ECLI:NL:GHSHE:2021:3008

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
200.250.009_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan huurauto door onzorgvuldig gebruik

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de appellant voor schade aan een huurauto, die hij had gehuurd van Silver Line Verhuur B.V. De appellant, wonende in Maasmechelen, België, huurde de auto voor een galafeest van zijn zoon. Tijdens de huurperiode ondervond hij enkele problemen met de auto, waaronder een brandend motormanagementlampje en een onregelmatige werking van de versnellingsbak. Na het inleveren van de auto constateerde Silver Line schade aan de versnellingsbak en de radiateur, wat leidde tot een geschil over de aansprakelijkheid voor deze schade. Het hof oordeelde dat de schade aan de versnellingsbak was ontstaan doordat de appellant de auto had doorgereden met een defect dat hij bij aanvang van de huur had moeten opmerken. De getuigenverklaringen ondersteunden de conclusie dat de schade was ontstaan door onzorgvuldig gebruik van de auto. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellant aansprakelijk werd gesteld voor de schade en werd veroordeeld tot betaling van de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.250.009/01
arrest van 5 oktober 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] (Maasmechelen, België),
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. G.G.J. Geerlings te Roermond,
tegen
Silver Line Verhuur B.V.,
gevestigd te IJsselstein ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als SLV ,
advocaat: mr. J.J.M.I. Kamsteeg te 's-Hertogenbosch,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 10 maart 2020 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 5919274 CV EXPL 17-3446 gewezen vonnis van 1 augustus 2018.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 10 maart 2020;
  • het proces-verbaal van de enquête van 17 februari 2021;
  • het proces-verbaal van de contra-enquête van 19 mei 2021;
  • de memorie na enquête zijdens [appellant] van 22 juni 2021;
  • de memorie na enquête zijdens SLV van 17 augustus 2021.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof SLV toegelaten tot bewijs van het feit dat de schade, zoals vastgesteld door de verzekeringsexpert bij diens onderzoek op 18 mei 2016, is ontstaan gedurende de periode van 14 april 2016 17:00 uur tot het moment van inleveren van de auto op 15 april 2016.
6.2.
Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft SLV drie getuigen doen horen, te weten:
  • [getuige 1] (verder: [getuige 1] );
  • [getuige 2] (verder: [getuige 2] );
  • [getuige 3] (verder: [getuige 3] ).
In contra-enquête heeft [appellant] zelf een verklaring afgelegd.
6.3.
Ten aanzien van de aard van de schade en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de rij-eigenschappen van de auto heeft [getuige 2] als volgt verklaard:
“(…) Bij het bekijken van de auto bleek dat er ook een schade aan de versnellingsbak was. De schade aan de bak is door de maatschappij afgewezen omdat die niet onder de dekking viel. De cascoschade is wel vergoed.
(…) Bij mijn onderzoek heb ik gekeken naar het koelsysteem van de auto. Ik heb geconstateerd dat het frame waar de radiateur in geplaatst was ongeveer vijf centimeter omhoog was gekomen. U toont mij een foto die de getuige [getuige 1] heeft overgelegd. Dat beeld toont inderdaad de schade aan de radiateur. U ziet dat de luchtslang is losgesloten, maar ook de luchtmassameter was losgeschoten. Ik kom daar straks op terug. Het koelsysteem functioneerde nog goed. De radiateur was gevuld, er waren geen sporen van koelwaterverlies en het expansievat was ook nog gevuld. Als een motor veel te heet wordt kan het koelwater uit het systeem worden geperst. Daar moet je dan sporen van aantreffen op de motor, omdat koelvloeistof daar sporen van achterlaat.
