In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen met zijn minderjarige kind, geboren in 2019. De vader heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 februari 2021 aangevochten, waarin zijn verzoeken tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling waren afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat er grote zorgen waren over de psychische gesteldheid van de vader en de veiligheid van de omgang. De vader heeft in het verleden een begeleide omgangsregeling met een ander kind, maar er zijn ernstige zorgen over zijn gedrag en psychische gezondheid, waaronder meldingen van mishandeling en bedreiging door de moeder.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juli 2021 is de vader niet verschenen, maar zijn advocaat heeft de zorgen van de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming besproken. De raad heeft aangegeven dat er onvoldoende zicht is op de psychische gesteldheid van de vader en dat er geen veilige omgang kan worden vastgesteld zonder meer informatie. Het hof heeft besloten om een aanvullend raadsonderzoek te verzoeken om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor een veilige omgang tussen de vader en het kind. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot pro forma 1 maart 2022, om de resultaten van het onderzoek af te wachten.