ECLI:NL:GHSHE:2021:3040

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
20-000517-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van koper door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van diefstal van koper, gepleegd op 17 september 2019 te Beugen, in vereniging met anderen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, dat op 7 februari 2020 werd uitgesproken. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en de verdediging, die vrijspraak heeft bepleit.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten koperdraden en -leidingen heeft weggenomen die toebehoorden aan een ander. De verdachte en zijn medeverdachten zijn op heterdaad betrapt terwijl zij de koper in een voertuig laadden. Het hof heeft de verklaringen van getuigen en de bevindingen van de politie in overweging genomen. De verdachte heeft verklaard dat hij de koper had gevonden en dat het geld waard was, maar het hof oordeelt dat hij en zijn medeverdachten wisten dat het koper aan een ander toebehoorde.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000517-20
Uitspraak : 6 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-225729-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats en -datum] ,
wonende te [adres en woonplaats] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is op 19 februari 2020 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is niet aan het oordeel van het hof onderworpen, aangezien zij niet-ontvankelijk in haar vordering is verklaard bij het bestreden vonnis en zij de vordering in hoger beroep niet heeft gehandhaafd.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Beugen, althans in de gemeente Boxmeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid koperbedrading en/of koperleidingen, althans een hoeveelheid koper, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Beugen, althans in de gemeente Boxmeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een hoeveelheid koperbedrading en/of koperleidingen, althans een hoeveelheid koper heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2019 te Beugen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid koperbedrading en koperleidingen die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 september 2019 (pg. 4-6) inclusief de bijgevoegde ‘bijlage goederen’ (pg. 7), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] , vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger aangever] :
(pagina 4)
Op woensdag 18 september 2019 werd ik door [contactpersoon aangever] in kennis gesteld dat er een diefstal had plaatsgevonden in het pand aan de [plaats delict] te Beugen. (…) Ik zag op de foto's dat er leidingen c.q. koper weggehaald zijn. (…) Het pand is normaal afgesloten en er staat een hekwerk omheen dat ook normaal afgesloten is. Ik zag ook op foto's dat zowel het hekwerk als de het pand is opengebroken. Er zijn dus mensen op het terrein en in het pand geweest zonder toestemming. De weggenomen goederen zijn eigendom van [benadeelde] .
(pagina 5)
Niemand had het recht of de toestemming om het pand te betreden en om goederen uit het pand, waaronder koper, weg te nemen. (…) Volgens onze informatie was dit hekwerk op maandag 16 september nog intact en onbeschadigd.
(pagina 7)
Bijlage goederen
Goednummer: PL2100-2019194981-1558621
Categorie omschrijving: (edel-)metalen
Object: koper
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 september 2019 (pg. 18-19), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
(pagina 18)
Ik ben werkzaam voor [werkgever getuige] . Ik was samen met mijn collega [
het hof begrijpt: getuige [getuige 2]] de dijkinspectie aan het doen [
het hof begrijpt: op 17 september 2019]. Deze bevindt zich aan de achterzijde van [benadeelde] [
het hof begrijpt: te Beugen]. Ik zag dat er tegen het hek van [benadeelde] in de struiken, vele koperdraden en koperbuizen lagen. Ik zag dat er een grijze Ford Fiesta stond, voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat er 3 mannen en 1 vrouw, de klaar gelegde koper in de achterzijde van het eerder genoemde voertuig aan het laden waren. Vervolgens zag ik dat de vrouw, achter het stuur ging zitten. (…) De koperdraden en koperbuizen, horen thuis bij het [benadeelde] . Ik heb de politie gebeld.
(pagina 19)
Ik heb twee personen in de auto zien stappen. (…) Zij reden richting de snelweg A77 in de richting van de A73. Hier zijn zij in de richting Nijmegen gereden. Daar ben ik gestopt er achteraan te rijden, tot ik de politie zag.
