ECLI:NL:GHSHE:2021:2793

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
200.226.561_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslevering en procesorde in geschil over oplevering van een woning met waterschade

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een geschil tussen een appellant en een geïntimeerde over de oplevering van een woning die waterschade had opgelopen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.M. van der Marel, stelt dat de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. L.M. Dressel, bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft toegezegd de schade aan de woning te herstellen. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen en de appellant is toegelaten om bewijs te leveren van deze toezegging. Tijdens de procedure heeft de appellant getuigen gehoord en verzocht om een geluidsopname van een gesprek bij de notaris als bewijs. De geïntimeerde heeft bezwaar gemaakt tegen het inbrengen van deze opname, onder andere omdat deze heimelijk zou zijn gemaakt en omdat de procedure praktisch is uitgeprocedeerd. Het hof oordeelt dat de appellant het recht heeft om met alle wettelijk toegestane middelen bewijs te leveren, inclusief de geluidsopname. Het hof heeft besloten dat de appellant de originele geluidsopname en een transcriptie daarvan moet deponeren, waarna de geïntimeerde hierop kan reageren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.226.561/01
arrest van 7 september 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. L.M. Dressel te Best,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 23 januari 2018, 21 augustus 2018 en 17 december 2019 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer C/01/316247/HA ZA 17-17 gewezen vonnis van 11 oktober 2017.

11.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 17 december 2019;
  • het proces-verbaal van de enquête van 17 augustus 2020;
  • het proces-verbaal van de contra-enquête van 10 december 2020;
  • de antwoord memorie van [appellant] (hof: bedoeld zal zijn de memorie na enquête), met productie 7;
  • de memorie van antwoord na enquête van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

12.De verdere beoordeling

12.1
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] toegelaten te bewijzen dat [geïntimeerde] bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft toegezegd dat hij de onderling bekende schade aan keuken, studeerkamer en badkamer (waterschade) voor oplevering zou herstellen overeenkomstig het plan van aanpak van [installatiebedrijf] van 27 september 2016 en de woning in de oorspronkelijke staat, dus zonder de geconstateerde vochtproblemen, zou opleveren.
12.2.
[appellant] heeft vervolgens de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] doen horen. [geïntimeerde] heeft in de contra-enquête [getuige 4] als getuige doen horen.
12.3.
[appellant] heeft in de memorie na enquête het hof verzocht hem een aanvullende mogelijkheid bewijs te leveren toe te staan door middel van het overleggen van een geluidsopname en een transcriptie hiervan. De geluidsopname, aldus [appellant] , betreft de opname waarover de heer [getuige 1] als getuige heeft verklaard tijdens het getuigenverhoor. [getuige 1] heeft die opname gemaakt tijdens de bijeenkomst bij de notaris, waarbij naast partijen en hun advocaten, onder andere ook [getuige 1] aanwezig is geweest. [appellant] is pas van het bestaan van de geluidsopname op de hoogte geraakt tijdens het verhoor van [getuige 1] als getuige. De geluidsopname van het gesprek bij de notaris is volgens [appellant] van belang voor de bewijslevering. De inhoud van dat gesprek, aldus [appellant] , is in de procedure al meerdere keren onderwerp van debat geweest en dus geen nieuw onderwerp waarmee [geïntimeerde] verrast wordt. [geïntimeerde] kan bovendien na kennis genomen te hebben van de bandopname en de transcriptie daarop reageren, zodat het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden wordt volgens [appellant] . Van strijd met de goede procesorde is evenmin sprake volgens [appellant] .
12.4.
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat overlegging van de geluidsopname in strijd is met de beginselen van een goede procesorde en daarom ontoelaatbaar is. [geïntimeerde] wijst daarop het feit dat:
  • de opname heimelijk door [getuige 1] is gemaakt;
  • de zaak praktisch is uitgeprocedeerd en overlegging in dit stadium van de procedure te laat is;
  • [appellant] niet heeft onderbouwd waarom hij belang heeft bij het alsnog in het geding brengen van de geluidsopname;
  • de authenticiteit van de geluidsopname en de transcriptie niet vaststaat en [getuige 1] stukken van het gesprek die minder gunstig waren voor [appellant] kan hebben weggelaten;
  • de volledigheid en juistheid van de al toegezonden transcriptie wordt betwist;
  • [appellant] kennelijk wel al de geluidsopname naar het hof heeft gestuurd maar niet aan [geïntimeerde] heeft doen toekomen.
12.5.
Het hof oordeelt als volgt.
Het staat [appellant] vrij om met alle middelen die de wet toelaat het bewijs van zijn stellingen te leveren. Tot die middelen behoren ook een geluidsopname en een transcriptie van die opname. Dat die geluidsopname zonder medeweten en toestemming van [geïntimeerde] door [getuige 1] zijn gemaakt kan hieraan niet afdoen. Dit te minder nu uit niets blijkt dat [appellant] vooraf ervan op de hoogte is geweest dat [getuige 1] die geluidsopname van het gesprek bij de notaris ging maken. Ook is niet gebleken dat [appellant] al voordat [getuige 1] als getuige verklaarde dat hij die geluidsopname had gemaakt daarvan op de hoogte was en/of de beschikking had over die opname. [appellant] valt in deze dan ook niets te verwijten.
De procedure wordt verder ook niet onredelijk vertraagd door het alsnog in het geding brengen van de geluidsopname en de transscriptie. Van strijd met de beginselen van een goede procesorde is dan ook geen sprake.
Aan [appellant] zal een korte termijn voor het deponeren van de originele geluidsopname en voor het bij akte in het geding brengen van de akte van depot en van de transcriptie, voorzien van een korte (maximaal twee pagina’s) toelichting worden gegeven. Daarna zal [geïntimeerde] bij akte hierop mogen reageren. Vervolgens zal het hof een datum voor de uitspraak bepalen.
Voor de goede orde merkt het hof op dat met het toestaan aan [appellant] van het deponeren van de geluidsopname en het in het geding brengen van de transcriptie het hof (nog) geen enkel oordeel heeft gegeven over de waardering van de bewijslevering door [appellant] .
12.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

13.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 28 september 2021 voor het deponeren van de originele geluidsopname door [appellant] en voor het nemen van een akte door [appellant] , waarbij de akte van depot en de transcriptie van de geluidsopname, voorzien van een toelichting van maximaal twee pagina’s, in het geding worden gebracht;
bepaalt dat [geïntimeerde] op de rolzitting van 19 oktober 2021 bij antwoordakte mag reageren op
voormelde akte van [appellant] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I.M.W. Bartelds, P.W.A. van Geloven en T.H.M. van Wechem en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 september 2021.
griffier rolraadsheer