(…)
Op de foto die u toonde ziet u rechts de radiateur. Daarachter zitten het luchtfilter en de luchtmassameter. Dat zit allemaal op het stalen frame dat verbogen was en uiteindelijk is vervangen. U neemt met mij rechtsoverweging 3.8.2. van het tussenarrest door en vraagt of er inderdaad een verband kan zijn tussen een klacht over de koeling van de auto, kort na aanvang van de huur, en de schade die ik aan het frame van de radiateur heb vastgesteld. Ik snap de redenering die hier in het tussenarrest is gezet, maar ik heb geen redenen om aan te nemen dat er met de koeling van de auto iets mis is geweest. De klacht van de huurder over oververhitting of het oplopen van de temperatuur laat zich niet verklaren door de situatie met de radiateur en het koelsysteem. Die toestand van het koelsysteem geeft mij geen aanleiding om te verwachten dat daardoor het waarschuwingslampje met betrekking tot de motortemperatuur zou zijn gaan branden. (…)
Er bestaat wel een samenhang tussen de twee schades. Die kan in elk geval bestaan. Daarvoor moet ik u iets meer vertellen over de werking en de functie van de luchtmassameter. Dit is een onderdeel dat de luchtstroom naar de motor meet. Het geeft een meetbaar signaal af naar de regelunit van de motor, die dat signaal omzet in enen en nullen. Aan de hand van dat gegeven bepaalt de regelunit de hoeveelheid brandstof die ingespoten wordt in de motor. Wanneer nu de luchtmassameter niet meer de juiste informatie doorgeeft aan de regelunit, zal dat tot gevolg hebben dat ook niet meer de juiste hoeveelheid brandstof ingespoten wordt in de motor. Die zal daardoor moeilijk starten en haperen. Maar ook de transmissie wordt aangestuurd door de regelunit en de luchtmassameter. Dat betekent dat bij onjuiste informatie van de luchtmassameter de regelunit ook de versnellingsbak onjuist zal aansturen en de auto niet meer goed zal schakelen. Hij schakelt dan met horten en stoten en de auto kan gaan bonken en start niet goed."
6.4.
De getuige [getuige 3] heeft onder meer verklaard als volgt:
“U merkt op dat zich bij de stukken een schriftelijke verklaring bevindt van [getuige 4] (productie 14 bij memorie van grieven) in overleg met advocaat hebben we besloten hem niet nog een keer als getuige te laten komen, omdat hij niet meer kan verklaren dan hij in zijn schriftelijke verklaring al heeft gedaan.”
En voorts:
“Toen de auto werd teruggebracht, ben ik daar zelf bij geweest. Ik had overdag al gezien via de meldingen die uit het systeem kwamen dat de huurder behoorlijk met de auto aan het scheuren was. Ik kreeg verschillende meldingen binnen en had daarom al het idee dat het niet goed zou gaan met de auto. Toen deze de volgende dag omstreeks vijf uur werd ingeleverd heb ik dit met de huurder besproken. De auto is bekeken aan de buitenkant en daarbij zijn geen schades waargenomen. Ik heb toen wel tegen de huurder gezegd dat ik de auto eerst zou nakijken voordat ik een eindafrekening zou opmaken en de borg zou terugbetalen.
(…) Bij het inleveren wordt een auto meestal met de neus vooruit op de oprit gezet. In dit geval is de auto na het inleveren een meter of tien verplaatst omdat een andere auto uitgegeven moest worden. Ik weet niet of de auto toen nog eerst is gewassen of dat ik eerst een proefrit heb gemaakt met de auto. Volgens mij heb ik die proefrit nog gemaakt voordat de auto werd gewassen. Ik heb die proefrit gemaakt vanwege de meldingen die ik had gekregen via het track-and-trace systeem. Ik wilde controleren of de auto nog goed reed en heb daarom een rondje gemaakt vanaf het industrieterrein van een kilometer of drie à vijf. In elk geval geen tientallen kilometers. Ik merkte bij het wegrijden al dat ik behoorlijk gas moest geven voordat de koppeling wilde aangrijpen. Na enkele kilometers merkte ik wel dat de auto niet goed schakelde, zelfs zo slecht dat ik de dag daarop contact heb gezocht met een bedrijf dat was gespecialiseerd in versnellingsbakken. Zodoende ben ik bij ATR uitgekomen. Volgens mij was dit de tweede keer dat ik ATR inschakelde.
Na het inleveren van de auto door [getuige 4] is niet meer dan tien meter vooruit of achteruit op de oprit gereden. Daarbij zijn geen bijzonderheden aan de auto gemerkt, ook niet met starten of wegrijden. Na de proefrit is de auto teruggebracht en in de bedrijfsruimte gezet en is de afspraak gemaakt met ATR. Tussen dat moment en het verplaatsen van de auto naar ATR is er niet meer met de auto gereden. Op de dag waarop de auto naar ATR toe moest heb ik geprobeerd om daar met de auto naartoe te rijden. ATR zit op een kilometer of tien van mijn bedrijf. Halverwege heb ik de auto stilgezet bij een tuincentrum omdat er bijna niet mee te rijden was. Ik heb toen een collega gevraagd met een trailer en bij het tuincentrum hebben we toen de auto op de trailer gezet en zo verder vervoerd naar ATR. Na mijn proefrit heeft ook [naam] nog even kort in de auto gereden omdat de auto volgens mij niet goed was en ik hem dat wilde laten controleren.”
