’, persoonsdossier [medeverdachte 4] , bijlage 4, pagina 14.
18.Proces-verbaal van identificatie Antonius Henricus [medeverdachte 10] , persoonsdossier [medeverdachte 10] , bijlage 3, pagina 8.
19.Beslagdossier Beretta, pagina 3139 en 3240.
20.Proces-verbaal van bevindingen, vaststelling identiteit [medeverdachte 10] , persoonsdossier [medeverdachte 10] , bijlage 4, pagina 17
21.Proces-verbaal van bevindingen, vaststelling identiteit [medeverdachte 10] , persoonsdossier [medeverdachte 10] , bijlage 4, pagina 17
22.Proces-verbaal stemherkenning M. [medeverdachte 20] , persoonsdossier [medeverdachte 20] , bijlage 2, pagina 5.
23.Proces-verbaal stemherkenning J.G. [medeverdachte 21] , persoonsdossier [medeverdachte 21] , pagina 4.
24.Proces-verbaal van stemherkenning [medeverdachte 3] , persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 2, pagina 5.
25.Beslagdossier Beretta, bijlage 164, pagina 2865 en 3017.
26.Proces-verbaal pv identificatie bijnaam ‘negertje’, persoonsdossier [medeverdachte 3] , bijlage 3, pagina 8.
27.Proces-verbaal van bevindingen identificatie van [medeverdachte 3] zijnde [medeverdachte 3] , persoonsdossier [medeverdachte 3] , pagina 14.
28.Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning M. [medeverdachte 11] , persoonsdossier [medeverdachte 11] , pagina 5.
29.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. bijnaam van M. [medeverdachte 11] , persoonsdossier [medeverdachte 11] , pagina 8.
30.Proces-verbaal van bevindingen stemherkenning H.J [medeverdachte 6] , zaaksdossier 2, bijlage 10, pagina 71.
31.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek ‘veilige BlackBerry’ telefoon [medeverdachte 6] , zaaksdossier 2, bijlage 175, pagina 1357 tot en met 1488.
32.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. bijnaam H [medeverdachte 6] , persoonsdossier [medeverdachte 6] , bijlage 3, pagina 9.
33.Proces-verbaal van bevindingen PGP telefoons, zaaksdossier 2, bijlage 220, pagina 2330.
34.Proces-verbaal van stemherkenning Hans [medeverdachte 2] , persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 2, pagina 5.
35.Proces-verbaal van bevindingen ‘Bril’, 1 augustus 2013, bzaaksdossier 2, bijlage 6, pagina 47.
36.Proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte 2] ’, persoonsdossier [medeverdachte 2] , bijlage 5, pagina 20.
37.Proces-verbaal van stemherkenning, pv-nummer 30-448035, persoonsdossier 5 ( [medeverdachte 1] ), bijlage 2, pagina 4 tot en met 5.
38.Proces-verbaal van stemherkenning, pv-nummer 30-442394, persoonsdossier 7 ( [medeverdachte 3] ), bijlage 2, pagina 5 tot en met 6.
39.Proces-verbaal beslagdossier Beretta, pv-nummer 30-457102, d.d. 2 juni 2014, pagina 44 en NFI-rapport in bijlage 96 van dit beslagdossier, pagina 1762 tot en met 2488.
40.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [medeverdachte 1] gebruiker Blackberry, pv-nummer 30-602363, persoonsdossier 5 ( [medeverdachte 1] ), bijlage 4, pagina 14 tot en met 21.
41.Proces-verbaal van bevindingen identificatie van [verdachte] zijnde [verdachte] , pv-nummer 30-513296, persoonsdossier 5 ( [medeverdachte 1] ), bijlage 4, pagina 22 tot en met 26.
42.Proces-verbaal van bevindingen identificatie van [medeverdachte 3] zijnde [medeverdachte 3] , pv nummer 30-532274, persoonsdossier 7, bijlage 3, pagina 14 tot en met 17.
43.Proces-verbaal van identificatie bijnaam ‘negertje’, pv nummer 30-438682, persoonsdossier 7, bijlage 3, pagina 8 tot en met 12.
