Uitspraak
11.Het verdere verloop van het geding
12.De verdere beoordeling
- [geïntimeerde] heeft op blz. 6 van de kredietovereenkomst twee handtekeningen geplaatst: één voor de vennootschappen, en één voor zichzelf;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdelijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] in een kredietovereenkomst met de Coöperatieve Rabobank U.A. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een vordering van Rabobank die is afgewezen. De rechtbank Limburg had eerder in een vonnis van 3 mei 2017 geoordeeld over de aansprakelijkheid van [geïntimeerde].
Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de bewijsvoering van Rabobank, die stelde dat [geïntimeerde] persoonlijk aansprakelijk was op basis van zijn handtekeningen op de kredietovereenkomst. Rabobank voerde aan dat de handtekening van [geïntimeerde] op pagina 6 van de overeenkomst niet alleen voor de vennootschappen was, maar ook voor zichzelf. Het hof heeft echter vastgesteld dat Rabobank geen getuigen heeft voorgebracht om deze claim te onderbouwen en dat de akte waar Rabobank zich op beroept vals is.
Het hof concludeert dat de handtekening van [geïntimeerde] niet voldoende bewijs levert voor zijn persoonlijke aansprakelijkheid. De gang van zaken rondom de handtekeningen en de verklaringen van de betrokkenen zijn niet overtuigend genoeg om aan te nemen dat [geïntimeerde] persoonlijk verbonden is. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Rabobank in de proceskosten van het hoger beroep.