In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van [B.V. 1] B.V. tegen [B.V. 2] B.V. over de vernietigbaarheid van bedingen in de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 BW. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] niet had aangetoond dat zij de toepasselijke FME-voorwaarden ter hand had gesteld aan [appellante]. Dit was cruciaal, omdat het beroep van [appellante] op de vernietigbaarheid van de voorwaarden op deze grond was gebaseerd. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] niet in haar bewijslevering was geslaagd en dat het beroep van [appellante] op artikel 6:233 BW gegrond was. Hierdoor werd de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 94.331,32, vermeerderd met contractuele rente, vernietigd. In plaats daarvan werd [appellante] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 59.522,37, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 18 november 2016. Het hof bekrachtigde ook de verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen met betrekking tot het aantal aansluitingen. De proceskosten werden toegewezen aan de partijen op basis van hun procespositie.