Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met vier producties.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 september 2021, gaat het om een hoger beroep in een huurrechtelijke kwestie. Appellant, een echtpaar, had een woning gehuurd van geïntimeerde, een B.V. Na de ontdekking van hennepkwekerijen in de woning op 14 september 2017, heeft de burgemeester de woning gesloten voor zes maanden. Geïntimeerde heeft vervolgens de huurovereenkomst ontbonden op basis van artikel 7:231, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Geïntimeerde vorderde betaling van huurpenningen en schadevergoeding voor huurderving als gevolg van de sluiting van de woning.
De kantonrechter had in een eerder vonnis de vorderingen van geïntimeerde toegewezen, waarop appellanten in hoger beroep gingen. In hoger beroep voerden appellanten aan dat de huurovereenkomst al was geëindigd door hun opzegging in mei 2017. Het hof oordeelde echter dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat deze niet aan de verhuurder was gecommuniceerd. Het hof bevestigde dat de ontbinding door geïntimeerde op 30 november 2017 rechtsgeldig was en dat appellanten huur verschuldigd waren tot en met november 2017, evenals schadevergoeding voor de huurderving.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde appellanten in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de gevolgen van het niet nakomen van huurdersverplichtingen, vooral in het licht van illegale activiteiten zoals hennepteelt.