Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Op de terugweg kwam er plots een fietser, X, langs de paarden. Hij reed hierbij door de bladeren, dus mogelijk dat de paarden hierna schrokken.”Ook [appellant] voert in de memorie van grieven aan:
“De bosrit is goed en rustig verlopen totdat vlak voordat de deelnemers weer bij de stalhouderij waren een mountainbiker van achter op de groep over het ruiterpad kwam aanrijden en de paarden rakelings passeerde, rijdend door de bladeren die opgehoopt aan de zijkant van het ruiterpad lagen. Hier schrokken de paarden van, waardoor de achterste paarden in galop zijn gegaan. Dit had tot gevolg dat ook de andere paarden in galop gingen”(zie punt 14 memorie van grieven).
eigen energievan het paard, in galop is gegaan (alsnog harder is gaan lopen) waarna [geïntimeerde] ten val is gekomen, zodat [appellant] als degene die het paard gebruikte in de uitoefening van een bedrijf in de zin van artikel 6:179 jo 6:181 BW, aansprakelijk is. Evenmin is voor de aansprakelijkheid van [appellant] op grond van voornoemde artikelen relevant of het paard al dan niet is geschrokken door de voorbijrijdende fietser of vanwege een andere oorzaak in galop is gegaan (althans sneller is gaan lopen). Artikel 6:179 BW vestigt in combinatie met artikel 6:181 BW een risicoaansprakelijkheid voor de bedrijfsmatige gebruiker (in dit geval dus [appellant] ) voor door het dier aangerichte schade. Nu [appellant] niet betwist dat het paard plots in galop is gegaan, terwijl niet is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] het paard hiertoe heeft aangespoord, is voldaan aan het vereiste van voornoemd artikel dat het gaat om “door het dier aangerichte schade”. De zogeheten ‘tenzij-clausule’ van artikel 6:179 BW is in het onderhavige geval niet van toepassing. Grieven een en twee in principaal hoger beroep falen.
Vragen of opmerkingen”heeft zij vermeld:
“We hebben een keer eerder een rit gedaan elders, maar verder geen rijervaring. Daarom reserveren wij graag een privérit met begeleider. Mijn zusje vindt het heel leuk, maar vond het vorige keer aan het begin ook heel erg spannend. Het zou heel fijn zijn als er in de keuze voor het paard rekening mee kan worden gehouden (lief/rustig). Zouden jullie kunnen laten weten of dit mogelijk is?”. Hierop heeft [appellant] per e-mail laten weten dat een privérit niet mogelijk is, maar dat in kleine groepjes wordt gereden en dat zij voor het zusje van [geïntimeerde] het
“aller braafste”paard zal zadelen. Gesteld noch is gebleken dat in het aanmeldingsformulier of in de daarop volgende e-mailwisseling tussen partijen aansprakelijkheid in het geval van een ongeval door [appellant] is uitgesloten of beperkt. Aldus liggen als causale elementen als bedoeld in artikel 6:101 BW enerzijds voor het gegeven dat [appellant] als bezitter het paard aan [geïntimeerde] ter beschikking heeft gesteld om te worden bereden en anderzijds dat [geïntimeerde] het paard heeft bereden. Andere causale factoren die in de sfeer van [geïntimeerde] als ruiter liggen zijn niet gesteld of gebleken zodat het hof net zoals de rechtbank komt tot een causale verdeling van 50% voor beide partijen.