ECLI:NL:GHSHE:2021:3086

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
20-000133-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met geweld en drogering

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor diefstal voorafgegaan door geweld, gepleegd in de nacht van 9 januari 2019 te Achtmaal. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar en had schadevergoedingsvorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, en de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de diefstal van een bestelauto, waarbij het slachtoffer, een verstandelijk beperkte jongeman, was gedrogeerd met GHB. Het hof heeft de verklaringen van de benadeelde en getuigen, alsook het DNA-onderzoek, in overweging genomen.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding. Het hof heeft ook een bevel tot gevangenneming van de verdachte gegeven, gezien de maatschappelijke veiligheid.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000133-20
Uitspraak : 13 april 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 januari 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-212802-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte – ter zake van diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen – veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar. Voorts heeft de politierechter de door de benadeelde partijen [slachtoffer] en [vader slachtoffer] ingediende vorderingen tot schadevergoeding volledig en hoofdelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en is (ten aanzien van beide vorderingen) de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, te vermeerderen met de wettelijke rente als voormeld, opgelegd. Tot slot is de verdachte veroordeeld in de kosten, begroot op nihil.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof (bij arrest) de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Nu de verdachte in de visie van de verdediging van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, heeft de verdediging zich niet uitgesproken over (de aard en hoogte van) een eventueel op te leggen sanctie. Ten aanzien van de door de benadeelde partijen [slachtoffer] en [vader slachtoffer] ingediende vorderingen tot schadevergoeding heeft de verdediging primair bepleit dat die vorderingen – gelet op de bepleite vrijspraak – zullen worden afgewezen, subsidiair dat een lager bedrag aan schadevergoeding zal worden toegekend dan is gevorderd. Met betrekking tot de vordering van de advocaat-generaal die ertoe strekt dat het hof (bij arrest) de gevangenneming van de verdachte zal bevelen, heeft de verdediging bepleit dat het hof die vordering zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 januari 2019 te Achtmaal, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bestelauto, merk/type Ford Transit Custom, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [vader slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om dat goed zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of een of meer andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] te drogeren met GHB, althans te brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 januari 2019 te Achtmaal, gemeente Zundert, tezamen en in vereniging met anderen een bestelauto, merk/type Ford Transit Custom, die aan een ander dan aan hem, verdachte, en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [vader slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om dat goed zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] te drogeren met GHB.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 12 januari 2019 met goederenbijlage (p. 64-68), voor zover inhoudende als verklaring van [vader slachtoffer] namens [slachtoffer] -zakelijk weergegeven-:
Ik wens aangifte te doen van diefstal uit mijn woning in vereniging, diefstal van mijn bestelauto, Ford, voorzien van het kenteken [kenteken] , mishandeling van mijn zoon of poging zware mishandeling van mijn zoon. Ik ben hier in het bijzijn van mijn zoon [slachtoffer] , roepnaam [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] (
het hof begrijpt: [slachtoffer]). Ik doe de aangifte omdat mijn zoon verstandelijk beperkt is en een IQ van 68 heeft maar ook een lichamelijke beperking. Gelukkig is zijn geheugen heel goed.
Sinds twee maanden heeft mijn zoon contact met een vrouw genaamd [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]), die hij heeft ontmoet tijdens het bloemencorso en toen hebben ze telefoonnummers uitgewisseld. Ik zal nu in de ik-vorm doorgaan zoals mijn zoon dat zou verklaren.
Ik toon u nu mijn telefoon met de app-gesprekken die ik sinds 8 december 2018 op mijn telefoon heb staan. Ik zal een uitdraai laten maken van de gesprekken die u bij dit proces-verbaal kunt voegen. Haar nummer is [telefoonnummer] . Ik heb op 8 januari 2019 de gehele dag door al regelmatig app-contact gehad met [medeverdachte 1] . Dat was tussen 08.43 uur tot 21.45 uur. Tijdens dat app-contact om 20.39 uur heb ik wel aangegeven dat ik alleen thuis was en dat mijn ouders pas een dag later terug zouden komen. Zoals aangegeven was de laatste app op 8 januari 2019 om 21.45 uur en daarna werd het enige tijd stil. Echter op 9 januari 2019 om 01.23 uur kreeg ik een app van [medeverdachte 1] , gevolgd door meerdere appjes. Ik las dat [medeverdachte 1] aangaf dat ze binnen een paar minuutjes in mijn
richting kon vertrekken. Ik heb terug geappt dat dit goed was. Vervolgens zijn er
vele appjes op en neer gegaan tussen mij en [medeverdachte 1] . Uiteindelijk was [medeverdachte 1] op 9 januari 2019 omstreeks 03.36 uur bij mij in Achtmaal, gemeente Zundert. Ik zag dat [medeverdachte 1] met een auto is aangekomen. De auto bleef staan toen ze bij mij binnen kwam. Toen ze aangekomen was, is [medeverdachte 1] binnen gekomen en heb ik haar wat te drinken ingeschonken. Ik heb haar wijn gegeven uit een afgesloten nieuwe fles die in de woning aanwezig was. Wij zaten aan de keukentafel. Ik denk dat wij ongeveer 15 à 20 minuten aan de keukentafel hebben gezeten. Ik moest naar de wc en [medeverdachte 1] is aan de keukentafel blijven zitten. Toen ik terugkwam van de wc heb ik nog een slokje wijn genomen. Wat er toen gebeurd is, weet ik niet meer. Ik weet dat ik het slokje wijn nam en werd weer wakker toen ik op de bank lag. Hoe ik op de bank terecht ben gekomen weet ik niet. Toen ik wakker werd, hoorde ik een auto starten. Ik zag dat [medeverdachte 1] niet meer in onze woning was. Ik ben opgesprongen en ben naar buiten gelopen. Ik zag de auto van mijn vader wegrijden, dit is een bestelauto. Ik zag dat er nog een tweede auto bij was, volgens mij een personenauto. Ik heb toen de politie gebeld. Eenmaal terug in de keuken zag ik dat het glas waaruit [medeverdachte 1] gedronken had, was weggenomen. Vervolgens is de politie gekomen en ben ik met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. De reden daarvoor was dat ik het vermoeden had dat er iets in mijn glas is gedaan, omdat ik niet goed weet hoe ik vanuit de keuken op de bank terecht ben gekomen.