6.5.
De getuige [getuige 1] , eigenaar van en werkzaam in het bedrijf ATR Transmissies, heeft (onder meer) als volgt verklaard:
“De auto werd aangeleverd met een klacht over een defect aan de automatische versnellingsbak. Bij het starten wilde de motor niet lopen. Je moest tegelijkertijd de rem induwen en het gaspedaal, want de auto wilde pas starten als de motor 2000 toeren of meer maakte. Liet je het gas los om de auto stationair te laten lopen, dan sloeg de motor af. Toen ik de motorkap open maakte om de motor te bekijken zag ik dat de inlaadbuis tussen de radiator en de motor los was en de radiator wat omhoog was gedrukt. (…)
Vervolgens heb ik de auto op de brug gezet en aan de onderzijde gezien dat er schade was. Deze schade viel van buiten niet te zien. Ik heb de versnellingsbak vervangen. De olie die daarin zat was pikzwart, wat een teken is dat deze was verbrand. De versnellingsbak moet veel en veel te warm zijn geweest. Het betreft een auto voor de verhuur en daar wil nog wel eens mee geracet worden. Een schade aan de bak zoals die er in zat ontstaat niet zo een twee drie tijdens één ritje, maar wanneer je donuts gaat draaien of rare dingen met zo’n auto gaat doen kun je binnen een paar kilometer alles wel kapot krijgen.
De schade aan de bak heb ik ontdekt doordat de motor niet stationair bleef lopen. De schade aan de radiateur pas na het openen van de motorkap. Ik kan niet zien of deze schades bij aanvang van de huur al aanwezig waren, maar ik kan u wel zeggen dat iemand die probeerde om met deze auto weg te rijden onmiddellijk had moeten merken dat er iets met de auto mis was, bij het starten al. Je kon alleen maar wegrijden door minimaal de motor op 2000 toeren te houden en dat betekent dat je heel voorzichtig de rem moet loslaten, omdat de auto anders met een ruk wegrijdt. Ik heb nog wel naar de radiateur gekeken, maar die was netjes gevuld met koelwater. Toen ik te horen kreeg dat de auto ook een klacht zou hebben met betrekking tot de motortemperatuur, kon ik dat op zich niet verklaren. De radiator was voldoende gevuld.
(…) Ik weet nog wel dat de auto niet rijdend werd aangeleverd maar via een transport, volgens mij op een trailer.
(…)
Dat de versnellingsbak oververhit is geraakt als gevolg van het feit dat de radiateur een tik heeft gehad is niet waarschijnlijk. Die twee zaken staan los van elkaar. Dat de bak kapot is gegaan komt volgens mij hoogstwaarschijnlijk door straatracen of iets dergelijks. Dat de olie in de bak verbrand is ruik je niet als je in de auto zit. Dat merk je pas als je de peilstok uit de bak haalt. Die heeft een eigen peilstok voor het oliepeil in de versnellingsbak.
Ik merkte eerder al op dat je meteen bij het starten gemerkt moet hebben dat er iets mis was met deze auto. Wanneer een medewerker van Silverline na het inleveren van de auto de auto verplaatst heeft, kan het niet anders dan dat hij dit moet hebben gemerkt. (…)”
6.6.
[appellant] heeft, gehoord als getuige, onder meer het navolgende verklaard:
“In april 2016 deed mijn middelste zoon eindexamen. In verband daarmee gaf de school een galafeest. Mijn oudste zoon deed toen het voorstel om hem een leuke dag te bezorgen door hem met een mooie auto naar dat gala te brengen. Hij stelde voor om een dagje een auto te huren en zo kwamen wij uit bij Silver Line .
Met mijn oudste zoon ben ik naar [vestigingsplaats] gereden en daar trof ik [getuige 3] op kantoor. De auto stond toen al buiten. [getuige 3] deed het papierwerk, ik heb de borg betaald en een medewerker waarvan ik nu weet dat hij [naam] heet is met mij meegelopen naar de auto en heeft de auto bekeken. (…)
Na het starten van de motor viel mij op dat het lampje van het motormanagement bleef branden. Ik heb dat nog voor mijn vertrek gemeld bij [naam] . Die antwoordde daarop dat dat lampje wel zou verdwijnen als de motor warm werd. De auto startte zonder probleem en bleef ook zonder probleem stationair lopen.
