ECLI:NL:GHSHE:2021:2804

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
K
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag tegen niet vervolgen wegens schending van wettelijke geheimhoudingsplicht door leden van vertrouwenscommissies

In deze beschikking van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 juni 2021 wordt het beklag behandeld van de Commissaris van de Koning in de provincie, die zich verzet tegen de beslissing van het openbaar ministerie om niet over te gaan tot vervolging van onbekende beklaagde(n) wegens schending van de geheimhoudingsplicht. De klacht is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie, die de vervolging heeft afgewezen op basis van prioriteringskwesties en de inzet van politiecapaciteit. Klager stelt dat deze beslissing onbegrijpelijk is, gezien de ernst van de schending van de geheimhoudingsplicht die schade kan berokkenen aan de democratische rechtsstaat.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een succesvolle vervolging van de beklaagde(n). De verklaringen van de betrokkenen bieden geen aanknopingspunten om te achterhalen wie de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Het hof wijst het beklag af, maar benadrukt dat de schending van de geheimhoudingsplicht een ernstig strafbaar feit is dat niet lichtvaardig moet worden opgevat. De beslissing van het openbaar ministerie om niet te vervolgen wordt als onvoldoende rechtvaardig beschouwd, gezien de mogelijke gevolgen voor toekomstige sollicitatieprocedures en de reputatie van kandidaten voor publieke functies.

De beschikking eindigt met de afwijzing van het beklag, waarbij het hof de noodzaak van een nader opsporingsonderzoek benadrukt, ondanks de afwijzing van de klacht. De voorzitter en de raadsheren ondertekenen de beschikking, waarbij wordt opgemerkt dat één van de raadsheren niet in staat is om te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Klachtnummer: [klachtnummer]
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 juni 2021 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

[naam klager], Commissaris van de Koning in de [provincie],

residerende in het [adres 1],
ten behoeve van dit klaagschrift domicilie kiezende ten kantore van [advocatenkantoor] aan de [adres 2], van welk kantoor de advocaat klager in deze zaak bijstaat,
over de beslissing van de officier van justitie van het [arrondissementsparket] tot het niet vervolgen van:

tot op heden onbekende beklaagde(n),

wegens schending van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 61, lid 1 en 2, van de Gemeentewet, in verband met het bepaalde in artikel 61, lid 3 en 4 van de Gemeentewet.

De feitelijke gang van zaken.

Voor het verloop van de feitelijke gang van zaken en het verhandelde in raadkamer van
[datum] verwijst het hof allereerst naar hetgeen daarover is opgenomen in zijn tussenbeschikking van [datum].
Het hof heeft bij voormelde tussenbeschikking het onderzoek heropend en de behandeling van het klaagschrift aangehouden en de stukken in handen van de advocaat-generaal gesteld teneinde haar in de gelegenheid te stellen om door de rijksrecherche dan wel door de (niet tot de [eenheid] behorende) politie te laten horen - kort gezegd - een aantal leden van de vertrouwenscommissie en van de zijde van de [provincie] [betrokkene 1], kabinetschef, en [betrokkene 2], sr. adviseur.
Op [datum] is door het hof de klachtzaak aan de orde gesteld, waarbij door de voorzitter werd medegedeeld dat aan het dossier een aantal stukken was toegevoegd en dat aan de opdracht van het hof was voldaan. Het hof heeft daarop bepaald dat de behandeling van het klaagschrift zal worden voortgezet op [datum].
Op [datum] is bij de griffie van het hof een nader schriftelijk verslag van de advocaat-generaal van [datum] binnengekomen waarin door de advocaat-generaal werd gepersisteerd bij het advies de klacht af te wijzen.
Op [datum] is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klager en zijn advocaat zijn, met kennisgeving daarvan, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij het door haar in het nader schriftelijk verslag van [datum] ingenomen standpunt tot afwijzing van het beklag.