Vader gaat nu verder. Wij hebben camera's hangen bij ons huis en die hebben wij
uitgekeken. Bij het uitkijken van de beelden is te zien dat er buiten [medeverdachte 1] nog twee personen zijn. Duidelijk is te zien dat er buiten twee personen staan te wachten. Te zien is dat [medeverdachte 1] regelmatig naar buiten gaat en weer terugkomt. Dat ze buiten ook met de twee jongens spreekt en het lijkt erop dat ze onderling contact hebben. Uiteindelijk is één van de jongens nog binnen in de woning geweest, het was niet lang, maar wel in de woning. Vanuit de woning heeft men de sleutel van mijn bestelbus weggenomen. Volgens mij stapt een van de jongens achter het stuur van mijn bestelbus en stapt [medeverdachte 1] er aan de passagierskant in. De andere jongen loopt hard naar de personenauto (die we helaas niet op beeld hebben) en zal daar mee vertrokken zijn.
Ondertussen hebben wij ook de uitslag van het bloedonderzoek vanuit het ziekenhuis
gekregen. [slachtoffer] is positief getest op GHB.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage goederen
Voertuig : Bestelauto
Merk/type : Ford Transit Custom
Kenteken : [kenteken]
2.
Een geschrift in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een bij de hierboven genoemde aangifte gevoegd overzicht van berichten tussen [slachtoffer] en [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) (p. 70-82) voor zover inhoudende:
08-01-19 08:43 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Hey lieverd
08-01-19 08:43 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik ben vandaag rond 17.18 klaar in zundert
08-01-19 08:44 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Zal ik je dan ff laten weten tegen de tijd dat ik klaar ben?
08-01-19 09:17 - [slachtoffer] : Oké is goed dan geef ik me adres als je klaar bent schat
08-01-19 09:41 - [slachtoffer] : Ik hoor het wel schat
08-01-19 12:39 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Oke das goed
08-01-19 12:45 - [slachtoffer] : Oké schat ik heb er zin in jij ook
08-01-19 19:04 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Olaa
08-01-19 19:04 - [slachtoffer] : Oké kom je nog
08-01-19 19:05 - [slachtoffer] : Of moet je nog werken
08-01-19 19:05 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Is nu al beetje laat he
08-01-19 19:05 - [slachtoffer] : Voor mij niet hoor je mag komen hoor
08-01-19 19:07 - [slachtoffer] : je mag nog komen hoor ik vind het nog niet laat hoor
08-01-19 19:07 - [slachtoffer] : Kan je nog komen
08-01-19 19:07 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Jahwel
08-01-19 19:08 - [slachtoffer] : Oké laat zo ff weten of dat je nog zo komt ik ben morgen vrij dus we hebben nog heel de avond
08-01-19 19:40 - [slachtoffer] : Kom je nog
08-01-19 20:25 - [slachtoffer] : Ik wil nog graag dat je komt
08-01-19 20:39 - [slachtoffer] : Je kunt ook blijven slapen hoor mij ouders komen pas morgen avond thuis
08-01-19 20:42 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik ben nou net thuis moet ff me fone laden dan kan ik naar jou vertrekken goed
08-01-19 20:43 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Moet je ff je adres geven
08-01-19 20:48 - [slachtoffer] : Oké is is goed mij adres is [adres slachtoffer] achtmaal tis in een pad mij buurman is nummer 18 maar daar moet je niet zijn daar recht een pad in rijden lang een koeien boer rijden pad in rijden staat camping de ossewei aan houden en dan moet je tot het zand pad rijden en dan rechts er staat een groot huis met een kerst boom met blauwe licht en daar achter staat een klein huisje daar is licht aan daar moet je zijn schat
08-01-19 20:55 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik kan geen oplader nergens vinden schat
08-01-19 20:55 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Heb 5%
08-01-19 21:23 - [slachtoffer] : Kom je nog dan en moet ik je in achtmaal op vangen moet je ff zeggen hoe laat je daar bent en wat voor auto heb je
08-01-19 21:42 - [slachtoffer] : He
08-01-19 21:45 - [slachtoffer] : He hoe wil je het
09-01-19 01:23 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Moppie
09-01-19 01:23 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ben je nog wakker
09-01-19 01:24 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik kan binnen een paar minuutjes richting jou vertrekken
09-01-19 01:25 - [slachtoffer] : Oké is goed kom je rechtstreeks na mij huis
09-01-19 01:32 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik ga de route intikken
09-01-19 01:33 - [slachtoffer] : Oké ik hoor het wel hoe laatje bij mij bent
09-01-19 01:33 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik app je zo terug
09-01-19 01:37 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Dat je nog niet sliep joh
09-01-19 01:37 - [slachtoffer] : Nee dacht aan jouw
09-01-19 01:39 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Het is 38 km
09-01-19 01:39 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): 37 min
09-01-19 01:41 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik app ke als ik weg rij ik doe me tel nog ff laden nu tot zo
09-01-19 01:43 - [slachtoffer] : Oké app maar als je weg rij duur dat nog lang en je kan mij bellen he als je het niet kan vinden he
09-01-19 01:43 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ja met een paar minutjes rij ik weg
09-01-19 01:43 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Maar uhm beetje rare vraag he vind je het goed dat we gewoon samen drankje doen dat dat gratis is gewoon gezelligheid en ik jou wel lief vind
09-01-19 01:53 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Heb je een flesje wijn ofzo
09-01-19 01:54 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik vertrek nu
