ECLI:NL:GHSHE:2021:2983

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
200.289.589_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling van bewind en mentorschap voor meerderjarige met PTSS en gedragsproblemen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hebben de ouders van [betrokkene] hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die hun verzoek om een beschermingsbewind en mentorschap voor [betrokkene] had afgewezen. De ouders stelden dat [betrokkene] een belast verleden heeft met seksueel misbruik en PTSS, en dat zij niet in staat is haar belangen zelfstandig te behartigen. Ze voerden aan dat er risico's zijn op verkwisting en schulden, en dat er gewijzigde omstandigheden zijn die een bewind rechtvaardigen.

[betrokkene], bijgestaan door haar advocaat, betwistte de claims van de ouders en stelde dat zij in staat is haar eigen belangen te behartigen. Ze heeft haar schooldiploma behaald, is gestart met een nieuwe studie en regelt haar financiën zelf. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 24 augustus 2021.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, inclusief de verklaringen van een psycholoog, concludeerde het hof dat er geen gronden zijn voor het instellen van bewind of mentorschap. Het hof oordeelde dat [betrokkene] haar zaken goed op orde heeft en in staat is om zelfstandig hulp in te schakelen. De ouders werden in hun verzoeken niet-ontvankelijk verklaard, en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 september 2021
Zaaknummer: 200.289.589/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8588778 \ OV VERZ 20-5378 en 8623826 \ OV VERZ 20-5961
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader]en
[de moeder],
beiden wonende op een geheim adres,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader en de moeder dan wel gezamenlijk: de ouders,
advocaat: mr. C.C. Sneper.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [betrokkene] ;
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van
29 oktober 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, waarbij de rechtbank de verzoeken van de ouders tot instelling van een beschermingsbewind en tot instelling van een mentorschap ten behoeve van [betrokkene] zijn afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 januari 2021, hebben de ouders het hof verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het beschermingsbewind en het mentorschap ten behoeve van [betrokkene] alsnog uit te spreken, dan wel subsidiair de zaak aan te houden om een deskundige te benoemen die een onderzoek zal doen naar de vraag of bewind en mentorschap in het belang van [betrokkene] zijn, dan wel een beslissing te nemen die het hof in het belang van [betrokkene] acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 maart 2021, heeft [betrokkene] verzocht om het verzoek van de ouders in hoger beroep af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en de ouders te veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de ouders, bijgestaan door mr. Sneper;
  • [betrokkene] , bijgestaan door mr. Kouijzer.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 15 oktober 2020;
  • de brieven van de ouders aan Kalle advocatuur van 18 juni 2021 en 7 juli 2021;
- de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van mr. Sneper en mr. Kouijzer.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg het verzoek van de ouders om een bewind in te stellen over de (toekomstige) goederen van [betrokkene] en om een mentorschap in te stellen over [betrokkene] afgewezen.
3.2.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
De ouders voeren - kort samengevat - het volgende aan.
[betrokkene] heeft een belast verleden vanwege seksueel misbruik en trauma’s die zij ervaart en die steeds terugkomen. In 2010 is zij gediagnosticeerd met PTSS. Verder heeft zij in 2018 een fietsongeluk gehad, hetgeen onder meer heeft geleid tot geheugenverlies en hersentrauma. Sindsdien hebben de ouders gedragsveranderingen bij [betrokkene] geconstateerd.
Uiteindelijk is het in 20.. gekomen tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [betrokkene] en is er sindsdien geen contact meer geweest. Ook hebben ouders nauwelijks nog informatie over [betrokkene] gekregen. [de GI] , als GI verantwoordelijk voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, heeft niet in het belang van [betrokkene] gehandeld en heeft meegewerkt aan oudervervreemding. Aan de door [betrokkene] overgelegde brief van [de GI] dient derhalve geen gewicht te worden toegekend.
De ouders zien nog maar één manier om [betrokkene] te beschermen. [betrokkene] is niet in staat om haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Zij wordt beïnvloed door het gezin waar zij verblijft en er is geen zicht op hoe de financiën van [betrokkene] worden georganiseerd.
[betrokkene] lijkt daarnaast zorg te mijden. Er zou gedurende de ondertoezichtstelling een persoonlijkheidsonderzoek bij [betrokkene] gaan plaatsvinden, maar dit is niet van de grond gekomen.
Er is inmiddels tevens sprake van gewijzigde omstandigheden. Er is met de ouders niet gecommuniceerd over de door [betrokkene] ingediende aanvraag van studiefinanciering, terwijl de ouders nog wel financieel verantwoordelijk voor haar zijn. Er is risico op verkwisting of het hebben van schulden. Al in 2019 heeft de pleegmoeder van [betrokkene] haar aangemoedigd om een telefoonabonnement voor twee jaar af te sluiten.
Deze feiten vormen een nieuwe grondslag voor het instellen van bewind.
3.4.
[betrokkene] voert - kort samengevat - het volgende aan.
