ECLI:NL:GHSHE:2021:3051

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
20-002692-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk in voorraad hebben van vervalste waren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk in voorraad hebben van vervalste waren. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak.

Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Het hof heeft de bewijsmiddelen van de politierechter verbeterd en is van mening dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van de goederen. Het hof heeft de straffen herzien en de taakstraf gematigd tot 110 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de teruggave van een inbeslaggenomen smartphone gelast, terwijl de bewaring van andere inbeslaggenomen goederen is bevestigd. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat in het voordeel van de verdachte is verdisconteerd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002692-19
Uitspraak : 10 september 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 22 augustus 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-131286-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘medeplegen van opzettelijk waren, waarop een merk waarop een ander recht heeft is nagebootst of waren die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een model waarop een ander recht heeft, in voorraad hebben’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de teruggave aan de rechthebbende(n) zal gelasten van de inbeslaggenomen personenauto’s en smartphone en de onttrekking aan het verkeer zal gelasten van de inbeslaggenomen sleutel.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsman zich geschaard achter het standpunt van de advocaat-generaal dat de teruggave aan de rechthebbende(n) dient te worden gelast van de inbeslaggenomen smartphone.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met:
  • verbetering van de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen;
  • uitzondering van de bewijsoverweging;
  • uitzondering van de door de politierechter opgelegde straffen en
  • aanvulling van een beslissing op de inbeslaggenomen goederen.
Verbetering van de bewijsmiddelen
Het hof verbetert de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen, in die zin dat:
  • in het opschrift van bewijsmiddel B op pagina 6 van het vonnis paginanummer 49 wordt vervangen door paginanummer 48;
  • in bewijsmiddel B op pagina’s 6 en 7 van het vonnis de merknaam ‘Dolce Gabana’ wordt vervangen door ‘Dolce & Gabbana’ en de merknaam ‘Monclair’ wordt vervangen door ‘Moncler’;
  • in bewijsmiddel E op pagina 8 van het vonnis in de zin ‘In beslaggenomen werd schoeisel, kleding en petten’ de woorden ‘en petten’ komen te vervallen.
  • in bewijsmiddel H op pagina’s 9 en 10 van het vonnis de merknaam ‘Moncier’ wordt vervangen door ‘Moncler’;
  • in bewijsmiddel H op pagina 10 van het vonnis de merknaam ‘Disquared2’ wordt vervangen door ‘Dsquared2’.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken. Daartoe is – zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid vast staat dat het merendeel van de inbeslaggenomen zaken vervalst was ten tijde van het aantreffen daarvan. Niet valt dan ook uit te sluiten dat het
nietom vervalste producten ging. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte beschikkingsmacht had over de aangetroffen spullen en wetenschap had van het (vervalste) karakter daarvan, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
De politierechter heeft het proces-verbaal van determinatie d.d. 29 november 2018 tot het bewijs gebezigd. Het hof verenigt zich met die bewijsvoering en overweegt dat voormeld proces-verbaal op hun belofte is opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , die zijn aangewezen als Vraagbaak Intellectueel Eigendomsrecht voor het herkennen en determineren van goederen welke vermoedelijk inbreukmakend zijn. De verbalisanten hebben in het proces-verbaal, onder verwijzing naar bijgevoegde foto’s, per categorie uitvoerig gemotiveerd op basis waarvan wordt geconcludeerd dat sprake is van namaak. Het hof ziet geen aanleiding aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bevindingen en de daaruit getrokken conclusies te twijfelen. Daarbij weegt het hof voorts mee dat de (aard en hoeveelheid van de) geconstateerde verschillen met goederen van de originele merken substantieel afwijken van hetgeen bij reguliere productiefouten kan worden verondersteld. Bovendien is algemeen bekend dat, vanwege behoud van kwaliteit, naamsbekendheid en marktaandeel, de merken uit het duurdere marktsegment waarvan hier sprake is er alles aan zullen doen om te voorkomen dat afgekeurde partijen in de handel komen.
Op basis van het voorgaande acht het hof geenszins aannemelijk dat de aangetroffen goederen afgekeurde partijen van de originele merken waren. Het hof stelt vast dat sprake is van waren waarop een merk waarop een ander recht had was nagebootst of die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een model waarop een ander recht had.