09-01-19 01:55 - [slachtoffer] : Heb wel een fles wijn
09-01-19 02:21 - [slachtoffer] : Ben je met de auto
09-01-19 02:25 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Zoiets
09-01-19 02:25 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ja
09-01-19 02:40 - [slachtoffer] : Achtmaal is nog geen buiten land je moet naarde [adres slachtoffer] zijn pad in rijden na nummer 18 en dan tot het zand pad rijden en dan recht
09-01-19 02:44 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik ben er in 12 min
09-01-19 02:44 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Aaaaa maargoed datje ouders er niet zijn haha
09-01-19 02:45 - [slachtoffer] : Oké nee hoor ben niet goed ja dat is waar dat ze er niet zijn
09-01-19 02:47 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik ben nu bij zundert andere kant op gegaan
09-01-19 02:48 - [slachtoffer] : Oowje moet naar achtmaal hoor
09-01-19 03:13 - [slachtoffer] : Kun je het vinden
09-01-19 03:19 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Ben er zo goed als
09-01-19 03:19 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Rij nu achtmaalseweg
09-01-19 03:22 - [slachtoffer] : Dan als maar recht door rijden voor ben café dan thuur ook recht door rijden achtmaal uit rijden als maar recht door tot [adres slachtoffer] daar moet je niet zij naar dat nummer recht pad in rijden tot het zand pad rijden en dan rechts
09-01-19 03:22 - [slachtoffer] : Daar woon ik
09-01-19 03:31 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): tegenover nr 11???
09-01-19 03:32 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Kan dat kloppen?
09-01-19 03:32 - [slachtoffer] : Moet je een pad in rijden het er staat een wit bord camping de ossewei daar moetje in rijden en dan als maar recht door rijden ik kom wel met de zak lamp in het pad staan
09-01-19 03:36 - [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ): Kan jij nie ff buiten komen?
09-01-19 05:54 - [slachtoffer] : Waar ben jij
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2019 (p. 120-123), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] -zakelijk weergegeven-:
Naar aanleiding van een diefstal bestelauto werden door de aangever beelden ter
beschikking gesteld van de diefstal. Deze beelden zijn door mij verbalisant uitgekeken.
Vooraf werd door aangever medegedeeld dat de tijd niet correct is. Men heeft de tijd
nimmer bijgezet tussen winter- en zomertijd. In werkelijkheid is het één uur eerder.
04.16.03 [slachtoffer] staat achter keukendeur en trekt jas aan.
04.16.30 [slachtoffer] komt naar buiten met zaklamp aan.
04.28.38 [slachtoffer] komt vanaf rechts in beeld terug lopen, in bijzijn van een vrouw.
04.28.52 [slachtoffer] en de vrouw gaan via keukendeur naar binnen.
04.43.26 Rechts bij woning staat man in beeld.
04.44.14 Man loopt richting keukendeur.
04.44.46 Man weer uit beeld.
04.49.58 Komt auto aanrijden, te zien aan de lichten.
04.53.13 Vrouw komt uit keuken naar buiten, is aan het bellen, en loopt rechts uit beeld.
04.58.01 Vrouw gaat keuken weer binnen.
05.08.42 Vrouw staat buiten te bellen.
05.09.00 Vrouw staat buiten te wachten en te bellen.
05.22.17 Vrouw staat voor keukendeur, met telefoon en staat te roken. Rechts bij woning staat een man te wachten.
05.22.37 Vrouw loopt richting man.
05.22.47 Vrouw staat bij man.
05.22.52 Vrouw en man staan samen bij hoek van woning.
05.22.53 Vrouw loopt terug richting keuken.
05.23.38 Vrouw gaat naar binnen in keuken.
05.24.07 Man met telefoon in beeld.
05.24.26 Man loopt voorzichtig richting keukendeur.
05.24.36 Man kijkt naar binnen in keuken.
05.24.54 Man loop verder richting keukendeur.
05.24.56 Man loopt nog steeds richting keukendeur.
05.25.02 Man staat voor keukendeur.
05.25.30 Man staat nog steeds voor keukendeur.
05.25.49 Tweede man komt in beeld.
05.26.41 Overleg tussen de twee mannen.
05.27.02 Mannen staan buiten en kijken naar binnen in keuken.
05.27.14 Overleg tussen de twee mannen.
05.27.26 Beiden lopen weg naar midden erf.
05.28.36 Eerste man loopt richting keukendeur.
05.28.47 Tweede man loopt weg uit beeld.
05.28.52 Keukendeur gaat open, contact tussen vrouw en man.
05.28.36 Eerste man loopt richting keukendeur.
05.29.07 Keukendeur open, contact tussen vrouw en man buiten.
05.29.25 Beiden nog steeds in keukendeur.
05.29.53 Vrouw gaat naar binnen door open deur.
05.30.27 Vrouw staat in open keukendeur.
05.31.57 Vrouw komt naar buiten en doet de keukendeur dicht.
05 34.43 Vrouw gaat keuken weer in, loopt op en neer tussen kamer en keuken.
05.40.30 Vrouw staat binnen voor keukendeur.
05.41.33 Vrouw komt naar buiten en staat te bellen.
05.41.54 Vrouw loopt weg en kort daarop uit beeld.
05.44.04 Alle drie personen komen aanlopen vanaf rechts.
05.44.19 Een persoon (man) staat achter bestelbus. De vrouw loopt naar de rechterzijde van de bestelbus.
05.44.32 Man naar binnen in keuken. Blijft in deuropening staan
05.45.03 Twee mannen rond de bestelbus, de mannen kijken naar binnen in keuken.
05.45.36 Een man weer bij achterzijde bestelbus.
05.45.50 Lichten bestelbus gaan aan.
05.45.54 Een man gaat naar linkerzijde bestelbus en vrouw naar rechterzijde.
05.46.06 Man komt uit keukendeur en loopt hard weg.
05.46.18 Bestelbus rijdt achteruit weg.
05.46.34 [slachtoffer] komt naar buiten gelopen.
05.46.40 [slachtoffer] uit beeld, loopt achter bestelbus aan.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2019 (p. 114), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] -zakelijk weergegeven-:
Op 9 januari 2019 omstreeks 09:54 uur reden wij over de [adres 3] in Zundert. Wij waren voor een buurtonderzoek naar aanleiding van diefstal voertuig onderweg naar [adres 2] in Achtmaal. Tijdens het rijden naar dit adres zag ik, [verbalisant 2] , dat het voertuig Ford Transit Custom met kenteken: [kenteken] in de Reigerstraat ter hoogte van perceel [adres 3] stond geparkeerd. Om 13:55 uur is de opdracht gegeven voor het laten takelen van het voertuig voor eventueel sporenonderzoek. Het voertuig is gesleept door [bedrijf] naar [adres 4] , Roosendaal.
5.
Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 10 januari 2019 (p. 107-109), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] -zakelijk weergegeven-:
Op 10 januari 2019 werd door mij als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een diefstal bestelauto, gepleegd tussen 9 januari 2019 te 03:40 uur en 05:07 uur.