Ik zag dat de kofferbak vol lag met koperdraden. Ik zag dat de lading met spanbanden was vastgezet.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 september 2019 (pg. 20-22) inclusief bijlagen (pg. 23-25), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
(pagina 20)
Op dinsdag 17 september 2019, omstreeks 15.20 uur, was ik samen met mijn collega [getuige 1] [
het hof begrijpt: [getuige 1]] bezig met dijkinspectie [
het hof begrijpt: achter [benadeelde] te Beugen]. (…) Tijdens onze dijkinspectie zagen ik een voertuig staan, dit betrof een grijskleurige personenauto. (…) Ik zag dat er bij de grijze personenauto 4 personen stonden. Ik zag dat de 4 de personen bezig waren met koper in de grijze personenauto te laden. Ik zag dat een (1) van de mannen ons in de gaten hield. Ik zag dat de man probeerde om de kentekenplaat van de auto af te schermen. (…) Ik zag dat de personen de koper uit de bosjes haalden. Ik zag dat het voertuig wegreed. [getuige 1] en ik zijn achter het voertuig aangereden.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2019 (pg. 26-27), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 26)
Op dinsdag 17 september 2019 omstreeks 15.20 uur was ik belast met de algemene surveillance voor teamgebied Maas en Leijgraaf binnen de eenheid Oost-Brabant. (…) Op genoemde dag, datum en tijdstip, ontving het operationeel centrum te Den Bosch een melding. Bij [benadeelde] zou een melder zien dat er personen bezig waren om goederen weg te nemen.
Het was mij bekend dat het [benadeelde] is gelegen aan de Provinciale weg te Beugen. (…) Aanrijdend naar de locatie hoorde ik van de centralist van het operationeel centrum dat er twee personen goederen in een auto hadden geladen en waren weggereden in een Ford Fiesta voorzien van het kenteken [kenteken] . (…) Om 15.35 uur zag ik de grijze Ford Fiesta rijden over de A73 (rechts) ter hoogte van de afrit Haps/Oeffelt. Ik ben direct achter het voertuig aangereden. Ik zag dat er in het voertuig twee personen zaten. Ik zag dat op de bestuurdersplaats een vrouw zat en op de bijrijdersplaats een man met op zijn hoofd een pet. Ik zag dat er in de kofferruimte van de auto diverse bouwmaterialen en kabels liggen. Ik zag dat de kofferbak van de auto dichtgebonden was middels een oranje spanband aan de trekhaak van de auto.
(pagina 27)
Ik zag dat de Ford Fiesta stopte op de vluchtstrook van afrit Malden van de A73. Ik ben direct naar de Ford Fiesta gelopen en daar zag ik de mij bekende [verdachte] [
het hof begrijpt: [verdachte]] [verdachte] op de bijrijdersplaats van de Ford Fiesta zitten. Ik zag dat [verdachte] gekleed was in een blauwe tuinbroek en een zwarte pet op zijn hoofd had. Ik hield hem om 15.41 uur aan als verdachte van diefstal.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2019 (pg. 28-29), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(pagina 28)
Op 17 september 2019 omstreeks 16:10 uur kregen wij, verbalisant [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , de opdracht om het voertuig, merk Ford, type Fiesta, voorzien van het kenteken [kenteken] te onderzoeken. Wij zagen dat er veel koper in het voertuig aanwezig was, in de vorm van kabels en stangen. Wij zagen dat gehele kofferbak en achterbank vol lag met tassen, met daarin onder andere koper en gereedschap.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2019 (pg. 37) inclusief de daarbij gevoegde foto’s (pg. 38-44), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 18 september 2019 waren wij, verbalisanten, doende met onderzoek naar de gestolen goederen die zijn weggenomen op 17 september 2019 op de [plaats delict] te Beugen [
het hof begrijpt: van de aangifte van [benadeelde] als opgenomen onder bewijsmiddel 1].
Wij zijn onderlangs gereden en kwamen zo uit bij de achterkant van het [benadeelde] . Wij zagen dat het hek hier was opengebroken. Wij hebben het terrein betreden. Wij hebben het pand doorzocht, en troffen in het pand een elektriciteitsruimte aan. Wij zagen hier een stoppenkast, en meerdere stroomkabels die afgeknipt waren. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat de binnenkant van een kabel geel en blauwachtig gekleurd waren. Ik zag dat er op de kabels een blauwkleurige tekst stond.
