ECLI:NL:GHSHE:2021:2911

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
20-003995-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 december 2019. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor diefstal, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de argumenten van de verdediging, die vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft de zaak op basis van de bewijsvoering beoordeeld, waarbij het DNA-spoor van de verdachte op een lichtschakelaar in de woning van het slachtoffer cruciaal was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 maart 2018 in de woning is ingebroken en heeft geoordeeld dat het DNA-spoor van de verdachte als bewijs van zijn betrokkenheid bij de diefstal moet worden beschouwd. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003995-19
Uitspraak : 15 maart 2021
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 december 2019 in de strafzaak met parketnummer 03-252130-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [Woonplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 maart 2018 te [plaats] , uit een woning (gelegen aan de [adres] ), een kluis (met inhoud) en/of meerdere, althans een tas(sen), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 maart 2018 te [plaats] , uit een woning (gelegen aan de [adres] ), een kluis (met inhoud) en tassen, die toebehoorden aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 maart 2018 (p. 4), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
Op 18 maart 2018 te 12:00 uur heb ik de woning verlaten. De woning was
deugdelijk afgesloten. Om 21:10 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er in de
woning was ingebroken en dat er enig goed was weggenomen. Ik zag namelijk dat
toen ik bij mijn voordeur kwam, [adres] te [plaats] , dat deze op
een kier open stond. Ik zag licht branden in de hal achter de voordeur. Ik zag dat mijn voordeur ter hoogte van het slot was beschadigd, vermoedelijk met een koevoet. Ik liep vervolgens naar de eerste verdieping van mijn woning en zag dat hier twee slaapkamers waren doorzocht. Ik zag kasten en laden open staan. Verder waren deze kamers overhoop gehaald. Ik zag dat er een kluis uit een van deze slaapkamers was weggenomen. In deze kluis zat geld. Verder zag ik op een lichtschakelaar bloed, wat niet van mij of mijn familie is. Verder zag ik dat tassen zijn weggenomen.
2.
Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 maart 2018 (p. 14), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 20 maart 2018 om 15:55 uur stelde ik een onderzoek in naar aanleiding van een inbraak in een woning, gepleegd op 18 maart 2018 tussen 12:00 uur en 21:10 uur aan de [adres] te [plaats] . Ik zag dat de voordeur met behulp van een breekvoorwerp, vermoedelijk een breekijzer, was opengebroken door meerdere keren in de sluitnaad te wrikken. Op de overloop op de eerste verdieping zag ik bloed op de lichtschakelaar, bovenaan de vaste trap. Van dit bloed stelde ik een monster veilig, voorzien van SIN AAKM2506NL.
3.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 24 april 2018, opgemaakt door ing. S. Tuinman (p. 18 en 19), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN en omschrijving
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AAKM2506NL#01, bloed
DNA profiel van een man
Onbekende A (man)
kleiner dan één op één miljard
Het DNA-profiel is opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken.
4.
Een geschrift met als onderwerp ‘Match met buitenlands DNA-profiel’ d.d. 25 april 2018 van M.F.E. Linger, medewerker Nederlandse DNA-databank voor Strafzaken met bijlagen (p. 20-23), voor zover inhoudende:
In het kader van de op het verdrag van Prüm gebaseerde EU-raadsbesluiten worden Nederlandse DNA-profielen ook vergeleken met een aantal buitenlandse DNA-
databanken. Hierbij is een match gevonden tussen een DNA-profiel van een spoor uit Nederland en een DNA-profiel van een persoon uit Duitsland.
De matchkans van de bij de match betrokken DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
De code van het DNA-profiel uit Duitsland is: K081127200798.
De code van het DNA-profiel uit Nederland is: AAKM2506NL#01.
DNA-monster K081127200798, persoon:
Naam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
5.
Het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 10 februari 2019 (p. 33). voor zover inhoudende:
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek
bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA-profiel
onder de volgende personalia:
Betrokkene: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
Delictinformatie: Gekwalificeerde diefstal in/uit woning. [adres]te
[plaats] , SIN AAKM2506NL. bloed op lichtschakelaar eerste verdieping overloop.
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond d.d. 19 december 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het is juist dat ik op 18 maart 2018 in de woning aan de [adres] te [plaats] ben geweest.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende aangevoerd. De omstandigheid dat het DNA van de verdachte op de lichtschakelaar in de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] is aangetroffen, is onvoldoende om daaruit de diefstal van de kluis en de tassen uit de woning af te leiden. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij onder invloed was en een (reeds) openstaande woning is binnen gegaan. Dit zou zijn DNA in de woning verklaren. Niet is gezien dat de verdachte met spullen het huis uit komt, noch zijn er camerabeelden waarop iets dergelijks te zien is. Naast het aantreffen van het DNA ontbreekt aanvullend bewijs. In hoger beroep is door de verdediging verder aangevoerd dat sprake zou zijn van een alternatief scenario en geeft de raadsman ter overweging dat de verdachte per ongeluk een verkeerde woning is ingegaan.
