In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2021 een verzetarrest gewezen in het kader van een hoger beroep. De zaak betreft een incident ex artikel 351 Rv, waarin de appellanten, vertegenwoordigd door mr. M.W. Dieleman, verzet hebben aangetekend tegen een eerder verstekarrest van 9 februari 2021. Dit verstekarrest had hen hoofdelijk veroordeeld om binnen vier maanden na betekening van het arrest werkzaamheden aan de toegangsweg Pompstation te verrichten. De appellanten vorderden in het incident schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekarrest, onder verwijzing naar de aanzienlijke kosten die aan de uitvoering van de werkzaamheden verbonden zijn, geschat op € 30.000,-, en de onomkeerbaarheid van de situatie die zou ontstaan bij uitvoering van de werkzaamheden.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat artikel 351 Rv analoog van toepassing is op deze verstekzaak, ondanks dat het in beginsel niet op schorsing van een in hoger beroep gewezen verstekarrest ziet. Het hof heeft de belangen van de partijen afgewogen en geconcludeerd dat de appellanten onvoldoende hebben onderbouwd dat hun belang bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van de geïntimeerden bij de uitvoerbaarheid van het verstekarrest. Het hof heeft de vordering van de appellanten in het incident afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor dagbepaling van het arrest op 22 februari 2022.