ECLI:NL:GHSHE:2021:2956

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
200.292.396_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurverlaging wegens vocht- en schimmelproblemen in het kader van een incident ex artikel 351 Rv

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een huurkwestie. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.J. Kreutzkamp, had een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.G. Smeets, met betrekking tot huurverlaging wegens vocht- en schimmelproblemen in de gehuurde woning. De procedure is een vervolg op een eerder tussenarrest van 22 juni 2021, waarin het hof de appellant in de gelegenheid stelde om te reageren op de stelling van de geïntimeerde dat de appellant geen belang meer had bij zijn vordering, omdat de ontruiming van het gehuurde op 1 april 2021 had plaatsgevonden.

Tijdens de procedure heeft de appellant bevestigd dat het gehuurde inderdaad op de genoemde datum is ontruimd. Desondanks heeft de appellant zich verzet tegen een proceskostenveroordeling in het incident. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant geen belang meer heeft bij zijn vordering in het incident, aangezien er geen argumenten zijn aangevoerd die dit belang onderbouwen. Daarom heeft het hof de vordering in het incident afgewezen.

De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep op 26 oktober 2021, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Het arrest is uitgesproken op 28 september 2021 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.292.396/01
arrest van 28 september 2021
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg aan de Geul,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. R.A.G. Smeets te Maastricht,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest in het incident van 22 juni 2021, in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 8415730 CV EXPL 20-1418 gewezen vonnis van 10 maart 2021.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest in het incident van 22 juni 2021 waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor akte aan de zijde van [appellant];
  • de memorie van grieven, tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
  • de akte in het incident van [appellant];
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

in het incident
6.1.
Bij genoemd tussenarrest is [appellant] in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op de stelling van [geïntimeerde] in diens antwoordmemorie in het incident dat op 1 april 2021 ontruiming van het gehuurde heeft plaatsgevonden en dat [appellant] daarom geen enkel (rechts)belang meer heeft bij zijn vordering in het incident. Die vordering strekt tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Bij dat vonnis is [appellant] op vordering van [geïntimeerde] onder meer veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
6.2.
Bij akte heeft [appellant] bevestigd dat het gehuurde op 1 april 2021 feitelijk is ontruimd. [appellant] refereert zich aan het oordeel van het hof ten aanzien van de vraag of hij nog belang heeft bij zijn vordering in het incident.
[appellant] verzet zich wel tegen een proceskostenveroordeling in het incident ten laste van hem.
6.3.
Nu door [appellant] in het geheel niet is aangevoerd welk belang hij nu nog heeft bij zijn vordering in het incident, is die vordering niet toewijsbaar. Het hof zal de vordering in het incident daarom afwijzen.
6.4.
Het hof zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
6.5.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 26 oktober 2021 voor memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 september 2021.
griffier rolraadsheer