In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, een taxichauffeur, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar, na het veroorzaken van een dodelijk ongeval op 18 mei 2019 in Breda. De verdachte reed met een snelheid van minstens 100 km/u door een rood verkeerslicht, waarbij hij een fietser aanreed die overstak. Het hof oordeelde dat de verdachte niet roekeloos had gehandeld, in tegenstelling tot de eis van de advocaat-generaal, en sprak hem vrij van dit bestanddeel. Het hof benadrukte dat de gedragingen van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend moesten worden gekwalificeerd, maar niet voldeden aan de zware eisen voor roekeloosheid. De uitspraak houdt rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het gebeurde, en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de landelijke oriëntatiepunten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk een schoonmaakbedrijf was begonnen. De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.