44.Proces-verbaal beluisteren OVC-gesprek, PV nummer 30-522938, zaaksdossier 7, bijlage 4, pagina (…..) i.h.b. p. 68.
45.Proces-verbaal van bevindingen vaststelling van de identiteit van [medeverdachte 10] , pv nummer 30-539130, persoonsdossier 8, bijlage 4, pagina 17 tot en met 37, i.h.b. p. 31.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pv-nummer 30-493586, persoonsdossier 18 ( [medeverdachte 12] ), bijlage 11, pagina 40 tot en met 49.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pv-nummer 30-497346, persoonsdossier 18 ( [medeverdachte 12] ), bijlage 11, pagina 66 tot en met 70.
48.Proces-verbaal beluisteren OVC-gesprek d.d. 12 februari 2013, PV nummer 30-470568, zaaksdossier 7, bijlage 4, pagina 35 tot en met 40.
49.Proces-verbaal beluisteren OVC-gesprek, pv-nummer 30-533118, d.d. 5 februari 2014, zaaksdossier 7, bijlage 26, pagina 516 tot en met 518.
50.Proces-verbaal beluisteren OVC-gesprek, pv nummer 30-510745, d.d. 17 januari 2014, zaaksdossier 1, bijlage 87, pagina 739 tot en met 741.
51.Proces-verbaal beluisteren OVC-gesprek, pv nummer 30-345673, d.d. 13 januari 2014, zaaksdossier 1, bijlage 88, pagina 743 tot en met 746.
52.Proces-verbaal beluisteren OVC-gesprek, pv nummer 30-400065, d.d. 24 juli 2013, zaaksdossier 1, bijlage 89, pagina 748 tot en met 752.
53.Proces-verbaal zaaksdossier ZD01.E, pv nummer 2012001505, d.d. 26 juni 2014, pagina 22.
54.Proces-verbaal beluisteren OVC gesprek, pv nummer 30-510982, d.d. 6 januari 2014, zaaksdossier 1, bijlage 91, pagina 757 tot en met 761.
55.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1820 tot en met 1858, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
56.Proces-verbaal zaaksdossier ZD01.F (onderzoek synthetische drugs), pv nummer 2012001505, pagina 52.
57.Proces-verbaal van verhoor E. [medeverdachte 12] , persoonsdossier [medeverdachte 12] , bijlage 11, pagina 46.
58.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1821 tot en met 1858, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
59.Proces-verbaal beluisteren OVC-gesprek, PV nummer 30-526487, 28 januari 2014, zaaksdossier 1, bijlage 100, pagina 805 tot en met 807.
60.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1821 tot en met 1858, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
61.Beslagdossier Beretta, extractierapport NFI, pagina 1931 tot en met 1933.
62.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1821 tot en met 1858, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
63.Beslagdossier Beretta, extractierapport NFI, pagina 1986 en pagina 2311.
64.Proces-verbaal beluisteren OVC gesprek, PV nummer 30-510954, d.d. 6 januari 2014, zaaksdossier 1, bijlage 93, pagina 770 tot en met 772.
65.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1821 tot en met 1858, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
66.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1846, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
67.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1845, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
68.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1846, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
69.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1846, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
70.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1846 en 1847, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
71.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1847, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
72.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1848, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
73.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1851, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
74.Proces-verbaal Communicatie Blackberry van [medeverdachte 1] , pv nummer 30-528317A, d.d. 22 mei 2014, zaaksdossier 1, bijlage 231, pagina 1851, in combinatie met extractierapport NFI, bijlage bij pv nummer 30-528317, d.d. 20 februari 2014, bijlage 103, pagina 864 tot en met 919.
75.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek [adres 3] Eindhoven d.d. 8 oktober 2013, zaaksdossier 1, bijlage 8, pagina 72 tot en met 74.
76.Proces-verbaal testen wegens verdovende middelen locatie [adres 3] Eindhoven d.d. 9 oktober 2013, zaaksdossier 1, bijlage 9, pagina 76 en 77.
77.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 10 december 2013, door ing. P.H. Wallinga, zaaksdossier 1, bijlage 10, pagina 83 tot en met 85.
