In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor het besturen van een auto met een ongeldig verklaard rijbewijs, wat in strijd is met artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 6 weken opgelegd, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen wat betreft de bewezenverklaring, maar de straf zou moeten worden vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken.
Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 januari 2019 te Susteren een auto bestuurde, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit gedrag werd als ernstig beschouwd, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.
Na afweging van de omstandigheden, waaronder de recidive van de verdachte, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te handhaven, maar met een voorwaardelijk deel. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Dit besluit is genomen om de ernst van het bewezenverklaarde te onderstrepen en om de verdachte te stimuleren zich in de toekomst aan de wet te houden. Het hof heeft ook rekening gehouden met de recente herverkrijging van het rijbewijs door de verdachte, wat heeft geleid tot enige matiging van de straf.