In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de curator van de failliete vennootschap [locatie] Autobus Combinatie B.V. de appellanten, [appellant] en [appellante], aansprakelijk heeft gesteld voor het boedeltekort. De rechtbank heeft geoordeeld dat de appellanten hun taken als bestuurder en aandeelhouder onbehoorlijk hebben vervuld, wat heeft bijgedragen aan het faillissement. De curator heeft conservatoir beslag gelegd op de gelden van [appellante] en de rechtbank heeft de vorderingen van de curator grotendeels toegewezen, met een veroordeling tot betaling van € 200.000,00 en de kosten van het geding.
De appellanten hebben in hoger beroep verzocht om het vonnis te vernietigen en de curator te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen zij hebben voldaan. Tevens hebben zij in het incident verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis totdat er een eindarrest is gewezen. De curator heeft verweer gevoerd en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de appellanten, stellende dat de executie van de beslagen bankrekeningen al heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft behoefte aan nadere informatie over de executie van de beslagen bankrekeningen en heeft de zaak naar de rol verwezen voor antwoordakte aan de zijde van de appellanten. De hoofdzaak is eveneens naar de rol verwezen voor beraad partijen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.