ECLI:NL:GHSHE:2021:2804
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beklag tegen niet vervolgen wegens schending van wettelijke geheimhoudingsplicht door leden van vertrouwenscommissies
In deze beschikking van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 juni 2021 wordt het beklag behandeld van de Commissaris van de Koning in de provincie, die zich verzet tegen de beslissing van het openbaar ministerie om niet over te gaan tot vervolging van onbekende beklaagde(n) wegens schending van de geheimhoudingsplicht. De klacht is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie, die de vervolging heeft afgewezen op basis van prioriteringskwesties en de inzet van politiecapaciteit. Klager stelt dat deze beslissing onbegrijpelijk is, gezien de ernst van de schending van de geheimhoudingsplicht die schade kan berokkenen aan de democratische rechtsstaat.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een succesvolle vervolging van de beklaagde(n). De verklaringen van de betrokkenen bieden geen aanknopingspunten om te achterhalen wie de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Het hof wijst het beklag af, maar benadrukt dat de schending van de geheimhoudingsplicht een ernstig strafbaar feit is dat niet lichtvaardig moet worden opgevat. De beslissing van het openbaar ministerie om niet te vervolgen wordt als onvoldoende rechtvaardig beschouwd, gezien de mogelijke gevolgen voor toekomstige sollicitatieprocedures en de reputatie van kandidaten voor publieke functies.
De beschikking eindigt met de afwijzing van het beklag, waarbij het hof de noodzaak van een nader opsporingsonderzoek benadrukt, ondanks de afwijzing van de klacht. De voorzitter en de raadsheren ondertekenen de beschikking, waarbij wordt opgemerkt dat één van de raadsheren niet in staat is om te ondertekenen.