Ter zitting in hoger beroep is namens [verweerder] – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. [betrokkene 3] heeft zijn verbazing uitgesproken over het summiere onderzoek van [B.V. 1] c.s. naar het juiste adres van [verweerder] in Slowakije. Volgens [betrokkene 3] staat het juiste adres, zijnde [adres 1] in [vestigingsplaats] , in het Slowaakse handelsregister dat eenvoudig en gratis volgens hem te raadplegen is via Google. [verweerder] zou sinds april 2021 niet meer gevestigd zijn aan de [adres 2] in het pand van de tandarts, omdat deze meer ruimte nodig had. Het veranderde adres dient nog in het handelsregister te worden aangepast.
In 2013 is er volgens [betrokkene 3] een start gemaakt met [verweerder] in Nederland: hotelkamers werden schoongemaakt. Met die betreffende klant zijn er trainingen opgesteld voor het trainen van de medewerkers in Slowakije, maar op dit moment vinden er volgens [betrokkene 3] geen trainingen meer plaats door de coronapandemie.
Volgens [betrokkene 3] bestaat [verweerder] al 15 jaar en vanuit Slowakije kan [verweerder] mensen detacheren in Nederland. De werkzaamheden zijn er al, de mensen komen met een A1-verklaring naar Nederland en de sociale lasten worden in Slowakije afgedragen, aldus [betrokkene 3] . Daarnaast is [verweerder] volgens [betrokkene 3] ook actief in Oostenrijk en Zuid-Duitsland. [betrokkene 3] schat in dat op dit moment zo’n 120 mensen in Nederland zijn gedetacheerd en in heel Europa zo’n 300 mensen. Volgens [betrokkene 3] zijn in Nederland acht mensen werkzaam die coördinerende taken vervullen. [betrokkene 3] geeft aan dat er in [plaats 2] een magazijn is met een kamertje waar een tafel in staat. Als er overlegd wordt, kunnen de mensen daar zitten, aldus [betrokkene 3] . Verder geeft [betrokkene 3] aan dat de werkkleding in [plaats 2] is opgeslagen en dat [verweerder] een – nieuw – postadres heeft aan het [adres 3] in [plaats 1] . Dit postadres betreft volgens [betrokkene 3] een pand van een bevriende relatie om kosten te besparen. [betrokkene 3] heeft – in het kader van de territoriale bevoegdheid van de Nederlandse rechter – betwist dat [verweerder] een ‘vestiging’ heeft zoals bedoeld in de Verordening. In Nederland wordt volgens [betrokkene 3] weliswaar een personeelsadministratie bijgehouden, maar dit heeft slechts te maken met de Nederlandse wetgeving. In de Wet op het ter beschikking stellen arbeidskrachten staat volgens [betrokkene 3] dat een inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel nodig is voor het verkrijgen van een loonheffingsnummer. Verder heeft [betrokkene 3] aangegeven dat er een Nederlandse bankrekening is, omdat [verweerder] verplicht een G-rekening aanhoudt.
Ten aanzien van het faillissementsverzoek heeft [betrokkene 3] verklaard dat [verweerder] de rekeningen van [B.V. 1] c.s. betwist. Volgens [betrokkene 3] zal eerst de rechtbank een uitspraak moeten doen over de gegrondheid van die rekeningen. Op de vraag van het hof wat er dan precies niet klopt aan de rekeningen, heeft [betrokkene 3] aangegeven dat [betrokkene 3] dit aan [verweerder] zou moeten vragen, omdat hij niet in detail weet wat er niet klopt. [betrokkene 3] meent dat de huur was afgerond en dat dit klaar was.
Als reactie op wat door [B.V. 1] naar voren is gebracht, heeft [betrokkene 3] verklaard dat hij het huurcontract heeft getekend maar dat de coronapandemie wel degelijk een rol speelde bij het beëindigen van het huurcontract. Hoe dit precies is verlopen, zal [betrokkene 3] aan [verweerder] moeten vragen omdat het verloop ervan over meerdere schijven binnen de organisatie is gegaan. In ieder geval betwist [betrokkene 3] dat [verweerder] niet betaald zou hebben aan [B.V. 1] : hem is verteld dat alles is betaald en afgehandeld. Op een vraag van het hof heeft [betrokkene 3] geantwoord geen overschrijvingen van de huur bij zich te hebben, omdat hij van de advocaat heeft begrepen dat deze zitting enkel zou gaan over de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd zou zijn of niet. [betrokkene 3] heeft betwist dat het gehuurde ten tijde van de oplevering één grote bende was. Op foto’s en een filmpje zag het gehuurde er, naar de mening van [betrokkene 3] , schoon uit en was het geen puinhoop.
Op de vraag van het hof waarom de facturen van [B.V. 2] niet worden betaald, heeft [betrokkene 3] verklaard dat [verweerder] de personeelsgegevens van de medewerkers van [B.V. 2] te laat heeft ontvangen waardoor [verweerder] boetes in Slowakije verschuldigd is geworden vanwege de te late aanmelding van deze medewerkers. [betrokkene 3] geeft aan dat [verweerder] deze vordering nog op papier gaat zetten om naar [B.V. 2] te sturen. Daarnaast heeft [B.V. 2] volgens [betrokkene 3] , achter de rug van [verweerder] om, geprobeerd rechtstreeks te handelen met de opdrachtgever van [verweerder] , [de opdrachtgever] . [betrokkene 3] heeft verklaard dat toen de kous af was en dat dit ook door hem telefonisch aan [B.V. 2] is verteld. Als [B.V. 2] vindt dat [verweerder] geld verschuldigd is, dan moet [B.V. 2] dit geschil maar voor de kantonrechter brengen, aldus [betrokkene 3] . De stelling van [B.V. 2] dat de medewerkers niet door [verweerder] betaald zouden zijn en dat [B.V. 2] hen alsnog heeft moeten betalen, lijkt [betrokkene 3] niet correct.