In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige] bij de vader is verlengd. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, stelt dat [minderjarige] bij haar teruggeplaatst had moeten worden. De vader en de gecertificeerde instelling (GI) verzetten zich hiertegen en pleiten voor voortzetting van de uithuisplaatsing. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 september 2021, waarbij de moeder, de vader, de GI en de stiefmoeder aanwezig waren. De raad voor de Kinderbescherming was niet verschenen. Het hof heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij het belang van de verzorging en opvoeding voorop staat. De moeder heeft aangegeven dat zij aan de voorwaarden voor terugplaatsing heeft voldaan, maar het hof oordeelt dat er onvoldoende duidelijkheid is over haar stabiliteit en de opvoedomgeving die zij kan bieden. De minderjarige ontwikkelt zich goed bij de vader en de stiefmoeder, en het hof besluit de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waardoor de uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader wordt voortgezet tot 28 november 2021.