Met betrekking tot de beschikkingsmacht van de verdachte over de goederen en zijn wetenschap van de valsheid daarvan overweegt het hof als volgt.
Op 15 november 2018 zijn verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] gegaan naar de hoek van [straat 1] en [straat 2] te [plaats] , nadat zij de melding hadden gekregen dat enkele personen goederen uit een woning aan het inladen waren. Aldaar troffen zij voor de openstaande voordeur van de woningen gelegen aan [straat 2] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] bij een personenauto met kenteken [kenteken 1] medeverdachte [medeverdachte 1] aan. De achterklep stond open en de auto was volgeladen met verhuisdozen, die waren afgedekt met een dekbed. [medeverdachte 1] gaf verbalisant [verbalisant 3] toestemming om in de dozen te kijken en hij trof daarin verpakte merkkleding aan. In een andere personenauto met het kenteken [kenteken 2] werd een groot aantal dozen met (
het hof begrijpt: flessen) parfum aangetroffen. Boven aan de trap van de woning aan de [straat 1] [huisnummer 2] stonden ook nog twee verhuisdozen en aldaar verscheen de verdachte. Hij verklaarde dat dit de woning van zijn vriendin was en gaf toestemming om de woning te betreden. In de woonkamer bevond zich medeverdachte [medeverdachte 2] . Door de verbalisanten werd een groot aantal goederen al dan niet verpakt in dozen in verschillende verblijven verspreid door de hele woning aangetroffen.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich op het moment van het aantreffen van de betreffende goederen in de woning bevond. Uit de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen, met welke bewijsvoering het hof zich verenigt, blijkt dat de verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gevraagd om iets weg te brengen. Medeverdachte [medeverdachte 2] is naar het adres van de vriendin van de verdachte gereden en zou achter een zwarte auto moeten aanrijden. Hij zag dat de verdachte op en neer liep met spullen en dat onder andere Nike dozen in zijn auto werden geladen. De verdachte had de dozen aldus onder zich en beschikte daarover. Voorts leidt het hof uit de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden af dat hij wetenschap had van de valsheid van die goederen. Bij zijn oordeel heeft het hof voorts betrokken dat de verdachte zich in zijn verhoren door de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg heeft beroepen op zijn zwijgrecht en daarmee geen redelijke, ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor die redengevende omstandigheden. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Op te leggen sancties
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het feit heeft het hof bij zijn oordeel betrokken dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte in relatie staat tot de handel in valse merkkleding. Die handel betreft een illegale economische activiteit waarvan de rechthebbenden op de merken schade ondervinden en die de legaal verkopende bedrijven omzetschade toebrengt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 juni 2021. Daaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van een soortgelijk delict. Uit voormeld uittreksel volgt evenwel dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof – met de politierechter en zoals gevorderd door de advocaat-generaal – oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden. Het hof zal de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering brengen op de duur van de op te leggen taakstraf. Voorts is het hof – anders dan de politierechter en de advocaat-generaal – van oordeel dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van 2 jaren dient te worden verbonden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep in deze zaak als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt vast dat bij akte van 27 augustus 2019 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 10 september 2021 – einduitspraak. Aldus is einduitspraak gedaan na het verstrijken van twee jaren en is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM met twee weken overschreden.
Het hof zal die overschrijding van de redelijke termijn in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de op te leggen straf, in die zin dat de op te leggen taakstraf zal worden gematigd van 120 uren tot 110 uren.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 110 uren subsidiair 55 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder hem inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven smartphone, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Voorts zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee personenauto’s en een sleutel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de politierechter opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
110 (honderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een smartphone, BQ, [lettercijfercombinatie] , goednummer [goednummer 1] .
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een personenauto, Renault Megane Scenic, kenteken [kenteken 1] , goednummer [goednummer 2] ;
- een personenauto, Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken 2] , goednummer [goednummer 3] ;
- een sleutel, Vag, MPS, goednummer [goednummer 4] .
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. B. Stapert, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Karsdorp, griffier,
en op 10 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H.N. Brouwer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.