78.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 22 oktober 2013, ondertekend d.d. 23 oktober 2013, door ing. P.H. Wallinga, zaaksdossier 1, bijlage 11, pagina 87 en 88.
79.Proces-verbaal doorzoeking [adres 2] te Eindhoven d.d. 9 oktober 2013, zaaksdossier 1, bijlage 25, pagina 227 tot en met 232.
80.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 november 2013, door ing. P.H. Wallinga, zaaksdossier 1, bijlage 26, pagina 245 tot en met 247.
81.Proces-verbaal van bevindingen in het beslag, van de woning [adres 3] te Eindhoven, aangetroffen schriftelijke stukken i.r.t. [medeverdachte 3] d.d. 1 november 2013, zaaksdossier 1, bijlage 15, pagina 113 en 114, inclusief bijlagen op pagina’s 115 tot en met 122.
82.Proces-verbaal van bevindingen 4 doosjes van mobiele telefoons d.d. 7 november 2013, zaaksdossier 1, bijlage 14, pagina 109 tot en met 111.
83.Proces-verbaal Zaaksdossier ZD01.A (onderzoek synthetische drugs), locatie [adres 3] Eindhoven, pagina 17.
84.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens d.d. 20 september 2013, zaaksdossier 1, bijlage 5, pagina 47 en 48.
85.Proces-verbaal beluisteren OVC gesprek d.d. 1 mei 2013, zaaksdossier 1, bijlage 2, pagina 15 en 16.
86.Proces-verbaal beluisteren OVC gesprek d.d. 1 mei 2013, zaaksdossier 1, bijlage 4, pagina 43 en 44.
87.Proces-verbaal Zaaksdossier ZD01.A (onderzoek synthetische drugs), locatie [adres 3] Eindhoven, pagina 7.
88.Proces-verbaal Zaaksdossier ZD01.A (onderzoek synthetische drugs), locatie [adres 3] Eindhoven, pagina 8.
89.Huurovereenkomst zelfstandige ruimte d.d. 27 oktober 2004, zaaksdossier 1, bijlage 19, pagina 154 tot en met 157.
90.Aanvraag huisbewaring (deel II) d.d. 7 juni 2013, zaaksdossier 1, bijlage 19, pagina 159 tot en met 164.
91.Proces-verbaal zaaksdossier ZD01.B (onderzoek synthetische drugs), locatie [adres 2] te Eindhoven, pagina 10.
92.GBA-uittreksel d.d. 15 augustus 2012, zaaksdossier 1, bijlage 5 bij bijlage 1 (Proces-verbaal identificatie gebruiker 06-34652406 d.d. 14 augustus 2012, pagina 10 tot en met 13.
93.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 oktober 2013, zaaksdossier 1, bijlage 28, pagina 254 en 255.
94.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 15 januari 2014, zaaksdossier 1, bijlage 16, pagina 124 tot en met 130.
95.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pv-nummer 30-493586, persoonsdossier 18 ( [medeverdachte 12] ), bijlage 11, pagina 40 tot en met 49
96.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 16 januari 2014, zaaksdossier 1, bijlage 17, pagina 136 tot en met 139.
97.Proces-verbaal observeren 10 januari 2013, zaaksdossier 1, bijlage 18, pagina 146 tot en met 150.
98.Proces-verbaal zaaksdossier ZD01.B (onderzoek synthetische drugs), locatie [adres 2] te Eindhoven, pagina 7.
99.Proces-verbaal zaaksdossier ZD01.B (onderzoek synthetische drugs), locatie [adres 2] te Eindhoven, pagina 8.
100.Proces-verbaal observeren (door chef en observanten): woensdag 6 februari 2013, zaaksdossier 7, bijlage 31, pagina 898 tot en met 902.
101.Proces-verbaal observeren (door chef en observanten): vrijdag 15 februari 2013, zaaksdossier 1, bijlage 21, pagina 177 tot en met 188.
102.Proces-verbaal observeren (door chef en observanten): maandag 4 maart 2013, zaaksdossier 1, bijlage 22, pagina 190 tot en met 196.
103.Proces-verbaal zaaksdossier ZD01.B (onderzoek synthetische drugs), locatie [adres 2] te Eindhoven, pagina 12.