Onderzoekslocatie

Het onderzoek is verricht in en aan een bestelbus die gestald stond in een afgesloten plaats van berging, zijnde autobergingsbedrijf [bedrijf] , gevestigd op het adres [adres 4] . De bestelbus stond gestald in de afgesloten loods van dit autobergingsbedrijf.
Soort: bestelbus
Merk/type: Ford/Transit custom
Kenteken: [kenteken]

Onderzoek plaats delict

Door mij werd het stuurwiel van de bestelbus bemonsterd op latente aanwezigheid van
epitheel. Deze bemonstering werd door mij voorzien van SIN nummer AAMH2856NL en veiliggesteld.
6.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 3 april 2019, opgemaakt door L.J.W. Grol (p. 138-141), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur -zakelijk weergegeven-:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAMH2856NL#01 een bemonstering (
stuurwiel bestelbus)
Tabel 2 Resultaat, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN (
omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
AAMH2856NL#01 een bemonstering (
stuurwiel bestelbus)
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen
- slachtoffer [vader slachtoffer]
- [verdachte] (zie' Bewijskracht van
het vergelijkend DNA-onderzoek')
- minimaal één onbekende persoon

DNA-databank

DNA-mengprofiel AAMH2856NL#01 is op 26 maart 2019 eenmalig vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen van personen. Hierbij is gericht gezocht naar de persoon die, naast slachtoffer [vader slachtoffer] , relatief veel DNA heeft bijgedragen aan deze bemonstering.
Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van onderstaande persoon
Achternaam [verdachte]
Voornamen [verdachte]
Geboortedatum [geboortedag] 1986
Geboorteplaats [geboorteplaats]
SIN/Identiteitszegel RAAS4182NL

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek:

Voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het
DNA-profiel van [verdachte] en DNA-mengprofiel AAMH2856NL#01 zijn de volgende aannames gedaan:
  • bemonstering AAMH2856NL#01 bevat DNA van drie personen;
  • slachtoffer [vader slachtoffer] is één van de donoren;
  • de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [vader slachtoffer] en [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het
volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [vader slachtoffer] ,
[verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van slachtoffer [vader slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.

Het verkregen DNA-mengprofiel AAMH2856NL#01 is meer dan 1 miljard keer

waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
7.
Een geschrift in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aanvraagrapport gericht aan de spoedeisende hulp, Molengracht, Amphia, d.d. 14 januari 2019 (p. 146), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium
Molengracht 21, Breda
Naam patiënt : [slachtoffer]
Geb.dat./Gesl. : [geboortedatum] M
Adres : [adres slachtoffer]

Afnamedatum: 09.01.2019 09:33Afnamelocatie: Molengracht

Resultaat Eenheid
Chemie
Farmacologie, Medicijn, Toxicologie
GHB in urine positief mg/mL urine
8.
Een geschrift in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een specialistenbrief van Amphia Ziekenhuis Breda, d.d. 9 januari 2019 (p. 147-148), opgemaakt door arts assistent interne geneeskunde N. de Rooij, mede namens G. Buunk, arts, supervisor, voor zover inhoudende

-zakelijk weergegeven-:

