6.7.Het hof komt op grond van de afgelegde verklaringen en de zich in het dossier bevindende bewijsstukken tot het navolgende oordeel ten aanzien van de schade en de oorzaak daarvan.
De auto in kwestie heeft aan de voorzijde een schade opgelopen. Uit het rapport van de expert [getuige 2] van 29 september 2016 en diens verklaring als getuige blijkt dat het radiateurframe was ontzet: dat was vijf centimeter omhoog gekomen. Dat maakt aannemelijk dat de schade is ontstaan op een wijze als door de expert vermeld in zijn rapport: doordat een verkeersdrempel is geraakt. Een bevestiging hiervoor vindt het hof in de opmerking van de expert in diens rapport dat de voorbumper is beschadigd.
Als gevolg van het omhoog komen van de radiateur is de slang tussen het luchtfilter en de luchtmassameter en de inlaat op de motor losgedrukt (rapport [getuige 2] ).
Als gevolg van het losschieten van deze slang kon de luchtmassameter de luchtstroom naar de motor niet juist meer meten, waardoor de regelunit van de motor niet meer in staat was om de juiste hoeveelheid brandstof te bepalen die ingespoten moest worden in de motor. Omdat de meetgegevens van de luchtmassameter ook worden gebruikt om via de regelunit van de motor de automatische versnelling aan te sturen, was deze regelunit ook niet langer in staat om de versnelling op een juiste wijze aan te sturen.
Doordat niet langer de juiste hoeveelheid brandstof ingespoten kon worden in de motor, is deze moeilijk gaan starten en haperen. De onjuiste informatie van de luchtmassameter heeft er voorts toe geleid dat de auto niet meer goed schakelde: de schakeldruk in de transmissie is te laag geworden.
Blijkens het rapport van [getuige 2] was bij een lage motorbelasting de schakeldruk te laag om soepel schakelen mogelijk te maken. Om de versnelling in te kunnen schakelen moest de motor op toeren worden gehouden. Door bij een hoog toerental de versnelling meerdere malen in te schakelen heeft de versnelling (telkens) een klap gekregen die zo groot is geweest dat hierdoor mechanische schade aan diverse onderdelen van de versnellingsbak is ontstaan. Door de te lage schakeldruk is er inwendige slip ontstaan en zijn de pakketten verbrand.
Deze bevindingen van de deskundige vinden een bevestiging in de verklaring van de getuige [getuige 1] . Hij bevestigt de bevindingen van [getuige 2] met betrekking tot het inschakelen van de versnelling (slechts mogelijk bij een verhoogd toerental) en diens opmerking dat de auto met een ruk wegrijdt (het hof begrijpt dat de versnelling dan een klap krijgt), wanneer niet heel voorzichtig de rem wordt losgelaten. De getuige [getuige 1] heeft geconstateerd dat de versnellingsbak veel en veel te heet moet zijn geweest, wat zich laat verklaren door de inwendige slip waardoor de pakketten zijn verbrand, waar [getuige 2] aan refereert.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de slotsom dat de schade aan de versnellingsbak is ontstaan doordat na het losschieten van de slang tussen het luchtfilter en de luchtmassameter en de inlaat op de motor met de auto is doorgereden, hoewel als gevolg daarvan de automatische transmissie niet goed meer werd aangestuurd.
6.8.1.Bij akte nadere toelichting van 16 mei 2018 heeft SLV als productie 14 een e-mail van 16 mei 2018 in het geding gebracht welke als afzender vermeldt “ [getuige 4] ”. In deze e-mail verklaart de schrijver daarvan onder meer:
“Op 12 april 2016 omstreeks 11:00 uur heb ik bij SilverLine Verhuur BV (…) een gele Chevrolet Corvette cabrio gehuurd, met kenteken [kenteken] . (…) Ik heb die dag zonder problemen van de auto kunnen genieten en heb daarbij geen problemen ondervonden. De volgende dag heb ik de auto rond 11:00 uur ingeleverd. De medewerker van SilverLine heeft de auto rondom gecontroleerd, de km stand opgenomen en mij gevraagd of er nog problemen / bijzonderheden waren. Die waren er niet, de auto reed en schakelde zonder problemen.”
