In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 9 maart 2021, waarin het verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling werd afgewezen. De vader voerde aan dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig werd bedreigd door het gebrek aan contact tussen hen en hem, en dat de moeder hem niet betrok bij belangrijke beslissingen.
De moeder, verweerster in hoger beroep, stelde daarentegen dat de kinderen goed gedijen en dat de vader een dwingende houding aanneemt. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 augustus 2021 hebben zowel de vader als de moeder hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de vader zijn claims over de ernstige ontwikkelingsbedreiging niet heeft onderbouwd met relevante stukken, zoals het hulpverleningsplan en het eindverslag van de GI. Het hof concludeerde dat, ondanks de zorgelijke situatie van het gebrek aan contact, er geen bewijs was voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het ook opmerkte dat de moeder haar wettelijke informatieplicht jegens de vader moet nakomen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de betrokkenheid van beide ouders in de opvoeding van de kinderen, maar ook de noodzaak van bewijsvoering bij claims van ontwikkelingsbedreiging.