[slachtoffer]
[adres slachtoffer]
Geb: [geboortedatum] /M
Specialist: Interne geneeskunde
Geachte collega,
Op 9-1-2019 bezocht uw patiënt de Spoedeisende Hulp van ons ziekenhuis.
Reden van verwijzing: Misselijkheid en braken
Anamnese:
Vannacht vriendin bij hem thuis geweest. Had een klein beetje wijn voor zichzelf ingeschonken, vervolgens naar toilet gegaan. Na terugkomst zat er meer in en zou zij hebben bijgeschonken. Vervolgens een slok genomen en weet daarna niets meer. Uur later wakker geworden. Hoorde toen de nieuwe auto van zijn ouders wegrijden. Is opgesprongen en gaan kijken. Vervolgens was de auto van zijn ouders meegenomen, zij was daarbij, door hem gezien. Vervolgens eenmaal gebraakt. Nu nog wat misselijk en duizelig. Nu geen contact met haart te krijgen.
Voorlopige conclusie en diagnose:
Bovengenoemde 25-jarige man presenteert zich met
1. Vermoedelijke drogering met een downer dd GHB dd benzodiazepine
Kan voor uitslag tox screening bellen.
9.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 juli 2019 (p. 26-32), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] -zakelijk weergegeven-:
V: staat voor vraag verbalisant
A: staat voor antwoord verdachte
O: staat voor opmerking verbalisant
V. Waar was u op woensdag 9 januari 2019, omstreeks 01.20 uur?
A. Ik gok in Achtmaal, maar het precieze tijdstip weet ik niet. (…) Ik weet dat ik die dag daar ben geweest voor een escortafspraak. (…) Ik had op een gegeven moment contact met een jongen uit Zundert. Wij hadden app contact met elkaar en spraken af dat ik naar die jongen thuis zou gaan. Ik denk dat ik via app zijn adres kwam te weten, dat bleek dus in Achtmaal te zijn. Ik heb toen twee kennissen benaderd, die mij naar Achtmaal brachten. Mijn kennissen hebben mij in Achtmaal bij die jongen thuis afgezet. Ik heb samen met die jongen een wijntje gedronken. (…) Ik ben door mijn kennissen teruggebracht naar Zundert.
O: Volgens ons had u contact met een jongen genaamd [slachtoffer] .
A: Dat kan ja.
V: Weet u het huisadres van [slachtoffer] nog?
A: Nee. Het was wel afgelegen. Het was niet 1-2-3 te vinden.
V: Hoe bent u daar naar toe gegaan, met welk vervoermiddel?
A: Met een auto. Ik denk een Audi. Deze Audi was een van mijn kennissen. Wij zijn bij die woning gestopt, althans in de buurt want ik moest nog een eindje door de modder lopen.
V: Klopt het dat [slachtoffer] naar buiten is gekomen en u opgehaald heeft en dat u samen naar
de woning bent gelopen?
A: Ja. Hij kwam mij ophalen aan de weg en liepen toen samen naar zijn woning.
V: Eenmaal in de keuken bij [slachtoffer] , wat heeft u toen gedaan?
A: Ik heb met hem gepraat. We hebben een wijntje gedronken.
Toen wij in de keuken samen aan het praten waren, heb ik geappt met mijn kennissen dat ze mij op moesten komen halen.
V: Wie zijn die kennissen?
A: [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende naar voren gebracht. Blijkens de verklaring van de verdachte was hij op 9 januari 2019 bij zijn vriendin in Weert. [medeverdachte 1] – de ex-vriendin van de verdachte – heeft een belastende verklaring afgelegd. Voorts is in de bestelbus DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen. Er is evenwel slechts DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen op het stuurwiel en bijvoorbeeld niet ook op de sleutel, de gordel en de versnellingspook, terwijl zulks wel in de rede zou moeten liggen. Bovendien is DNA-materiaal verplaatsbaar. Het aangetroffen DNA-spoor en de verklaring van [medeverdachte 1] leveren – mede gelet op het alibi van de verdachte – onvoldoende bewijs op om het tenlastegelegde bewezen te kunnen verklaren. Bovendien zijn de op de camerabeelden waargenomen personen niet herkend.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op basis van de inhoud van de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen stelt het hof vast dat in de nacht van 9 januari 2019 te Achtmaal, gemeente Zundert, een bestelbus (Ford Transit Custom) van [vader slachtoffer] is weggenomen. Teneinde de bestelbus weg te kunnen nemen is de sleutel daarvan vanuit de woning weggenomen. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat dit wegnemen van de bestelbus werd voorafgegaan van geweld tegen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door hem te drogeren met GHB. Ingevolge artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht wordt het plegen van geweld gelijkgesteld met het brengen in een staat van bewusteloosheid, waarvan – blijkens de aangifte – sprake is geweest. Uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer] samen met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) aan de keukentafel zat, dat [slachtoffer] wijn heeft gedronken, hij vervolgens naar het toilet ging, bij terugkomst weer wat wijn heeft gedronken en vanaf dat moment in slaap is gevallen en niet meer weet wat er is gebeurd. De aangifte die bij monde van de vader van [slachtoffer] is gedaan, strookt volledig met de informatie die [slachtoffer] de behandelend specialist in het ziekenhuis heeft gegeven bij aankomst in het ziekenhuis. Uit toxicologisch onderzoek – enkele uren nadat [medeverdachte 1] [slachtoffer] heeft bezocht en de bestelauto was weggenomen – blijkt ook dat de urine van [slachtoffer] positief is getest op de aanwezigheid van GHB. Nu uit de inhoud van het dossier volgt dat [medeverdachte 1] op het moment dat zij met [slachtoffer] aan de keukentafel zat – naast [slachtoffer] – de enige persoon was die in de woning van de familie [slachtoffer] aanwezig was, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat [medeverdachte 1] GHB in de wijn van [slachtoffer] heeft gedaan (op het moment dat hij naar het toilet ging) waarvan hij nadien heeft gedronken. Dat [slachtoffer] zelf actief GHB heeft ingenomen of heeft willen innemen is geenszins gebleken en voor die vooronderstelling biedt het dossier ook geen enkel aanknopingspunt. Wel is in de App-berichten over en weer gesproken over een fles wijn, maar het gebruik van drugs, zoals GHB, is geen onderwerp van gesprek geweest.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de aan hem tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal.
Verklaring van [medeverdachte 1] en camerabeelden
Uit hetgeen [medeverdachte 1] heeft verklaard blijkt dat zij op 9 januari 2019 door de verdachte en [medeverdachte 2] naar de woning van de familie [slachtoffer] te Achtmaal is gebracht. Gelet op hetgeen [medeverdachte 1] heeft verklaard, kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat zij, de verdachte en [medeverdachte 2] zich in de bewuste nacht/vroege ochtend van 9 januari 2019 in/bij de woning van de familie [slachtoffer] bevonden. Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid of juistheid van hetgeen [medeverdachte 1] heeft verklaard. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verklaring van [medeverdachte 1] voor wat betreft de aanwezigheid van de verdachte op de plaats van het delict steun vindt in het aangetroffen DNA-materiaal op/aan het stuur van de bestelbus alsmede in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] waarin voornoemde verbalisant heeft gerelateerd wat op de camerabeelden is waar te nemen. Op die camerabeelden zijn een vrouw en twee mannen te zien. Nu [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij samen met de verdachte en [medeverdachte 2] naar de woning van de familie [slachtoffer] is gereden omdat zij daar een afspraak had met [slachtoffer] , staat naar het oordeel van het hof genoegzaam vast dat de op de camerabeelden waargenomen vrouw [medeverdachte 1] betreft en dat de mannen de verdachte en [medeverdachte 2] zijn. Hierbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet is gebleken dat een andere vrouw en andere mannen in de nacht van 9 januari 2019 naar de afgelegen woning van de familie [slachtoffer] zijn gegaan. Dat de personen op de camerabeelden niet zijn herkend, maakt het voorgaande niet anders.
