In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag van gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de vader mede met het gezag over de minderjarige was belast. De moeder voerde aan dat de vader niet in staat is om gezamenlijk gezag uit te oefenen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De vader, die de Belgische nationaliteit heeft, verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en stelde dat het gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juli 2021 zijn beide ouders gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof constateerde dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat er veel strijd is, wat niet in het belang van de minderjarige is. Het hof oordeelde dat de ouders niet in staat zijn tot een behoorlijke uitoefening van gezamenlijk gezag, en dat de klempositie van de minderjarige niet is verbeterd, ondanks de ondertoezichtstelling.
Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede communicatie tussen ouders in zaken van gezamenlijk gezag en de noodzaak om het welzijn van de minderjarige voorop te stellen.