3.4.Bechtle heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd en haar eis gewijzigd. Bechtle heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het toewijzen van de gewijzigde vorderingen, met veroordeling van ICZ en Centralpoint in de proceskosten. Tegen de eiswijziging zijn geen processuele bezwaren aangevoerd. Het hof zal recht doen op de gewijzigde eis die luidt:
Primair (voorheen meer subsidiair)
I. ICZ te gebieden, om binnen een week na de datum van het in deze te wijzen arrest, de voorgenomen gunningsbeslissing in te trekken en ingetrokken te houden en te verbieden uitvoering te geven aan de voorgenomen gunningsbeslissing.
II. ICZ te gebieden, voor zover zij de opdracht nog wil gunnen, over te gaan tot heraanbesteding.
Subsidiair (voorheen primair)
III. ICZ te gebieden, om binnen een week na de datum van het in deze te wijzen arrest, de voorgenomen gunningsbeslissing in te trekken en ingetrokken te houden en te verbieden uitvoering te geven aan de voorgenomen gunningsbeslissing.
IV. ICZ te gebieden, voor zover zij de opdracht nog wil gunnen, over te gaan tot herbeoordeling van alle toegelaten inschrijvingen waarbij de inschrijving van Bechtle niet ter zijde wordt gelegd en in die beoordeling wordt meegenomen, waarna een nieuwe gunningsbeslissing wordt genomen met daarin wederom een standstilltermijn.
(nieuw in hoger beroep)
V. ICZ te gebieden de inschrijvingen ter zijde te leggen waarvan de gestanddoeningstermijn niet tijdig (voor zij verliep) is verlengd en daarbij ICZ te verbieden tot gunning over te gaan aan een inschrijver wiens Inschrijving niet onafgebroken gestand is gedaan.
Meer subsidiair (voorheen subsidiair)
VI. ICZ te gebieden, om binnen een week na de datum van het in deze te wijzen arrest, de voorgenomen gunningsbeslissing in te trekken en ingetrokken te houden en te verbieden uitvoering te geven aan die voorgenomen gunningsbeslissing.
VII. ICZ te gebieden, voor zover zij de opdracht nog wil gunnen, over te gaan tot (primair) herbeoordeling van de toegekende punten aan de andere toegelaten inschrijvingen en daarbij tevens de inschrijving van Bechtle te herbeoordelen, dan wel (subsidiair) alleen de inschrijving van Bechtle te herbeoordelen, waarbij (zowel primair als subsidiair) de inschrijving van Bechtle niet ter zijde mag worden gelegd op de gronden die in de gunningsbeslissing zijn aangevoerd, waarna een nieuwe gunningsbeslissing wordt genomen ten aanzien van in ieder geval de inschrijving van Bechtle met daarin wederom een standstilltermijn.
(nieuw in hoger beroep)
VIII. ICZ te gebieden de inschrijvingen ter zijde te leggen waarvan de gestanddoeningstermijn niet tijdig (voor zij verliep) is verlengd en daarbij ICZ te verbieden tot gunning over te gaan aan een inschrijver wiens inschrijving niet onafgebroken gestand is gedaan.
Uiterst subsidiair (voorheen uiterst subsidiair)
IX. Elke andere voorlopige voorziening te treffen die het hof in goede justitie passend acht en die recht doet aan de belangen van Bechtle.
Primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair
X. het onder I t/m IX van dit petitum op te leggen op straffe van verbeurte van een eenmalige en in geval van overtreding van het betreffende gebod of verbod direct opeisbare dwangsom ter hoogte van € 250.000,-, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag.
XI. met veroordeling van ICZ en Centralpoint in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een tegemoetkoming in de door Bechtle gemaakte kosten van juridische bijstand.
De beoordeling door het hof
3.5.1.Het hof acht spoedeisendheid belang aanwezig bij beoordeling van de vorderingen van Bechtle. Partijen hebben geen aanknopingspunten gegeven voor een ander oordeel.
3.5.2.De grieven van Bechtle zijn er primair op gericht dat het hof naar aanleiding van de vorderingen van Bechtle zal oordelen dat ICZ de gunningsbeslissing dient in te trekken en tot heraanbesteding dient over te gaan. Subsidiair beoogt Bechtle een herbeoordeling van de inschrijvingen, waarbij haar inschrijving in de beoordeling wordt betrokken en die van Centralpoint buiten beschouwing wordt gelaten.