DNA-materiaal
Blijkens de inhoud van het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] betreffende het bekijken van de camerabeelden ging een man naar de linkerzijde van de bestelbus en een vrouw naar de rechterzijde van de bestelbus. Vervolgens is de bestelbus weggereden. Gelet hierop stelt het hof vast dat een man naar de bestuurderstoel (linkerzijde van de bestelbus) is gegaan en [medeverdachte 1] naar de passagiersstoel (rechterzijde van de bestelbus) en dat de man aldus als bestuurder met de bestelbus is weggereden. De bestelbus is op 9 januari 2019, omstreeks 05.00 uur, bij de woning te Achtmaal weggereden. Enkele uren later – op 9 januari 2019, omstreeks 10.00 uur – is de betreffende bestelbus aangetroffen in Zundert.
In de bestelbus is vervolgens technisch onderzoek verricht. Het stuurwiel van de bestelbus is bemonsterd op latente aanwezigheid van epitheel. Het monster is vervolgens ingezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Het NFI heeft hiervan een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen. Uit de inhoud van het rapport van het NFI blijkt dat het celmateriaal afkomstig kan zijn van [vader slachtoffer] , de verdachte en van minimaal één onbekende persoon. De hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [vader slachtoffer] , de verdachte en één willekeurige onbekende persoon is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat de bemonstering DNA bevat van [vader slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.
Mede gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] dat de verdachte op 9 januari 2019 bij de woning te Achtmaal aanwezig was en het gegeven dat een man als bestuurder van de bestelbus bij de woning is weggereden, concludeert het hof dat het op het stuurwiel van de bestelbus aangetroffen DNA-spoor (mede) van de verdachte afkomstig is. Voorts concludeert het hof op basis van het voorgaande dat de verdachte op 9 januari 2019 als bestuurder van de bestelbus is weggereden. Bij de beoordeling van het DNA-spoor weegt het hof de locatie van dat spoor – te weten op het stuurwiel van de weggenomen bestelbus – mee. Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat het aangetroffen DNA-spoor van de verdachte moet worden beschouwd als een daderspoor. Dit spoor is naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs van het aan de verdachte tenlastegelegde feit.
Op 16 juli 2019 is de verdachte door de politie gehoord. De verdachte heeft verklaard dat hij op 9 januari 2019 (omstreeks 01.20 uur) bij zijn vriendin in Weert was. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet in de bestelbus heeft gezeten, ook niet achter het stuur. Op de vraag hoe de verdachte kan verklaren dat zijn DNA is aangetroffen in de bestelbus heeft de verdachte verklaard: ‘ik zou het echt niet weten’. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte naar voren gebracht dat zijn DNA mogelijk aan [medeverdachte 1] is blijven plakken en dat zijn DNA – zo begrijpt het hof – aldus mogelijk via [medeverdachte 1] op het stuurwiel van de bestelbus terecht kan zijn gekomen. De verdachte heeft deze lezing ter terechtzitting in hoger beroep herhaald.
De verklaring van de verdachte inhoudende dat hij op 9 januari 2019 bij zijn vriendin in Weert was, betreft geen verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op het stuurwiel van de weggenomen bestelbus op diezelfde datum. Het scenario dat DNA-materiaal van de verdachte op [medeverdachte 1] is achtergebleven en dat [medeverdachte 1] verdachtes DNA-materiaal vervolgens op het stuurwiel van de bestelbus heeft achtergelaten, acht het hof op basis van de verklaring van de verdachte die geen duidelijkheid verschaft over wanneer en op welke wijze die contaminatie van zijn DNA dan zou moeten hebben plaatsgehad, niet aannemelijk geworden. Zijn verklaring ten overstaan van de politierechter dat zij nog wel eens contact hadden zo hier en daar en dat de politierechter wel begrijpt wat de verdachte daarmee bedoelt, is in dat verband niet een redengevende verklaring. Hierbij heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat – zoals hierboven is vastgesteld – [medeverdachte 1] als passagier de bestelbus is ingestapt. Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof niet gebleken dat [medeverdachte 1] achter het stuurwiel van de betreffende bestelbus heeft gezeten. Voorts heeft het hof daarbij betrokken dat de verdachte zeer wisselend heeft verklaard over zijn contacten met [medeverdachte 1] . Zo had hij haar aanvankelijk tijdens zijn verhoor bij de politie al een tijdje (p. 43 van het dossier), al twee jaar niet gezien (p. 44 van het dossier) om vervolgens zijn verklaring bij te stellen door te verklaren dat hij haar in 2018 wekelijks zag en in 2019 maar 1 of 2 keer (p. 45 van het dossier). Ten overstaan van de politierechter verklaarde hij haar na het verbreken van hun relatie in de zomer van 2018 nog eens per veertien dagen te hebben gezien (p. 2 proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 7 januari 2020, politierechter), maar meer concreet en verifieerbaar heeft de verdachte niet verklaard.
Gelet op het bovenstaande en het niet geven van een aannemelijke, die redengevenheid ontzenuwende verklaring – waar dat naar het oordeel van het hof wel van de verdachte mocht worden verwacht – kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op 9 januari 2019 als bestuurder van de bestelbus is weggereden en aldus bij de aan hem tenlastegelegde diefstal betrokken is geweest.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op basis van de inhoud van het dossier leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde nog het volgende af.
Uit de door [medeverdachte 1] aan [slachtoffer] verstuurde berichten blijkt dat zij de indruk wekt dat zij alleen onderweg is naar de woning van [slachtoffer] . Er wordt gesproken over (het drinken van) wijn. Uit de berichten die [slachtoffer] heeft verstuurd, blijkt dat hij die nacht alleen thuis was. Blijkens het daarop door [medeverdachte 1] verzonden bericht blijkt dat zij daarvan op de hoogte was. De verdachte is samen met twee anderen naar de woning van [slachtoffer] gereden. Bij de woning aangekomen, is [medeverdachte 1] met [slachtoffer] naar binnen gegaan. Ook bevindt zij zich op verschillende momenten buiten de woning. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat een vrouw, naar het oordeel van het hof: [medeverdachte 1] , en twee mannen, naar het oordeel van het hof: de verdachte en [medeverdachte 2] , zich midden in de nacht/vroege ochtend naar de woning begeven en vervolgens in dan wel rondom de woning verblijven. Uit de beschrijving van verbalisant [verbalisant 1] volgt bovendien dat zij onderling met z’n drieën contact hebben. Op enig moment – en zoals hiervoor overwogen – zijn de verdachte (als bestuurder) en [medeverdachte 1] (als passagier) met de bestelbus weggereden. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat ongeveer op hetzelfde moment dat de bestelbus is weggereden, de andere man ( [medeverdachte 2] ) ook bij de woning vertrekt/hard wegrent.
