Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
2.[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
17.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 18 mei 2021;
- de akte na tussenarrest van [appellant] ;
- de akte na tussenarrest van [geïntimeerde 1] ;
- de (volledig gelijkluidende) akte na tussenarrest van [geïntimeerde 2] .
18.De verdere beoordeling
Kwijting” valt te lezen:
Voormelde uitkeringen[hiervoor in die akte vermeld, hof]
(..) in totaal ad € 394.926,55 zijn door de volmachtgever sub 3[ [appellant] , hof]
voldaan door (..)
en 2[ [geïntimeerde 2] , hof]
verlenen de volmachtgever sub 3[ [appellant] , hof]
kwitantie voor de betaling van de uitkeringen en de verschuldigde rente.”
€ 125.796,52.Het hof zal aldus beslissen.
€ 213.913,03. Het hof zal aldus beslissen.
19.De beslissing
- [appellant] is veroordeeld om aan [geïntimeerde 1] te betalen een bedrag van € 219.964,00, vermeerderd met een gebruiksvergoeding van 1,5% over dit bedrag vanaf 31 december 2003 tot aan de dag van dit vonnis en met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag van voldoening;
- [appellant] is veroordeeld om aan [geïntimeerde 2] te betalen een bedrag van € 97.566,00, vermeerderd met een gebruiksvergoeding van 1,5% over dit bedrag vanaf 31 december 2003 tot aan de dag van dit vonnis en met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag van voldoening;
€ 125.796,52met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2018 tot aan de dag der algehele betaling;
€ 213.913,03met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2018 tot aan de dag der algehele betaling;