Ik ben van [vestigingsplaats] vertrokken richting Maastricht over de A2. Na ongeveer 15 minuten hield de auto in. De temperatuurmeter deed raar en op het display in de auto verscheen een melding over de tractioncontrol en iets met betrekking tot de bandenspanning. Ik heb de auto stil gezet en met Silver Line gebeld. In dat gesprek werd mij gezegd dat ik de auto even moest laten afkoelen en dan weer verder zou kunnen rijden. Het motormanagement zou dan gereset zijn. Zouden de klachten niet over zijn, dan moest ik de ANWB bellen. Ik heb toen ongeveer een half uur gewacht en ben toen weer gaan rijden. De auto functioneerde toen weer normaal.
Zoals de bedoeling was, heb ik met de auto mijn zoon naar het gala gebracht. Later die dag heb ik met mijn ex-vrouw nog een ritje door [plaats] gemaakt. Zij had nog nooit in zo een auto gereden. Ook toen reed de auto normaal, zonder klachten bij het starten of stationair lopen. Tegen de avond ben ik thuis gekomen en heb ik de auto bij mij voor de deur gezet om zicht op de auto te kunnen houden. De volgende dag ben ik met mijn oudste zoon vroeg van huis vertrokken om de auto op tijd in te kunnen leveren. Wij zijn in [vestigingsplaats] aangekomen op een moment waarop Silver Line volgens ons al open had moeten zijn. Ik heb de auto op de oprit gezet en aangebeld, maar er was niemand aanwezig en het was donker in de zaak. Toen ik aanbelde liep de motor van de auto nog stationair, zonder problemen. Ik heb nog op de deur geklopt en opgebeld, maar niemand nam op. Ik ben toen in de auto blijven wachten (…).
Nadat ik nog even had gewacht, werd de deur geopend door een mevrouw die nogal boos was. Ze vroeg waarom wij zo hard hadden gebeld en op de deur gebonsd. [getuige 3] kwam erbij en begon met een opmerking over de snelheden waarmee gereden was. Ik heb toen toegegeven dat er met de auto af en toe wel te hard was gereden. Volgens mij was dat op een tijd en op plaatsen waar dat op een verantwoorde wijze kon. Dat was ook om op tijd mijn zoon op te kunnen halen om hem naar het gala te brengen. Ik heb toen tegen [getuige 3] gezegd dat ik bereid was om de boetes te betalen, wanneer achteraf boetes voor snelheidsovertredingen nog zouden binnenkomen. Dit gesprek verliep overigens niet zo vriendelijk, niet zo netjes.
Ik had nog nooit een auto gehuurd en heb dus gevraagd hoe het nu verder ging. [getuige 3] gaf toen aan dat zij de auto zouden bekijken en dat ik nog van hen zou horen als er schade aan de auto bleek te zijn. (…).
In de periode waarin ik gebruik heb gemaakt van de auto heeft deze geen problemen gegeven. Ik heb er niet te hard mee over een verkeersdrempel gereden. Ik heb er alleen mee over de autosnelweg gereden en op hoofdwegen. Hij startte iedere keer goed, liep goed stationair en schakelde zonder problemen. Op zich betwist ik niet dat de auto een schade heeft gehad zoals die door de heer [getuige 1] is vastgesteld. Maar de klachten die hij noemt heb ik niet bemerkt en die schade kan dan ook niet zijn ontstaan in de periode waarin ik de auto in gebruik heb gehad. Ik ben met mijn zoon naar het gala gereden en heb daar langzaam mee in een stoet met andere voertuigen gereden. Dat deed de auto normaal. Hij viel niet stil en hij reed ook niet schokkerig.
