Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7543372 / 19-817)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 8 oktober 2019 met een productie (de vonnissen van 20 maart 2019 en 24 juli 2019);
- het exploot van anticipatie van Clavis van 31 oktober 2019;
- de memorie van grieven van [appellant] van 7 januari 2020 met producties;
- de memorie van antwoord van Clavis van 17 maart 2020 met producties;
- de akte van [appellant] van 19 mei 2020;
- de antwoordakte van Clavis van 14 juli 2020.
3.De beoordeling
8, dan spoort dat niet met de onbestreden vermelding van haar stelling in het vonnis. De onduidelijkheid van de stellingen van [appellant] op dit punt wordt niet verminderd door de inschrijving bij de gemeente, die volgens [appellant] op 29 november 2018 plaatsvond en volgens Clavis op 14 november 2018, maar in ieder geval na het overlijden van de oma van [appellant] . Door [appellant] zijn ook overigens geen bescheiden overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat en wanneer zij bij oma is ingetrokken, bijvoorbeeld correspondentie met instanties, de school van de kinderen en dergelijke. Het overzicht van betalingen bij een supermarkt dat [appellant] als productie 2 bij memorie van grieven heeft overgelegd kan daarvoor geen dienst doen, reeds omdat hieruit niet blijkt van welke rekening de desbetreffende bedragen zijn afgeschreven, in welk jaar dat is gebeurd en welk verband er is tussen die betalingen en het huishouden in de woning van de oma.