Het hof is op basis van het samenstel van alle handelingen en de uiterlijke verschijningsvorm daarvan van oordeel dat daaruit kan worden opgemaakt dat sprake was van een gezamenlijk, vooropgezet plan, waarbij de verdachte samen met anderen naar [slachtoffer] is gegaan met de bedoeling om het slachtoffer met GHB uit te schakelen en uit de woning te stelen wat van hun gading was. Hierbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk naar de woning van de familie [slachtoffer] zijn gegaan, ter plaatse veelvuldig contact hebben rondom de woning en uiteindelijk ook gezamenlijk weer bij de woning vertrekken, waarbij de verdachte en [medeverdachte 1] in de bestelbus wegrijden en [medeverdachte 2] in de personenauto waarmee de verdachten naar de woning in Achtmaal zijn gereden.
Conclusie
Op basis van de inhoud van de uitgewerkte bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de aan hem tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal.
Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan;
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 9 januari 2019 samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een bestelbus. Deze diefstal heeft midden in de nacht in en rondom de woning van de familie [slachtoffer] plaatsgehad. De vrouwelijke verdachte heeft zich ’s nachts onder valse voorwendselen bij het slachtoffer in de woning vervoegd. Zij deed het voorkomen alsof ze een (intieme) relatie met het slachtoffer wilde onderhouden en het slachtoffer stond daar welwillend tegenover. Het slachtoffer heeft haar vertrouwd, is vervolgens door haar gedrogeerd met GHB, waarna door de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit de woning en van het erf kon worden weggenomen wat van hun gading was. Met de door hen in de woning gestolen sleutel van de bestelbus is de nagenoeg nieuwe bestelbus van de familie vanaf hun erf weggenomen, waarna zij zijn vertrokken, het slachtoffer welbewust in een staat van bewusteloosheid achterlatend. Het vertrouwen dat het slachtoffer in een ander heeft gesteld is door dit gebeuren ernstig geschonden en daar is misbruik van gemaakt. Het feit heeft voor het slachtoffer en zijn ouders ook vergaande gevolgen gehad, zoals onder meer blijkt uit de door [vader slachtoffer] ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaringen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat hij net in zijn eigen huisje woonde. Nu durft hij niet meer alleen te zijn en wordt hij iedere nacht een paar keer wakker. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen, dat geldt voor [slachtoffer] – gelet op zijn persoonlijkheid en zijn beperkingen – des te meer. Gelet op diens persoonlijkheid is het voor hem ook een zeer heftige en schokkende gebeurtenis geweest, die veel indruk op hem heeft gemaakt en negatieve gevolgen voor hem en zijn ouders heeft veroorzaakt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 januari 2021. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Zulks heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan het tenlastegelegde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het hof heeft hierbij – gelet op de feiten en omstandigheden van het geval – aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt ‘overval woning’. Het oriëntatiepunt voor een woningoverval geeft als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Gelet op de vorenomschreven aard en ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Naar het oordeel van het hof kan evenmin worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd en door de politierechter is opgelegd, omdat daarin de aard en de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden de verdachte conform de hierboven genoemde oriëntatiepunten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.497,32 (bestaande uit € 2.997,32 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts is de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente, opgelegd.
De verdediging heeft, voor het geval het hof komt tot een bewezenverklaring, ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij hetzelfde standpunt ingenomen als in eerste aanleg. De benadeelde is volgens de raadsman een zwakkere jongen, is minder weerbaar en heeft meer zorg nodig, waardoor het moeilijk is te meten of hij extra zorg nodig heeft als gevolg van het tenlastegelegde en – zo ja – tot welk bedrag. De reiskosten en de medische kosten acht de verdediging niet onredelijk. Of de gevorderde vergoeding voor immateriële schade passend is, acht de raadsman moeilijk te beoordelen. Enerzijds is er sprake van een trauma, anderzijds stelt hij de vraag aan de orde of de GHB een vergissing was. De hoogte van € 2.500,00 wordt derhalve betwist.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.997,32. De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering voor wat betreft de gevorderde materiële schade toewijsbaar is. Voornoemd totaalbedrag bestaat uit € 142,32 ter zake van niet betwiste reiskosten, € 385,00 in verband met niet betwiste gemaakte medische kosten (eigen risico) en € 2.470,00 ter zake van extra benodigde mantelzorg voor de benadeelde partij [slachtoffer] . De kosten in verband met extra ingeschakelde mantelzorg zijn in de vordering tot schadevergoeding naar het oordeel van het hof voldoende duidelijk gemaakt en onderbouwd. De vordering zal derhalve – anders dan door de verdediging bepleit – ook voor wat betreft de gevorderde kosten in verband met extra mantelzorg (volledig) worden toegewezen.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Het hof is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Gelet op de onderbouwing van de gevorderde immateriële schade en de persoon van de benadeelde partij [slachtoffer] – zoals het hof op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep daaromtrent is gebleken – ziet het hof aanleiding de gevorderde immateriële schade ten bedrage van € 7.500,00 toe te wijzen.
Totale schade en wettelijke rente
Het hof zal de hiervoor genoemde schade vaststellen op een bedrag van € 10.497,32.
De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal de verdachte hoofdelijk veroordelen tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf na te melden data, steeds tot aan de dag der algehele voldoening.
De wettelijke rente over de materiële schadeposten acht het hof toewijsbaar vanaf de datum van de terechtzitting in eerste aanleg, zijnde 7 januari 2020, nu niet per schadepost kan worden vastgesteld op welk moment deze schade is ontstaan, noch op welke datum de vordering in eerste aanleg is ingediend.