Op 18 september 2019 waren wij op het politiebureau in Cuijk. Wij zagen in de auto die in beslag is genomen [
het hof begrijpt: de Ford Fiesta, kenteken [kenteken]] tijdens de aanhouding [
het hof begrijpt: de aanhouding van verdachte op 17 september 2019], meerdere stroomkabels.
Wij zagen dat de kabels die in de auto lagen overeenkwamen met de stroomkabels in het [benadeelde] . Wij zagen dat er op de stroomkabels die in de auto lagen ook een blauwkleurige tekst stond.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 september 2019 (pg. 58-61), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
(pagina 58)
Dit verhoor wordt middels de vraag antwoord methode afgenomen. Vragen van de verbalisant gaan vooraf met de letter "V", de opmerkingen van de verbalisanten gaan vooraf aan de letter "O", antwoorden van de verdachte met de letter "A".
(pagina 59)
V: Je bent dinsdag 17 september 2019 te 15.41 uur als bestuurder aangehouden in een voertuig Ford Fiesta met het kenteken [kenteken] .
V: er zijn goederen aangetroffen in het voertuig.
V: in het voertuig werden stukken koper in de vorm van kabels en stangen aangetroffen, waar komt deze koper vandaan?
(…)
A: Daar waar ze opgeladen heb [
het hof begrijpt: ik ze opgeladen heb]. Het is toch geld waard.
V: Kan je de locatie omschrijven waar je de koper hebt gevonden en opgeladen?
A: Ergens bij Boxmeer geloof ik, [nadere aanduiding plaats delict] .
V: Hoe trof jij de koper aan daar ?
A: ja gewoon het lag daar klaar en ik moest pissen en toen zag ik dat liggen. Het lag daar aan een pad. Ik kwam toen ook een kerel tegen, die was ook gedesinteresseerd [
het hof begrijpt: geïnteresseerd]. U vraagt mij of ik die kerel ken, deze ken ik niet maar ik riep en rende op hem af. Koper is geld waard, ik ben niet gek. U vraagt mij of ik die kerel kan omschrijven, hij was klein en gezet en hij was blank. Verder weet ik het niet want hij ging vlug weg toen hij mij op hem af zag rennen.
V: waarin heb je ze opgeladen?
A: in de auto die ik bij had.
(pagina 60)
V: Tevens werden in het voertuig gereedschappen aangetroffen welke bruikbaar zijn voor het demonteren van metalen kabels en stangen.
V: Doe je afstand van het koper?
A: ja, daar doe ik afstand van.
(…)
V: Je bent aangehouden samen met je zoon [verdachte] [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte]
A: Ik was samen met [verdachte] [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte].
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 september 2019 (pg. 80-83), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
(pagina 80)
Dit verhoor wordt middels de vraag antwoord methode afgenomen. Vragen van de verbalisant gaan vooraf met de letter "V", de opmerkingen van de verbalisanten gaan vooraf aan de letter "O", antwoorden van de verdachte met de letter "A".
(pagina 82)
V: Je bent op dinsdag 17 september 2019 te 15.41 uur als bijrijder aangehouden in een voertuig, Ford Fiesta met het kenteken [kenteken] .
V: Tevens verklaarde jouw moeder dat ze met de Ford Fiesta jou op dinsdag 17 september 2019 had opgehaald, waar gingen jullie toen naartoe?
A: (…) Ze kwam me halen en ze vroeg of ik haar wilde helpen.
V: Waarmee helpen ?
A: ze moest iets ophalen.
V: Wat is iets, wat moest ze ophalen.
A: ja uiteindelijk wat er in de auto lag.
V: wat lag er in de auto?
A: ja, die kabel (het hof begrijpt: de kabels)
(…)
V: Getuigen hebben gezien dat er op dinsdag 17 september 2019 omstreeks 15.20 uur, 3 mannen en 1 vrouw bij het terrein van het voormalige bedrijf “ [benadeelde] ” gelegen aan [plaats delict] te Beugen bezig waren met het inladen van koperen draden en koperen buizen. Deze werden achter in een Ford Fiesta voorzien van het kenteken [kenteken] geladen. Wat kan je daar over verklaren ?
A: dat zijn wij dan geweest (…).
9.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 22 september 2021, voor zover inhoudende:
U, jongste raadsheer, vraagt mij wat mijn redenering was bij het inladen van het koper. Ik zeg u daarop het volgende. Ik kwam om te helpen en het is toch ook wat waard.
