ECLI:NL:GHSHE:2021:3006

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
20-000711-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis politierechter in hoger beroep met betrekking tot verkeersdelicten en strafmotivering

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 26 februari 2020 was gewezen. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld voor verkeersdelicten, en heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht het vonnis van de eerste rechter te bevestigen. De verdediging heeft gepleit voor een lichtere straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die de zorg draagt voor zijn zoon met psychische problemen en zijn alcoholgebruik onder controle lijkt te hebben.

Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte een ongunstig justitieel verleden heeft, met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De ernst van de feiten en de herhaalde overtredingen hebben het hof doen besluiten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn werkloosheid en de zorg voor zijn zoon, zijn niet voldoende om van een lichtere straf af te zien. Het hof heeft de opgelegde straf en de motivering daarvan bevestigd, en het verweer van de verdediging verworpen. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte een gevangenisstraf van 6 weken opgelegd krijgt, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000711-20

Uitspraak : 8 april 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 96-259292-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] [geboortejaar] ,
wonende te [adres]
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld ter zake van:
  • feit 1, overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en
  • feit 2, overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (605 pg/1),
tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, alsmede (met betrekking tot feit 2) een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen.
Namens verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, met aanvulling van de strafmotivering en de toepasselijke wetsartikelen.
Aanvulling strafmotivering
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een grotendeels voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte de zorg draagt voor zijn zoon, die regelmatig kampt met psychoses. Voorts is aangevoerd dat de verdachte inmiddels zijn drankgebruik onder controle heeft.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij de straftoemeting ten nadele van de verdachte meegewogen dat hij, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 januari 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, voorafgaand aan het bewezenverklaarde veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Daarnaast is zowel artikel 63 van toepassing, als ook het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft geen werk, maar leeft op dit moment van een alleenstaande ouderuitkering. Daarnaast heeft de verdediging aangegeven dat de verdachte zijn alcoholgebruik inmiddels onder controle lijkt te hebben. Tevens heeft de verdachte de zorg voor zijn meerderjarige zoon die een medische geschiedenis heeft, en met name kampt met psychoses.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen redenen om hiervan af te zien en over te gaan tot oplegging van een (geheel) voorwaardelijke straf of een taakstraf, zoals door de verdediging is bepleit.
Gelet op het voorgaande zal het hof het vonnis waarvan beroep ook bevestigen ten aanzien van de opgelegde straf en strafmotivering.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Aanvulling toepasselijke wetsartikelen
Het hof vult de toepasselijke wetsartikelen aan met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 8 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. A.H. Klip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.