De beoordeling

De klacht
Het klaagschrift is gericht tegen de beslissing van het openbaar ministerie om beklaagde(n) niet te vervolgen wegens schending van de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, betreffende de beraadslagingen van de door de gemeenteraad samengestelde vertrouwenscommissie inzake de kandidaten voor het ambt van burgemeester van de [gemeente] in de [provincie].
Klager stelt zich op het standpunt, zakelijk weergegeven, dat met voormelde afwijzende reactie van de officier van justitie van [datum] wordt voorbijgegaan aan de in de brief van [datum] opgenomen mededeling omtrent de beperkte omvang van de groep van betrokkenen die wetenschap hadden omtrent de uitkomst van de beraadslaging, welke omvang in belangrijke mate afwijkt van de ten onrechte door de politie als zodanig aangemerkte groep, en dat daarmee de beperkte omvang van de opsporing en de opsporingscapaciteit gegeven is. Daarnaast wordt in de afwijzende beslissing het rechtsstatelijk belang van een strikte handhaving van de geheimhoudingsplicht bij dit gevoelige type benoemingen niet of onvoldoende meegewogen, noch lijkt het gesignaleerde effect van de gewraakte schending van de geheimhoudingsplicht op recente sollicitatieprocedures bij de besluitvorming betrokken te zijn geweest.
Tegen deze achtergrond meent klager dat het besluit om deze kwestie niet (verder) te vervolgen bij afweging van alle betrokken belangen onbegrijpelijk, althans onjuist, moet worden geoordeeld.
Klager heeft met betrekking tot, kort gezegd, burgemeestersbenoemingen, gelet op de in de artikelen 61, 61a en 61b van de Gemeentewet beschreven taak en verantwoordelijkheid, bij de instelling of voortzetting van de vervolging een redelijk belang en zou bijgevolg bij het achterwege blijven van de strafvervolging worden getroffen in zijn belang bij strikte naleving van de voor de vertrouwenscommissie geldende wettelijke geheimhoudingsplicht, waar klager deze commissie uit hoofde van zijn hoedanigheid een opgave heeft verschaft van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd.
Stukken in het dossier voor zover deze van belang zijn voor de beoordeling van de zaak
Uit de beschikbare stukken van het dossier blijkt het volgende.
De aangifte d.d. [datum]
Op [datum] heeft [betrokkene 1], in zijn hoedanigheid als Kabinetschef van de Commissaris van de Koning (ook aangeduid met: [CvdK]) in (van) de [provincie] namens klager aangifte gedaan van bovenvermelde schending van de geheimhoudingsplicht door beklaagde(n).
Daarin verklaart hij –zakelijk weergegeven – het volgende.
Begin [jaar] is de procedure gestart met betrekking tot de benoeming van een burgemeester voor de [gemeente]. Hierbij zijn een vertrouwenscommissie alsmede klager als [CvdK] van de [provincie] betrokken. Op [datum] is er overleg geweest tussen de vertrouwenscommissie en de [CvdK], die beiden in deze kwestie een geheimhoudingsplicht hebben. Het was aangever bekend dat er op [datum] een krantenartikel is verschenen met betrekking tot de burgemeestersbenoeming in [gemeente].
Op genoemde datum las aangever het artikel in de [krant]. Hij las daarin onder anders de volgende passage: “[naam] zat samen met vijf andere kandidaten in de
A-categorie, hetgeen wil zeggen dat de [CvdK] hem zeer geschikt achtte en door wilde sturen naar de gespreksronde”. Hieruit mocht aangever met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aannemen dat deze informatie afkomstig moet zijn van (één van) de deelnemers aan de bijeenkomst van [datum].
Lijst deelnemers
Bij e-mailbericht van [datum] is door de kabinetschef [betrokkene 1] overgelegd een lijst van deelnemers aan het overleg met de vertrouwenscommissie van de [gemeente] op [datum].
Een proces-verbaal van bevindingen van politie van [datum]
Uit dit proces-verbaal blijkt dat in het kader van het [onderzoek] tien leden van de vertrouwenscommissie als getuigen zijn gehoord, alsmede twee leden van het Kabinet van de Commissaris van de Koning van de [provincie] en de Commissaris van de Koning zelf.
Processen-verbaal van verhoor voornoemde getuigen
Van het verhoor van alle getuigen is telkens een proces-verbaal van verhoor van politie opgemaakt, waarvan de inhoud van al deze processen-verbaal als hier ingelast dienen te worden beschouwd.
Kort samengevat worden door diverse mensen hun vermoedens uitgesproken over wie er gelekt zou hebben.
Het hof
Het hof overweegt allereerst dat klager in zijn hoedanigheid van commissaris van de Koning van de [provincie] terecht aangifte heeft gedaan van schending van de geheimhoudingsplicht over de beraadslagingen van de door de gemeenteraad samengestelde vertrouwenscommissie inzake de kandidaten voor het ambt van burgemeester van de [gemeente] in de [provincie].
Het gaat hier om een ernstig strafbaar feit dat, indien bewezen, schade berokkent aan de democratische rechtstaat.
Het hof kan daarom het openbaar ministerie niet volgen in zijn stelling dat een prioriteringskwestie een andere inzet van politiecapaciteit zou vergen, hetgeen reden was om af te zien van een verder nader onderzoek en vervolging in deze zaak.
Een dergelijke beslissing doet ook geen recht aan de in de klacht omschreven ernstige gedragingen en de effecten daarvan op toekomstige sollicitatieprocedures, nu kandidaten bij een ongesanctioneerde, althans niet kenbaar onderzochte schending van de opgelegde geheimhoudingsverplichting, gelet op de mogelijke effecten daarvan op hun reputatie dan wel op hun persoonlijke of zakelijke belangen, van solliciteren op een dergelijke publieke functie zullen of kunnen afzien.
Dit alles maakte dat een (nader) opsporingsonderzoek niet alleen gerechtvaardigd was maar ook zeer gewenst.
Het hof heeft het dan ook raadzaam gevonden om alle deelnemers aan het overleg met de vertrouwenscommissie van de [gemeente] op [datum] door de rijksrecherche/politie te laten horen.
Beoordeling
Om te kunnen komen tot gegrondverklaring van een klacht moet het hof van oordeel zijn dat er op grond van de beschikbare stukken voldoende bewijs voorhanden is of dat door middel van nader onderzoek voldoende bewijs kan worden vergaard op basis waarvan het aannemelijk kan worden geacht dat de strafrechter tot een veroordeling van beklaagde zal kunnen komen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de hierboven afgelegde verklaringen en de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, onvoldoende aanwijzingen voor een succesvolle vervolging van beklaagde(n) voor - kort gezegd - schending van de geheimhoudingsplicht aanwezig zijn.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder dat uit de nadere verhoren van voornoemde deelnemers aan het overleg met de vertrouwenscommissie van de [gemeente] op [datum] niet valt te achterhalen wie nu in deze verhoren feitelijk onwaarheid heeft gesproken.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.

De beslissing.

Het hof wijst het beklag af.

Aldus gegeven door
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. J.P.F. Rijken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
op 15 juni 2021.
Mr. J.P.F. Rijken is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.