Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[verdachte]
BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:
met ingang van [datum] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte was eerder door de rechtbank in voorlopige hechtenis genomen in verband met ernstige beschuldigingen van medeplegen van bezit en/of vervoer van verdovende middelen. Het hof heeft de akte van de griffier en het dossier bestudeerd, en gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.N. Weski. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die eerder in aanraking is gekomen met de politie voor vergelijkbare overtredingen. De rechtbank had eerder het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, zonder voldoende inzicht te geven in de afweging van belangen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de persoonlijke belangen van de verdachte thans zwaarder wegen dan de strafvorderlijke belangen. Het hof heeft besloten de voorlopige hechtenis te schorsen, onder voorwaarden, en heeft het verzoek tot schorsing toegewezen. De schorsing gaat in met ingang van een door het hof te bepalen datum en blijft van kracht tot de einduitspraak in eerste aanleg. Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bevestigd en het hoger beroep afgewezen.