3.5.3.Met grief 1 bepleit Bechtle dat eis 15 van het PvE niet zodanig is geformuleerd dat alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte ervan kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier hebben begrepen. Met grief 2 betoogt Bechtle dat de inschrijving van Centralpoint is vervallen omdat de gestanddoeningstermijn van 30 dagen na de datum van het vonnis van de voorzieningenrechter is verstreken en Centralpoint niet heeft meegedeeld haar inschrijving ook daarna gestand te doen. Met de grieven 3 en 4 voert Bechtle aan dat haar algemene voorwaarden wel degelijk van toepassing zijn (grief 3), maar dat eis 15 van het PvE niet inhoudt dat de algemene voorwaarden van de inschrijver van toepassing dienen te zijn (grief 4). Grief 5 bevat het betoog van Bechtle dat geen sprake is van een manipulatieve inschrijving. Grief 6 tot slot is gericht tegen de proceskostenveroordeling ten laste van Bechtle.
3.5.4.De grieven 1, 3 en 4 worden gezamenlijk behandeld. Voor de beoordeling van deze grieven is van belang wat het Europese Hof van Justitie in de zaak Succhi di Frutta (HvJ 29 april 2004, zaak C-496/99 PbEG 2004 C 118 en de Hoge Raad (HR 4 november 2005, LJN AU 2806) hebben overwogen en als uitgangspunt voorop hebben gesteld, namelijk dat het aanbestedingsrecht twee centrale beginselen kent: het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers en het daarvan afgeleide transparantiebeginsel.
Het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers beoogt de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan de aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht deelnemende ondernemingen te bevorderen en vereist dat alle inschrijvers bij het opstellen van het in hun offerte gedane voorstel dezelfde kansen krijgen: voor alle mededingers moeten dezelfde voorwaarden gelden.
Het transparantiebeginsel strekt, in samenhang daarmee, ertoe te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen en impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure in het aanbestedingsbericht of in het bestek worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze, opdat enerzijds alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde wijze kunnen interpreteren, en anderzijds de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Dat brengt niet alleen mee dat alle aanbieders gelijk worden behandeld, maar ook dat zij in gelijke mate, mede met het oog op een goede controle achteraf, een duidelijk inzicht moeten hebben in de voorwaarden waaronder de aanbesteding plaatsvindt.
Het hof zal hierna door middel van uitleg beoordelen of ICZ eis 15 op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze heeft geformuleerd, opdat alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde wijze kunnen interpreteren.
Bij de uitleg van een eis van het PvE komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van de eis in het PvE, bezien in samenhang met de voor de uitleg relevante bewoordingen in de overige aanbestedingsstukken.
3.5.5.Eis 15 van het PvE luidt: “Om de inkoopprijs per product van de inschrijver te verifiëren, dient de inschrijver de inkoopprijs van zijn toeleverancier per product toe te
voegen aan de inschrijving, vergezeld met een verklaring van de toeleverancier dat de geoffreerde prijs van het betreffende product, is op basis van de inkoopcondities van de inschrijver.” Deze bewoordingen zijn identiek aan de bewoordingen in het antwoord op vraag 66 van de NvI, met dien verstande dat dit antwoord ook nog vermeldt: “Uw inkoopprijs van de producten in de inschrijving is op basis van uw inkoopcondities, bij uw toeleverancier.” Andere informatie over wat eis 15 van het PvE feitelijk van een inschrijver en diens toeleverancier eist bevatten de aanbestedingsstukken niet. De bewoordingen van eis 15 behoren alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers in de uitleg van het hof aldus te begrijpen dat de inschrijving op dit onderdeel:
- de inkoopprijs vermeldt die de toeleverancier jegens de inschrijver voor een product hanteert (op de meetdatum);
en
- een schriftelijke verklaring bevat van die toeleverancier dat de door de toeleverancier geoffreerde prijs een prijs is op grond van de inkoopcondities van de inschrijver, die deze in de relatie met zijn toeleverancier is overeengekomen.
3.5.6.Uit het vorenstaande volgt dat het hof niet het standpunt van Bechtle deelt dat eis 15 van het PvE in strijd is met het transparantiebeginsel. Wanneer meerdere inschrijvers aan een eis een verschillende betekenis toekennen, brengt dit nog niet mee dat een eis in strijd is met het transparantiebeginsel. Daarvan is pas sprake als de bewoordingen van de aanbestedingsstukken, objectief bezien, steun bieden voor die verschillende uitleg. Daarvan is in dit geval geen sprake. Overigens hebben ICZ en Centralpoint, anders dan Bechtle betoogt, eis 15 begrepen op de wijze zoals die eis door het hof is uitgelegd.