De wettelijke rente over de immateriële schadepost acht het hof toewijsbaar vanaf de datum van het bewezenverklaarde, zijnde 9 januari 2019.
Kostenveroordeling
Het hof zal de verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 10.497,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf voormelde ingangsdata, steeds tot aan de dag der algehele voldoening. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf voormelde ingangsdata tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer]
De benadeelde partij [vader slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.448,48 (bestaande uit € 1.448,84 aan materiële schade en € 1.000 aan immateriële schade), te vermeerderen met wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts is de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade ten bedrage van € 1.448,84 bestaat uit kosten in verband met het vervangen van de sloten van de bestelbus (een bedrag van € 992,99) en het uitlezen en veiligstellen van de camerabeelden (een bedrag van € 155,85), alsmede uit juridische kosten (een bedrag van € 300,00). De gevorderde juridische kosten merkt het hof aan als proceskosten. Deze kostenpost wordt derhalve hierna onder ‘Kostenveroordeling’ besproken.
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht het hof aannemelijk dat de benadeelde partij [vader slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte kosten heeft moeten maken in verband met vervangen van de sloten van de bestelbus en het uitlezen en veiligstellen van de camerabeelden. De daarmee verband houdende kosten zijn naar het oordeel van het hof ook voldoende onderbouwd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in zoverre (tot een bedrag van € 1.148,84) zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Uit de inhoud van het dossier en de vordering tot schadevergoeding volgt dat de benadeelde partij [vader slachtoffer] op 9 januari 2019 door de politie werd gebeld. De politie deelde mede dat zijn zoon naar het ziekenhuis was gebracht, omdat hij gedrogeerd zou zijn. De benadeelde partij [vader slachtoffer] is hierop naar het ziekenhuis gegaan en heeft aldaar zijn zoon gesproken.
Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring heeft hetgeen op 9 januari 2019 heeft plaatsgehad veel impact gehad op de benadeelde partij [vader slachtoffer] en zijn vrouw.
Voor wat betreft de beoordeling van de gevorderde immateriële schade is het hof evenwel gebonden aan de geldende (strikte) juridische kaders dienaangaande. Het hof dient te beoordelen of er voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij [vader slachtoffer] gevorderde immateriële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft opgelopen. Naar het oordeel van het hof kan de gevorderde immateriële schade in juridische zin niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Het hof zal de benadeelde partij [vader slachtoffer] voor wat betreft de gevorderde immateriële schade derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Totale schade en wettelijke rente
Het hof zal de hiervoor genoemde materiële schade vaststellen op een bedrag van
€ 1.148,84. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal de verdachte (hoofdelijk) veroordelen tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 992,99 vanaf 22 januari 2019 en over het bedrag van € 155,85 vanaf 20 februari 2019, steeds tot aan de dag der algehele voldoening.
Kostenveroordeling
Zoals hiervoor overwogen, merkt het hof de gevorderde juridische kosten aan als proceskosten. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor de rechtsgang in eerste aanleg dient aansluiting te worden gezocht bij het liquidatietarief kantonzaken, dat gebruikelijk wordt toegekend in soortgelijke zaken (liquidatietarieven Kanton 2019). Bij een hoofdsom tot en met € 2.500,00 wordt in de regel € 180,00 per punt als salaris toegekend (salaris nieuw per 1 januari 2019). De benadeelde partij komt in dit verband twee punten toe: één punt voor het door haar advocaat indienen van de vordering en één punt voor de aanwezigheid van haar advocaat ter terechtzitting in eerste aanleg. Voor de rechtsgang in hoger beroep is het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven (per 1 februari 2021) van toepassing. Daarbij geldt ten aanzien van een ‘principaal appèl/hoger beroep van een uitspraak van de kantonrechter op hof’ het tarief als bij ‘principaal appèl/hoger beroep van rechtbank op hof’, te weten een tarief van € 787,00 per punt in zaken met een geldswaarde van de hoofdsom beneden de € 10.000,00. De benadeelde partij komt één punt toe, namelijk voor de aanwezigheid van haar advocaat ter terechtzitting in hoger beroep.
De proceskosten die ten laste van de verdachte zullen worden gebracht, worden derhalve tot op heden begroot op € 1.147,00.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [vader slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 1.148,84. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 992,99 vanaf 22 januari 2019 en over het bedrag van € 155,85 vanaf 20 februari 2019, steeds tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
Bevel gevangenneming
Het hof zal – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – de gevangenneming van de verdachte bevelen, nu naar het oordeel van het hof sprake is van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid welke de onverwijlde vrijheidsbenemening van de verdachte vordert. Hetgeen de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel.
Het bevel gevangenneming is afzonderlijk geminuteerd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.497,32 (tienduizend vierhonderdzevenennegentig euro en tweeëndertig cent) bestaande uit € 2.997,32 (tweeduizend negenhonderdzevenennegentig euro en tweeëndertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata, steeds tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.497,32 (tienduizend vierhonderdzevenennegentig euro en tweeëndertig cent) bestaande uit € 2.997,32 (tweeduizend negenhonderdzevenennegentig euro en tweeëndertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata, steeds tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 87 (zevenentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
7 januari 2020 en van de immateriële schade op 9 januari 2019.

Vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [vader slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.148,84 (duizend honderdachtenveertig euro en vierentachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 1.147,00 (duizend honderdzevenenveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [vader slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.148,84 (duizend honderdachtenveertig euro en vierentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 januari 2019 over een bedrag van € 992,99 en 20 februari 2019 over een bedrag van € 155,85.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 13 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Valkenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar paginanummers van het dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, basisteam Weerijs, registratienummer PL2000-2019134626, gesloten d.d. 18 juli 2019, met de doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 150.