In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind was toegekend aan zowel de moeder als de vader. De moeder, die het niet eens was met deze beslissing, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen. De vader heeft in een brief aangegeven geen verweer te voeren tegen het hoger beroep en heeft geaccepteerd dat de moeder het eenhoofdig gezag zal krijgen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juli 2021 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder stelde dat de communicatie tussen de ouders zo slecht is dat gezamenlijk gezag niet haalbaar is. De vader gaf aan dat hij het verzoek tot gezamenlijk gezag niet langer handhaaft, omdat hij vreest voor verdere procedures en stressvolle situaties. De Raad adviseerde ook dat gezamenlijk gezag op dit moment niet in het belang van het kind is.
Het hof heeft geconcludeerd dat, gezien de omstandigheden en de slechte communicatie tussen de ouders, het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de gezagsuitoefening, en het hof heeft het verzoek van de vader tot het verkrijgen van gezag afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.