Mr. Geerlings verwijst nog naar de tweede alinea, laatste zin van de verklaring van de getuige [getuige 1] . Deze verklaart daarin dat een schade aan de versnellingsbak wel kan ontstaan als je donuts gaat draaien of rare dingen met zo’n auto gaat doen. Noch het een, noch het ander heb ik met die auto gedaan. (…) Ik heb mijn zoon wel in de auto laten rijden, maar daar ben ik altijd bij gebleven. Hij heeft ook geen rare dingen met de auto uitgehaald. Zou de schade zoals de heer [getuige 1] die vermeldt bij aanvang van de huur al aanwezig zijn geweest, met als gevolg de klachten zoals hij die beschrijft, dan had ik dat moeten merken bij aanvang van de huur. Ik zou de auto dan direct stilgezet hebben en contact hebben opgenomen met Silver Line , de ANWB of de politie. Maar ik heb die klachten niet bemerkt tijdens de periode waarin ik de auto in gebruik had. Toen we de auto terugbrachten heeft de auto ook nog even stationair gedraaid en dat zonder problemen.”
6.7.
Het hof komt op grond van de afgelegde verklaringen en de zich in het dossier bevindende bewijsstukken tot het navolgende oordeel ten aanzien van de schade en de oorzaak daarvan.
De auto in kwestie heeft aan de voorzijde een schade opgelopen. Uit het rapport van de expert [getuige 2] van 29 september 2016 en diens verklaring als getuige blijkt dat het radiateurframe was ontzet: dat was vijf centimeter omhoog gekomen. Dat maakt aannemelijk dat de schade is ontstaan op een wijze als door de expert vermeld in zijn rapport: doordat een verkeersdrempel is geraakt. Een bevestiging hiervoor vindt het hof in de opmerking van de expert in diens rapport dat de voorbumper is beschadigd.
Als gevolg van het omhoog komen van de radiateur is de slang tussen het luchtfilter en de luchtmassameter en de inlaat op de motor losgedrukt (rapport [getuige 2] ).
Als gevolg van het losschieten van deze slang kon de luchtmassameter de luchtstroom naar de motor niet juist meer meten, waardoor de regelunit van de motor niet meer in staat was om de juiste hoeveelheid brandstof te bepalen die ingespoten moest worden in de motor. Omdat de meetgegevens van de luchtmassameter ook worden gebruikt om via de regelunit van de motor de automatische versnelling aan te sturen, was deze regelunit ook niet langer in staat om de versnelling op een juiste wijze aan te sturen.
Doordat niet langer de juiste hoeveelheid brandstof ingespoten kon worden in de motor, is deze moeilijk gaan starten en haperen. De onjuiste informatie van de luchtmassameter heeft er voorts toe geleid dat de auto niet meer goed schakelde: de schakeldruk in de transmissie is te laag geworden.
Blijkens het rapport van [getuige 2] was bij een lage motorbelasting de schakeldruk te laag om soepel schakelen mogelijk te maken. Om de versnelling in te kunnen schakelen moest de motor op toeren worden gehouden. Door bij een hoog toerental de versnelling meerdere malen in te schakelen heeft de versnelling (telkens) een klap gekregen die zo groot is geweest dat hierdoor mechanische schade aan diverse onderdelen van de versnellingsbak is ontstaan. Door de te lage schakeldruk is er inwendige slip ontstaan en zijn de pakketten verbrand.
Deze bevindingen van de deskundige vinden een bevestiging in de verklaring van de getuige [getuige 1] . Hij bevestigt de bevindingen van [getuige 2] met betrekking tot het inschakelen van de versnelling (slechts mogelijk bij een verhoogd toerental) en diens opmerking dat de auto met een ruk wegrijdt (het hof begrijpt dat de versnelling dan een klap krijgt), wanneer niet heel voorzichtig de rem wordt losgelaten. De getuige [getuige 1] heeft geconstateerd dat de versnellingsbak veel en veel te heet moet zijn geweest, wat zich laat verklaren door de inwendige slip waardoor de pakketten zijn verbrand, waar [getuige 2] aan refereert.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de slotsom dat de schade aan de versnellingsbak is ontstaan doordat na het losschieten van de slang tussen het luchtfilter en de luchtmassameter en de inlaat op de motor met de auto is doorgereden, hoewel als gevolg daarvan de automatische transmissie niet goed meer werd aangestuurd.
6.8.1.