U, jongste raadsheer, vraagt mij of ik dacht dat ik hier wel wat aan zou kunnen overhouden. Ik zeg u daarop dat dat klopt.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte meende dat de kabels niet meer aan een ander toebehoorde, zodat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening ontbrak. Dit zou slechts anders zijn wanneer de verdachte moest hebben beseft dat het aangetroffen koper aan een ander toebehoorde, aldus de verdediging.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast.
De verdachte en de medeverdachte(n) zijn aan de achterzijde van het [benadeelde] gezien terwijl zij koperdraden en koperbuizen in een grijze Ford Fiesta met kenteken [kenteken] laadden. Dit koper lag in de bosjes tegen het hek van [benadeelde] . Deze grijze Ford Fiesta werd uiteindelijk aangetroffen met daarin de verdachte en de medeverdachte,
[medeverdachte], zijnde de moeder van verdachte. In de auto bevond zich een grote hoeveelheid koper. Het hek aan de achterkant van [benadeelde] was opengebroken. Dit hek was op 16 september 2019 – een dag voor het tenlastegelegde – nog intact en onbeschadigd. Volgens aangever is er koper weggenomen uit het pand van [benadeelde] . Bovendien bleken de kabels in [benadeelde] , overeen te komen met de kabels die in de kofferbak van de grijze Ford Fiesta werden aangetroffen. Het hof is op grond hiervan van oordeel dat het in de auto met het kenteken [kenteken] aangetroffen koper afkomstig is van het [benadeelde] .
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte onder de gegeven omstandigheden moet hebben beseft dat het koper aan een ander toebehoorde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte en medeverdachte wisten dat het koper waarde vertegenwoordigde in het handelsverkeer. [medeverdachte] heeft verklaard dat er nog een andere geïnteresseerde bij het koper stond en dat deze zich uit de voeten heeft gemaakt toen zij op hem af kwam rennen. Alleen al vanwege deze omstandigheden konden de verdachte en medeverdachte(n) in redelijkheid niet menen dat het koper was prijsgegeven door de rechthebbende.
De verdachte heeft desondanks – samen met medeverdachte(n) – het koper in de kofferbak van de grijze Ford Fiesta geladen. De verdachte en medeverdachte(n) hebben zich daardoor een zodanig feitelijke heerschappij over het koper verschaft dat sprake is geweest van wegneming. Daarvoor is niet van belang of de verdachte en medeverdachte(n) het koper uit het pand van [benadeelde] hebben weggenomen of dat zij het hebben weggenomen terwijl het in de berm lag.
Gelet op het vorengaande – in onderlinge samenhang beschouwd – is het hof van oordeel dat de verdachte het koper samen met medeverdachte(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van diefstal in vereniging.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft verzocht dat het hof aan de verdachte een taakstraf zal opleggen. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat sprake is van enig tijdsverloop sinds het feit heeft plaatsgevonden, dat niet bekend is wat de waarde was van het weggenomen koper en de verdachte geen werk of dagbesteding heeft en in staat is om een taakstraf te verrichten, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het door twee of meer verenigd personen plegen van diefstal (gekwalificeerde diefstal). Door op deze manier te handelen heeft de verdachte schade toegebracht aan de eigenaar van het koper. De verdachte heeft hiermee geen rekening gehouden en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 juni 2021, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij meermalen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten, waaronder diefstal en gekwalificeerde diefstal. Daarnaast houdt het hof rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg is hieromtrent gebleken dat hij zelfstandig woont, niet werkt, ongeveer € 50.000,00 aan schulden heeft, onder bewind staat, en in 2010 een ernstig ongeval heeft gehad waardoor niet-aangeboren hersenletsel is ontstaan.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof zal een straf opleggen die hoger is dan de advocaat-generaal heeft geëist, omdat de eis het kwalijke karakter van het feit in relatie tot het strafblad van verdachte onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezen-verklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, een passende en geboden straf is.
Met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 6 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Maas en Leijgraaf, registratienummer PL2100-2019227707, gesloten d.d. 1 november 2019 door verbalisant [verbalisant 7] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 90). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.