Bij e-mail van 17 oktober 2014 heeft [controller] , controller van [de vennootschap 2] (hierna: [de vennootschap 2] ), namens [appellante] aan [de vennootschap 1] meegedeeld:
‘Zoals vorige week telefonisch besproken stellen wij voor dat ondergetekende bevoegd
wordt, om de gelden van de ING bankrekening, waarop de verkoop van de [artiest]
kaarten 2015 betaald worden, over te boeken naar de bankrekening van [Vastgoed]
. Jij kan ook op deze bankrekening ook zien wie er geboekt en betaald heeft. Het is
natuurlijk duidelijk dat jij of [de vennootschap 1] geen bedragen vanaf deze rekening mogen afboeken,
hoewel jullie daartoe wel geautoriseerd zijn.
Het blijft immers jullie bankrekening. Indien dit toch gebeurd zonder onze goedkeuring, is
het vertrouwen weg en zullen we overgaan tot het aanvragen van een faillissement. Dit lijkt
cru, maar in het verleden zijn meer afspraken gemaakt, waarbij we moeten constateren dat
deze niet of deels zijn nagekomen. We hebben echter nog steeds het volste vertrouwen in de door jullie voorgestelde oplossing.
Om mij te machtigen verzoek ik jullie, om ons zo snel mogelijk het ING bankrekeningnummer door te geven, waarop de gelden gestort worden door de bezoekers van het [artiest] concert. Wij zullen vervolgens onze ING bank informeren. Jullie ING
bankrekening wordt dan zichtbaar in ons telebankierpakket.
In het telefoon gesprek van vorige week heb ik aangegeven dat [eigenaar Vastgoed] het niet eens
is met alleen betalen van de restant betaling van de huur van augustus 2013 in 2014. Naast
dit bedrag zal er minimaal één factuur van 2014 betaald moeten worden. Indien deze extra
betaling niet in 2014 wordt ontvangen, komt de kwijtschelding van de boeterente in gevaar.
Eind december/beginjanuari, wanneer wij enig zicht hebben op de verkoop van de kaarten,
zullen we verder ingaan op je verdere voorstel van garantiestelling en kwijtschelding
boeterente.
Vriendelijk verzoek om mij per omgaande de bankrekeningnummer kenbaar te maken.’