Bij akte nadere toelichting van 16 mei 2018 heeft SLV als productie 14 een e-mail van 16 mei 2018 in het geding gebracht welke als afzender vermeldt “ [getuige 4] ”. In deze e-mail verklaart de schrijver daarvan onder meer:
“Op 12 april 2016 omstreeks 11:00 uur heb ik bij SilverLine Verhuur BV (…) een gele Chevrolet Corvette cabrio gehuurd, met kenteken [kenteken] . (…) Ik heb die dag zonder problemen van de auto kunnen genieten en heb daarbij geen problemen ondervonden. De volgende dag heb ik de auto rond 11:00 uur ingeleverd. De medewerker van SilverLine heeft de auto rondom gecontroleerd, de km stand opgenomen en mij gevraagd of er nog problemen / bijzonderheden waren. Die waren er niet, de auto reed en schakelde zonder problemen.”
6.8.2.
[appellant] heeft zelf als getuige verklaard dat de auto, toen hij hem ophaalde, normaal startte en de motor ook goed stationair bleef lopen. Gedurende de gehele huurperiode, zo verklaart [appellant] , heeft de motor en de versnellingsbak goed gefunctioneerd.
6.8.3.
Zowel de getuige [getuige 2] , als de getuige [getuige 1] , hebben verklaard dat de schade van dien aard was dat je deze meteen bij het starten en wegrijden had moeten bemerken. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat, onderweg naar ATR voor de reparatie van de versnellingsbak, met de auto bijna niet te rijden was, zodat hij deze op een trailer heeft geladen en zo naar ATR heeft vervoerd. De getuige [getuige 1] van ATR heeft verklaard dat de auto niet rijdend bij zijn bedrijf is afgeleverd.
6.8.4.
Op grond van deze verklaringen komt het hof tot het oordeel dat de auto bij aflevering aan [appellant] de schade, zoals die is vastgesteld, nog niet gehad kan hebben. Zou die schade op dat moment al hebben bestaan, dan had [appellant] het bestaan daarvan direct moeten merken. Naar eigen zeggen heeft hij echter bij het ophalen van de auto niets gemerkt. Het hof is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat de auto de schade in kwestie al heeft gehad op het moment waarop deze aan [appellant] in gebruik werd gegeven.
6.9.1.
Dat de auto de schade in kwestie heeft opgelopen nadat deze al door [appellant] was ingeleverd, is evenmin gebleken. [appellant] wijst erop dat de schade direct bij het starten opgemerkt had moeten worden, omdat de auto na het inleveren 10 meter is verplaatst en daarbij geen problemen zijn opgemerkt met betrekking tot het starten en schakelen. [appellant] wijst erop dat het niet anders kan dan dat de schade bij het inleveren van de auto nog niet aanwezig was, omdat de medewerker van SVL de schade niet heeft opgemerkt. Het hof volgt [appellant] daarin niet. Uit de verklaring van de getuige [getuige 3] volgt dat hij vrij snel na het inleveren van de auto, waarschijnlijk nog voordat deze werd gewassen, een proefrit is gaan maken, omdat hij had vastgesteld dat met de auto veel te hard was gereden. Bij het maken van die proefrit heeft [getuige 3] vrijwel direct waargenomen dat er problemen waren met de versnelling en dat die problemen van dien aard waren dat reparatie door een gespecialiseerd bedrijf noodzakelijk was.
6.9.2.
Daarbij stelt het hof vast dat [appellant] in zijn verklaring ook de bevindingen van SLV over zijn rijgedrag, meer in het bijzonder de via een GPS-tracker waargenomen rijsnelheden, bagatelliseert. Zo blijkt uit de door SLV als productie 13 bij akte van 16 mei 2018 overgelegde screenprints dat tijdens de huurperiode met de gehuurde auto snelheden zijn bereikt van 190 km/u (14 april 2016, 19:36 uur) en zelfs 199 km/u (14 april 2016, 19:40 uur), maar ook 99 km/u en zelfs 107 km/u binnen de bebouwde kom (14 april 2016, 19:47 en 19:50 uur). Dit roept bij het hof twijfel op ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door [appellant] als getuige afgelegde verklaring. In elk geval blijkt daaruit dat het rijgedrag van [appellant] niet zo zorgvuldig is geweest als hij wellicht wil doen voorkomen. Bij hetgeen op grond van de vastgestelde snelheden kan worden aangenomen ten aanzien van het rijgedrag van [appellant] , dan wel een derde die hij heeft laten rijden, is het risico dat een keer een verkeersdrempel is geraakt bepaald niet uit te sluiten.
6.9.3.