Oordeel van het hof
Op basis van de inhoud van de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen stelt het hof vast dat op 18 maart 2018 is ingebroken in de woning gelegen aan de [adres]te
[plaats] . Daarbij is de voordeur van voornoemde woning met behulp van een breekvoorwerp opengebroken. Vervolgens is uit de woning een kluis (met inhoud) weggenomen. Voorts zijn tassen uit de woning weggenomen. De kluis stond in een slaapkamer op de eerste verdieping van de woning. Op de overloop op de eerste verdieping van de woning is op een lichtschakelaar bloed aangetroffen. Daarvan is een monster genomen, dat vervolgens is ingezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Het NFI heeft hiervan een DNA-profiel verkregen dat
matchtmet het DNA-profiel van ‘onbekende A (man)’. Het betreffende DNA-profiel is opgeslagen in de DNA-databank. Het DNA-profiel van ‘onbekende A (man)’
matchtmet het in Duitsland opgeslagen DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon dan de verdachte is kleiner dan één op één miljard.
Mede gelet op de aangifte en de verklaring van de verdachte – inhoudende dat hij op 18 maart 2018 in de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] is geweest – concludeert het hof dat het op de lichtschakelaar aangetroffen DNA-spoor van de verdachte afkomstig is.
Het hof weegt bij de beoordeling van het DNA-spoor de aard van het spoor (een bloedspoor) mee, alsmede de locatie van het spoor – te weten op een lichtschakelaar op de overloop van de eerste verdieping van de woning – in combinatie met het gegeven dat de kluis met inhoud is weggenomen vanuit een slaapkamer op de eerste verdieping van de woning.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het aangetroffen DNA-spoor van de verdachte moet worden beschouwd als een daderspoor. Dit spoor is naar het oordeel van het hof redengevend voor het bewijs van het aan de verdachte tenlastegelegde feit.
Op 21 oktober 2019 is de verdachte door de politie gehoord. Hij verklaarde eerst zich niets te kunnen herinneren en deed vervolgens, nadat hij was geconfronteerd met het DNA-spoor, een beroep op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting in eerste aanleg van 19 december 2019 heeft de verdachte bekend op 18 maart 2018 in de woning aan de [adres] te [plaats] te zijn geweest, dat hij weet dat hij naar binnen is gegaan en dat alles overhoop lag. Hij was daar onder invloed van verdovende middelen en in gezelschap van verkeerde vrienden. Verder ontkende hij een kluis te hebben meegenomen. De verdachte verklaarde niets met betrekking tot het al dan niet per ongeluk binnentreden van deze (verkeerde) woning. Bij de behandeling van de zaak in hoger beroep is verdachte afwezig.
Het hof verwijst naar de overwegingen hiervoor. De verdachte heeft zich bij het verhoor ter zake het feit waarvan hij werd verdacht, beroepen op zijn zwijgrecht, terwijl het bewijs op zichzelf de gevolgtrekking kan dragen dat sprake was van de tenlastegelegde betrokkenheid bij de diefstal hetgeen maakt dat het geheel van feiten en omstandigheden om uitleg schreeuwt. Ter terechtzitting in eerste aanleg geeft de verdachte een verklaring over zijn aanwezigheid in de woning en verklaart hij dat hij daar was met verkeerde vrienden. De verdachte heeft nagelaten om namen of andere gegevens van deze vrienden te noemen, zoals adres- of telefoongegevens. De door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring is derhalve niet verifieerbaar en/of controleerbaar.
Het hof acht het mogelijke alternatieve scenario dat de verdachte per ongeluk in een verkeerde woning is geweest niet aannemelijk geworden. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte bij de politie, noch ter terechtzitting in eerste aanleg zelf heeft verklaard dat hij per ongeluk een verkeerde woning heeft betreden. Voorts neemt het hof in aanmerking dat het bloedspoor van de verdachte is aangetroffen op een lichtschakelaar op de eerste verdieping van de woning. Het is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk dat wanneer iemand per ongeluk in een verkeerde woning binnen komt, men vervolgens dan nog doorloopt naar de eerste verdieping van die woning. De verdachte had geen reden om in de woning aanwezig te zijn en heeft hierover ook geen redengevende verklaring gegeven.
Gelet op het bovenstaande en het niet geven van een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring – waar dat naar het oordeel van het hof wel van hem mocht worden verwacht – kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich op 18 maart 2018 te [plaats] schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof – gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat de verdachte nadien niet met politie en justitie in aanraking is gekomen – de verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke (gevangenis) straf.
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan;
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 18 maart 2018 schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij hij een kluis met inhoud en tassen heeft weggenomen. Woninginbraken hebben niet zelden veel impact op de slachtoffers daarvan. Zij ervaren het als een enorme inbreuk op hun privacy en gevoel van veiligheid wanneer een onbekende zich in hun woning heeft begeven – een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen – en daarbij persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Naast de financiële schade die is veroorzaakt door het wegnemen van voornoemde goederen, is schade ontstaan aan de voordeur en deurkozijn van de woning. De verdachte heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de belangen van de bewoner(s) van de woning, maar slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld, doch niet ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het oriëntatiepunt voor een woninginbraak geeft als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Gelet op aard en ernst van het bewezenverklaarde handelen is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Oplegging van een voorwaardelijke straf – zoals door de raadsman is bepleit – acht het hof niet aan de orde.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. D.A.E.M. Hulskes en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 15 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. drs. M.C.C. van de Schepop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hieronder wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar paginanummers van het dossier van de politie eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam [plaats], registratienummer PL2421-2018039740, gesloten d.d. 22 oktober 2019, in totaal 42 pagina's.