De kern van deze zaak is dat de ouders wanhopig op zoek zijn naar mogelijkheden om contact met [betrokkene] en invloed op haar leven te krijgen. [betrokkene] betreurt de procedure zoals deze door de ouders is gestart. Dit draagt niet bij aan het herstel vertrouwen dat zij in haar ouders heeft. Dit laat onverlet dat zij nog steeds van haar ouders en haar zusje houdt en zij hen mist.
[betrokkene] is voldoende in staat om haar materiële en niet-materiële belangen zelfstandig waar te nemen.
Zij heeft haar schooldiploma gehaald en is gestart met een nieuwe studie. Zij regelt haar financiën zelf. Het is logisch dat zij daar soms wat hulp bij krijgt. Van een risico op verkwisting of schuldopbouw is geen sprake. Het enkele aangaan van een telefoonabonnement is volstrekt onvoldoende. Bij de aanvraag van studiefinanciering wordt door DUO gekeken naar het inkomen van de ouders. Het is niet relevant of er met de ouders contact is. Indien [betrokkene] binnen tien jaar haar diploma behaalt hoeft ze de studiefinanciering niet terug te betalen.
De diagnose PTSS is niet meer actueel, hetgeen door de behandelaar van [betrokkene] wordt bevestigd. Volgens de behandelaar is een persoonlijkheidsonderzoek niet nodig.
[betrokkene] heeft EMDR gehad voor situaties van vroeger waar zij nog last van had. Dit is afgesloten.
Voor zover de ouders het niet eens zijn met het handelen van [de GI] hoort dit niet in deze procedure thuis.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.5.2.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
3.5.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat gronden voor een het instellen van bewind of mentorschap niet aanwezig zijn.
3.5.4.
Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht heeft het hof kunnen constateren dat [betrokkene] haar zaken goed op orde heeft en dat zij een duidelijk en realistisch beeld heeft van haar toekomstplannen.
Gebleken is dat [betrokkene] bezig is met een opleiding tot onderwijsassistent. Recent heeft zij in dit kader een stage binnen het speciaal onderwijs met succes volbracht. Na voltooiing van haar opleiding (vermoedelijk over een jaar) is [betrokkene] voornemens om in deeltijd de PABO gaan volgen en daarnaast een baan te zoeken als onderwijsassistent.
Verder is gebleken dat [betrokkene] een goed netwerk heeft en dat zij bezig is met haar rijbewijs, hetgeen zij financiert met de verdiensten uit haar bijbaantje. Desgevraagd heeft [betrokkene] verklaard dat zij geen schulden opbouwt. Zij woont in bij haar pleegouders, aan wie zij geen bijdrage is verschuldigd en zij kan rondkomen van haar studiebeurs van DUO en hetgeen zij met haar bijbaantje verdient.
Op grond van de indruk die het hof van [betrokkene] heeft gekregen acht het hof haar in staat om zelfstandig hulp in te schakelen, waar dat nodig is. Alhoewel de situatie waarin [betrokkene] zich bevindt - waarbij zij op dit moment geen goed contact met haar ouders heeft - niet makkelijk voor haar zal zijn, is [betrokkene] toch naar de zitting van het hof gekomen en heeft zij een stabiele indruk bij het hof achtergelaten.
Daarbij acht het hof het positief dat [betrokkene] niet voor haar problemen wegloopt en zij nog altijd maandelijks gesprekken met een GZ-psycholoog voert, hetgeen zij als zeer helpend ervaart. Uit het emailbericht van de psycholoog komt naar voren dat [betrokkene] goed functioneert en dat zij de juiste keuzes voor zichzelf weet te maken. Haar persoonlijke ontwikkeling is gezien de omstandigheden goed, zodat een persoonlijkheidsonderzoek niet nodig wordt geacht.
Gelet op hetgeen door of namens [betrokkene] naar voren is gebracht ziet het hof geen aanleiding om aan haar woorden te twijfelen. Ook anderszins is niet gebleken dat [betrokkene] niet in staat is om haar (niet) vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen.
In zoverre zijn er geen relevante nieuwe feiten in hoger beroep naar voren gebracht die tot een ander oordeel kunnen leiden.
3.5.5.
Het hof ziet evenmin aanleiding om het subsidiaire verzoek van de ouders om een deskundige te benoemen toe te wijzen, mede gelet op de hierboven genoemde verklaring van de psycholoog van [betrokkene] , daargelaten nog dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd. Het hof acht zich voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen.
3.6.
Net als de kantonrechter begrijpt het hof dat de ouders er verdriet van hebben dat het contact met [betrokkene] nog niet is hersteld. De onderhavige procedure leent zich echter niet om dit contactherstel af te dwingen. Aangezien [betrokkene] heeft aangegeven voor contactherstel open te staan, mits dit onder professionele begeleiding zal plaatsvinden, hoopt het hof dat het de ouders en [betrokkene] in de nabije toekomst lukt om hierin de nodige stappen te zetten.
3.7.
Gelet op de aard van de procedure en het recht van de ouders om in hoger beroep te gaan ziet het hof geen aanleiding om tot een proceskostenveroordeling over te gaan. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep derhalve compenseren zoals hierna bepaald.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 29 oktober 2020,
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn en
A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.