3.5.7.Vaststaat dat Bechtle bij haar inschrijving een offerte van haar toeleverancier heeft gevoegd waarop de inkoopprijs (op de meetdatum 18 februari 2021) is vermeld. Vaststaat ook dat op die offerte wordt verwezen naar de algemene voorwaarden van die toeleverancier en dat artikel 2 van die algemene voorwaarden in lid 1 bepaalt dat die voorwaarden van toepassing zijn op de offerte van de toeleverancier, de uitvoering van werkzaamheden en alle toekomstige overeenkomsten, en in lid 2 bepaalt dat de toepasselijkheid van eventuele inkoop- of andere voorwaarden van de afnemer (hof: in dit geval Bechtle) uitdrukkelijk wordt uitgesloten. In de inschrijving van Bechtle ontbreekt aldus een schriftelijke verklaring van haar toeleverancier dat de door die toeleverancier geoffreerde prijs een prijs is op grond van de inkoopcondities van Bechtle. Het ontbreken van een verklaring met deze bewoordingen brengt mee dat de inschrijving van Bechtle niet voldoet aan eis 15 van het PvE zoals deze eis door Bechtle behoorde te worden begrepen. Het betoog van Bechtle dat met het overleggen van de offerte van haar toeleverancier is voldaan aan eis 15 of dat haar algemene voorwaarden gelijkluidend zijn aan die van haar toeleverancier en wel degelijk van toepassing zijn, wordt verworpen. Het aanvaarden van dit betoog zou meebrengen dat op andere wijze aan eis 15 van het PvE kan worden voldaan dan uit de bewoordingen van die eis, zoals deze door de inschrijvers behoren te worden begrepen, volgt. Het gelijkheids- en transparantiebeginsel staan dat niet toe.
3.5.8.De conclusie op grond van vorenstaande overwegingen is dat de grieven 1, 3 en 4 falen. Omdat de inschrijving van Bechtle niet voldoet aan eis 15 van het PvE en deze eis een knock-out-eis is, brengt dit mee dat de inschrijving van Bechtle al op deze grond ongeldig is en niet voor verdere (inhoudelijke) beoordeling in aanmerking komt. Aan beantwoording van de vraag of de inschrijving van Bechtle manipulatief is komt het hof daarom niet toe. Grief 5 behoeft daarom geen bespreking.
3.5.9.Grief 2 stelt het hof voor de uitleg van de desbetreffende bepaling in hoofdstuk 5 van het Beschrijvend document. Deze bepaling luidt: “De minimale geldigheidsduur van de Inschrijving dient 60 dagen te zijn vanaf het moment van de sluiting van de Inschrijving (gestanddoeningstermijn). In deze periode is de aanbieding onherroepelijk. Indien de aanbestedingsprocedure leidt tot een kort geding, dan zal de Inschrijver de Inschrijving gestand doen tot 30 dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter”. Het hof overweegt het volgende. Deze bewoordingen dienen voor zover relevant, objectief bezien, in de uitleg van het hof door alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers aldus te worden begrepen dat de inschrijving tot 30 dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter onherroepelijk dient te zijn. Bij gebreke van meer of andere bewoordingen betekent dit dat deze bepaling gedurende deze termijn een beperking aanbrengt ten opzichte van het uitgangspunt van artikel 6:219 BW dat een aanbod kan worden herroepen. Uit de bepaling in het Beschrijvend document volgt niet dat de inschrijving vervalt als de inschrijver niet vóór afloop van de genoemde termijn meedeelt dat hij ook daarna de inschrijving gestand doet. De inschrijver mag na afloop van de termijn de inschrijving herroepen, maar hoeft dit niet te doen. De grief faalt.
3.5.10.Uit het vorenstaande volgt dat de grieven 1 t/m 5 van Bechtle tegen het bestreden vonnis niet slagen. Grief 6, die de beslissing over de proceskosten betreft, kan dan ook niet slagen. De gewijzigde vorderingen van Bechtle worden afgewezen. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Bechtle wordt als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van ICZ en Centralpoint veroordeeld, zoals is gevorderd uitvoerbaar bij voorraad. Wat betreft ICZ geldt dat de proceskosten worden vermeerderd met wettelijke rente en wat betreft Centralpoint dat de proceskosten inclusief nakosten zijn en worden vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden voor deze beide partijen begroot op € 772,00 aan griffierecht en € 2.228,00 (2 punten x € 1.114,00, het tarief voor vorderingen van onbepaalde waarde) voor salaris advocaat.