Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [verzoeker] ;
- [betrokkene] namens de bewindvoerder en mentor.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van verzoeker tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 september 2020, waarbij het verzoek van verzoeker om opheffing van het bewind en het mentorschap werd afgewezen. Verzoeker, die zonder advocaat procedeert, heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat er voldoende gronden zijn om het bewind op te heffen, omdat zijn situatie is verbeterd en hij in staat is zijn financiën zelf te beheren. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2021 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij lijdt onder het bewind en dat de samenwerking met de bewindvoerder niet goed is. De bewindvoerder en mentor heeft echter betoogd dat het bewind en mentorschap nog steeds noodzakelijk zijn, omdat verzoeker niet in staat is zijn zaken zelf te regelen en er nieuwe schulden zijn ontstaan na een eerdere ontruiming van zijn woning.
Het hof heeft de processtukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling beoordeeld en is van oordeel dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat de redenen voor de onderbewindstelling en het mentorschap niet meer aanwezig zijn. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar heeft wel geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn om de huidige bewindvoerder en mentor ambtshalve te ontslaan, gezien de slechte samenwerking tussen verzoeker en de bewindvoerder. Het hof heeft een opvolgend bewindvoerder en mentor benoemd en de beloning voor deze nieuwe bewindvoerder vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.