ECLI:NL:GHSHE:2021:2926

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
200.292.193_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming ouders tot mentoren over de betrokkene

In deze zaak gaat het om de benoeming van ouders als mentoren voor hun kind, de betrokkene. De ouders, die in hoger beroep zijn gegaan, hebben verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, waarin de benoeming van een andere mentor, [mentor], werd goedgekeurd. De ouders stellen dat de betrokkene, die zelf ook een voorkeur heeft uitgesproken voor de benoeming van zijn ouders, beter door hen kan worden ondersteund. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 juli 2021, waarbij de ouders en de betrokkene zijn gehoord. De mentor was niet aanwezig, maar heeft later schriftelijk aangegeven zich te hebben vergist in het tijdstip van de zitting.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd, omdat de wettelijke en uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene voor zijn ouders als mentoren niet was gevolgd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen gegronde redenen zijn die zich tegen de benoeming van de ouders verzetten. De ouders hebben aangegeven dat zij de rol van mentor goed kunnen vervullen en dat er een goede band is met de betrokkene. Het hof heeft ook opgemerkt dat de huidige mentor geen contact heeft opgenomen met de betrokkene of de ouders, wat de situatie verder bemoeilijkt. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de ouders als mentoren te benoemen, met ingang van de datum van de beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 september 2021
Zaaknummer: 200.292.193/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8850635 \ OV VERZ 20-6194 en
8850687 \ OV VERZ 20-6195
in de zaak in hoger beroep van:
[moeder],
en
[vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de ouders,
advocaat: mr. R.D.W. Reijn,
betreffende:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[mentor] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 18 januari 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 26 maart 2021, met producties, ingekomen bij het hof op 29 maart 2021, hebben de ouders verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de benoeming van [mentor] tot mentor betreft;
en opnieuw rechtdoende ter zake het ingestelde mentorschap ten behoeve van de betrokkene verzoekers tot mentoren te benoemen op grond van primair artikel 1:452 lid 3 BW en subsidiair op grond van artikel 1:452 lid 4 BW, althans een zodanige beslissing als door het hof in goede justitie te bepalen.
2.2.
Er is door de mentor geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juli 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de betrokkene;
- de ouders, bijgestaan door mr. R.D.W. Reijn;
2.3.1.
De mentor is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verschenen. Na de mondelinge behandeling bij het hof heeft de mentor het hof bij brief van 29 juli 2021 schriftelijk geïnformeerd zich te hebben vergist in het tijdstip waarop de mondelinge behandeling zou plaatsvinden.
2.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling en buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden heeft het hof met de betrokkene alleen gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 16 december 2019 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, ten behoeve van de betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van [voormalig mentor] als mentor.
Daarnaast is bij die beschikking een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de betrokkene, waarbij [bewindvoerder] tot bewindvoerder is benoemd.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter (kort gezegd):
  • het verzoek van de ouders strekkende tot benoeming van de ouders als mentoren over de betrokkene afgewezen;
  • [voormalig mentor] ontslagen als mentor over de betrokkene met ingang van 1 februari 2021;
  • [mentor] benoemd als mentor over de betrokkene met ingang van 1 februari 2021.
3.3.
De ouders kunnen zich met deze beslissing, voor zover het de benoeming van [mentor] tot mentor betreft, niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.1.
De ouders voeren – kort samengevat – het volgende aan. De kantonrechter heeft onterecht de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene en daarnaast de wettelijke voorkeur (benoeming van de ouders) niet gevolgd. De betrokkene wil zelf graag dat zijn ouders tot mentor worden benoemd. De door de rechtbank nieuw benoemde mentor waarborgt de belangen van de betrokkene niet naar behoren en heeft betrokkene (nog) altijd niet gesproken. Ook heeft de mentor geen contact opgenomen met de ouders.
3.4.
De betrokkene voert – kort samengevat – het volgende aan. De betrokkene wil graag dat zijn ouders tot mentor over hem benoemd worden. De ouders kunnen de taak als mentor goed uitoefenen en steunen betrokkene in de dingen die hij doet.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon. Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Lid 4 van dit artikel bepaalt dat, indien de betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot mentor wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is. Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd. De rechter kan twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten (lid 6).
3.5.2.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.5.3.
De wetgever heeft bij de benoeming van een mentor als uitgangspunt gegeven dat de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene dient te worden gevolgd, tenzij gegronde redenen zich tegen een zodanige benoeming verzetten. De betrokkene heeft de uitdrukkelijke voorkeur dat zijn ouders tot mentoren worden benoemd. De betrokkene geeft aan dat zijn ouders hem ondersteunen, veel voor hem regelen en dat er sprake is van een goede band. Het is het hof gebleken dat de betrokkene reeds in de procedure in eerste aanleg uitdrukkelijk heeft aangegeven de voorkeur te hebben voor de benoeming van zijn ouders tot mentoren.
Naast de voorkeur die de betrokkene zelf heeft geuit, geeft artikel 1:452 lid 4 BW een wettelijke voorkeur voor de benoeming van (in dit geval) de ouders van de betrokkene. Ook de ouders geven aan graag de rol van mentor op zich te willen nemen. Het is het hof niet gebleken van gegronde redenen die zich tegen de benoeming van de beide ouders tot mentor verzetten. Weliswaar zijn er in een vroeger stadium spanningen tussen de ouders en de betrokkene geweest, maar de oorzaak van die spanning was indertijd ook gelegen in communicatieproblemen met de toenmalige mentor.
Daar komt bij dat zowel de betrokkene als de ouders hebben aangegeven dat de huidige mentor (van [mentor] ) tot op heden geen afspraak heeft ingepland met de betrokkene (en/of de ouders) om over de invulling van het mentorschap te spreken. Daarnaast heeft de mentor geen verweerschrift ingediend, en is de mentor ook niet tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verschenen, zodat de vragen van het hof hierover of over andere redenen die zich tegen benoeming van de ouders tot mentor verzetten onbeantwoord zijn gebleven. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling nog gedurende geruime tijd geprobeerd de mentor telefonisch te bereiken, maar ook dit is uiteindelijk niet gelukt.
Het hof overweegt tenslotte dat de wet de mogelijkheid biedt om twee mentoren te benoemen en dat het de uitdrukkelijke wens is van de betrokkene om beide ouders tot mentor te benoemen.
3.6.
Op grond van het hiervoor overwogene zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het verzoek van de ouders is afgewezen en het verzoek van de ouders tot benoeming van de ouders tot mentoren alsnog toewijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 januari 2021, voor zover de rechtbank het verzoek van de ouders om tot mentoren over de betrokkene te worden benoemd heeft afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van datum van deze beschikking aan [mentor] ontslag als mentor van [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001;
wijst alsnog het verzoek van de ouders, zijnde [moeder] en [vader] , toe om de ouders als mentoren te worden benoemd over [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.C. Dumoulin en M.I. Peereboom-van Drunick en is in het openbaar uitgesproken door mr. E.A.M. Scheij op 23 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.