6.8.2.[appellant] heeft zelf als getuige verklaard dat de auto, toen hij hem ophaalde, normaal startte en de motor ook goed stationair bleef lopen. Gedurende de gehele huurperiode, zo verklaart [appellant] , heeft de motor en de versnellingsbak goed gefunctioneerd.
6.8.3.Zowel de getuige [getuige 2] , als de getuige [getuige 1] , hebben verklaard dat de schade van dien aard was dat je deze meteen bij het starten en wegrijden had moeten bemerken. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat, onderweg naar ATR voor de reparatie van de versnellingsbak, met de auto bijna niet te rijden was, zodat hij deze op een trailer heeft geladen en zo naar ATR heeft vervoerd. De getuige [getuige 1] van ATR heeft verklaard dat de auto niet rijdend bij zijn bedrijf is afgeleverd.
6.8.4.Op grond van deze verklaringen komt het hof tot het oordeel dat de auto bij aflevering aan [appellant] de schade, zoals die is vastgesteld, nog niet gehad kan hebben. Zou die schade op dat moment al hebben bestaan, dan had [appellant] het bestaan daarvan direct moeten merken. Naar eigen zeggen heeft hij echter bij het ophalen van de auto niets gemerkt. Het hof is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat de auto de schade in kwestie al heeft gehad op het moment waarop deze aan [appellant] in gebruik werd gegeven.
6.9.1.Dat de auto de schade in kwestie heeft opgelopen nadat deze al door [appellant] was ingeleverd, is evenmin gebleken. [appellant] wijst erop dat de schade direct bij het starten opgemerkt had moeten worden, omdat de auto na het inleveren 10 meter is verplaatst en daarbij geen problemen zijn opgemerkt met betrekking tot het starten en schakelen. [appellant] wijst erop dat het niet anders kan dan dat de schade bij het inleveren van de auto nog niet aanwezig was, omdat de medewerker van SVL de schade niet heeft opgemerkt. Het hof volgt [appellant] daarin niet. Uit de verklaring van de getuige [getuige 3] volgt dat hij vrij snel na het inleveren van de auto, waarschijnlijk nog voordat deze werd gewassen, een proefrit is gaan maken, omdat hij had vastgesteld dat met de auto veel te hard was gereden. Bij het maken van die proefrit heeft [getuige 3] vrijwel direct waargenomen dat er problemen waren met de versnelling en dat die problemen van dien aard waren dat reparatie door een gespecialiseerd bedrijf noodzakelijk was.
6.9.2.Daarbij stelt het hof vast dat [appellant] in zijn verklaring ook de bevindingen van SLV over zijn rijgedrag, meer in het bijzonder de via een GPS-tracker waargenomen rijsnelheden, bagatelliseert. Zo blijkt uit de door SLV als productie 13 bij akte van 16 mei 2018 overgelegde screenprints dat tijdens de huurperiode met de gehuurde auto snelheden zijn bereikt van 190 km/u (14 april 2016, 19:36 uur) en zelfs 199 km/u (14 april 2016, 19:40 uur), maar ook 99 km/u en zelfs 107 km/u binnen de bebouwde kom (14 april 2016, 19:47 en 19:50 uur). Dit roept bij het hof twijfel op ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door [appellant] als getuige afgelegde verklaring. In elk geval blijkt daaruit dat het rijgedrag van [appellant] niet zo zorgvuldig is geweest als hij wellicht wil doen voorkomen. Bij hetgeen op grond van de vastgestelde snelheden kan worden aangenomen ten aanzien van het rijgedrag van [appellant] , dan wel een derde die hij heeft laten rijden, is het risico dat een keer een verkeersdrempel is geraakt bepaald niet uit te sluiten.
6.9.3.In dit verband merkt het hof tot slot op dat [appellant] geen anderen dan zichzelf als getuige heeft laten horen over het rijgedrag van de auto, hoewel toch ook zijn zoon en ex-echtgenote volgens zijn verklaring in de auto hebben meegereden. Voor de juistheid van de verklaring van [appellant] kan het hof dan ook geen bevestiging vinden in andere verklaringen. Gelet op de gerezen twijfel ten aanzien van de betrouwbaarheid van diens verklaring, legt de verklaring van [appellant] te weinig gewicht in de schaal.