In dit verband merkt het hof tot slot op dat [appellant] geen anderen dan zichzelf als getuige heeft laten horen over het rijgedrag van de auto, hoewel toch ook zijn zoon en ex-echtgenote volgens zijn verklaring in de auto hebben meegereden. Voor de juistheid van de verklaring van [appellant] kan het hof dan ook geen bevestiging vinden in andere verklaringen. Gelet op de gerezen twijfel ten aanzien van de betrouwbaarheid van diens verklaring, legt de verklaring van [appellant] te weinig gewicht in de schaal.
6.10.
Het voorgaande voert het hof tot de conclusie dat SLV is geslaagd in het bewijs van het feit dat de schade moet zijn ontstaan gedurende de periode waarin de auto door [appellant] was gehuurd. Voor zover [appellant] met de grief 1 aanvoert dat de auto al was beschadigd toen hij deze ging huren en met grief 2 betwist dat hij de auto met schade heeft ingeleverd, falen de grieven.
6.11.
Grief 3 is gericht tegen de overweging van de kantonrechter over het rijgedrag van [appellant] op de [straatnaam] . Die grief kan niet tot vernietiging van het vonnis leiden, omdat verder op zich niet van belang is waar of wanneer de auto een klap heeft gekregen waardoor het frame van de radiateur is ontzet. De aansprakelijkheid van [appellant] vloeit op grond van de gesloten overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde AV voort uit het feit dat de auto zonder schade is meegegeven en met schade is ingeleverd. Hoe of waar die schade dan precies is ontstaan, is voor de vaststelling van de aansprakelijkheid dan niet meer relevant.
6.12.
In r.o. 3.12 van het tussenarrest is al overwogen dat, in het zich nu voordoende geval waarin SLV slaagt in het opgedragen bewijs, op grond van de bevindingen van de schade-expert de oorzaak van de schade kan worden gekwalificeerd als ‘onzorgvuldig gebruik’ van de auto, op grond waarvan de aansprakelijkheid van [appellant] voor de daardoor ontstane schade op grond van artikel 7 AV niet is beperkt tot het overeengekomen eigen risico. Uit het voorgaande volgt afdoende dat en waarom [appellant] aansprakelijk kan worden gehouden voor de door SLV geleden schade. Grief 4 faalt daarom ook.
6.13.
Grief 5 is gericht tegen de toewijzing van een bedrag van € 764,51 als vergoeding voor buitengerechtelijk gemaakte kosten. Uit de stukken van het dossier volgt in afdoende mate dat voorafgaand aan deze procedure door de raadsman van SLV meer en andere werkzaamheden zijn verricht om betaling te verkrijgen dan het enkel sturen van een eenvoudige sommatiebrief. Dat daarvoor kosten worden berekend is op zich niet onredelijk en de omvang van die kosten is dat ook niet. De omstandigheid dat [appellant] zich van meet af aan – naar nu moet worden aangenomen: ten onrechte – op het standpunt heeft gesteld niet te hoeven te betalen, omdat hij niet aansprakelijk zou zijn voor de schade, doet hier niet aan af. Grief 5 faalt.
6.14.
Ook grief 6 kan niet slagen. Uit de track-and-trace gegevens, hiervoor al aangehaald, volgt niet dat [appellant] geen gebruik heeft kunnen maken van de auto. Het oplichten van het lampje van het motormanagement laat zich verklaren door het feit dat SLV de mogelijkheid om zonder traction control te rijden had uitgeschakeld, een omstandigheid waar SLV [appellant] bij het ophalen van de auto van op de hoogte had gesteld. Overigens blijkt uit de schriftelijke verklaring van [getuige 4] dat SLV ook hem bij het ophalen van de auto op deze omstandigheid had gewezen. Dat het huurgenot van de auto in relevante mate zou zijn beperkt doordat de motor te heet werd, vindt geen bevestiging in hetgeen het hof blijkt uit de overgelegde gegevens van het volgsysteem van de auto.
6.15.
Nu verder niet is gegriefd tegen de omvang van het toegewezen schadebedrag, zal het hof beslissen tot bekrachtiging van het bestreden vonnis. [appellant] heeft ook in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij te gelden en zal om die reden worden verwezen in de kosten van het hoger beroep, met inbegrip van de getuigentaxen.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van SLV op € 726,= aan griffierecht, op € 290,40 wegens getuigentaxen en op € 2.361,= aan salaris advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, R.J.M. Cremers en J.K. Six-Hummel en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 oktober 2021.
griffier rolraadsheer