ECLI:NL:GHSHE:2021:2775

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
200.287.274_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hebben de rechthebbenden, [rechthebbende 1] en [rechthebbende 2], in hoger beroep verzocht om het ontslag van hun bewindvoerder, [de bewindvoerder] B.V., en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder, de heer [de beoogd bewindvoerder]. De rechthebbenden waren van mening dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag, waaronder slechte communicatie, een vertrouwensbreuk en een onjuist budgetoverzicht. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 juli 2021, waarbij de rechthebbenden werden bijgestaan door hun advocaat, mr. A.S. van Gans, en de bewindvoerder werd vertegenwoordigd door mr. S.X.J. Zuidema. De rechtbank Limburg had eerder, op 30 september 2020, het verzoek tot ontslag afgewezen, wat de rechthebbenden ertoe bracht in hoger beroep te gaan.

Het hof heeft de argumenten van de rechthebbenden zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen gewichtige redenen waren om de bewindvoerder te ontslaan. De rechthebbenden hadden niet aangetoond dat de bewindvoerder zijn taken niet naar behoren had uitgevoerd. Het hof oordeelde dat de onvrede van de rechthebbenden voortkwam uit de beschermingsmaatregel zelf en dat een andere bewindvoerder hier geen verandering in zou kunnen brengen. De beslissing van de rechtbank Limburg werd bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 september 2021
Zaaknummer: 200.287.274/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8624550 BM VERZ 20-2930 en 8623492 BM VERZ 20-2925
in de zaak in hoger beroep van:
[rechthebbende 1],
[rechthebbende 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: [rechthebbende 1] respectievelijk [rechthebbende 2] , dan wel gezamenlijk de rechthebbenden,
advocaat: mr. A.S. van Gans.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V., hierna te noemen: de bewindvoerder.
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt: de heer
[de beoogd bewindvoerder], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de beoogd bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 30 september 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, waarbij de kantonrechter het verzoek van de rechthebbenden tot ontslag van de bewindvoerder onder tegelijktijdig benoeming van een opvolgend bewindvoerder heeft afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 december 2020, hebben de rechthebbenden verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het verzoek van de rechthebbenden tot het ontslag van de bewindvoerder onder gelijktijdige benoeming van de heer [de beoogd bewindvoerder] als opvolgend bewindvoerder toe te wijzen, kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juli 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [rechthebbende 1] , bijgestaan door mr. Van Gans;
  • de heer [medewerker] namens de bewindvoerder, bijgestaan door mr. S.X.J. Zuidema;
  • de beoogd bewindvoerder als informant.
2.3.1.
[rechthebbende 2] is, met bericht van verhindering, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 4 september 2020;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbenden d.d. 16 juli 2021;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Gans overgelegde volmacht van [rechthebbende 2] , waarin [rechthebbende 2] [rechthebbende 1] heeft gemachtigd om haar in rechte te vertegenwoordigen.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikkingen van 3 oktober 2021 is over de goederen die [rechthebbende 1] en [rechthebbende 2] als rechthebbenden toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht het verzoek van de rechthebbenden om de huidige bewindvoerder te ontslaan en de heer [naam] als opvolgend bewindvoerder te benoemen afgewezen.
3.3.
De rechthebbenden kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbenden voeren - kort samengevat - het volgende aan.
Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan.
Er is sprake van een slechte communicatie en van een vertrouwensbreuk. Ten aanzien van het zeer krappe budget kan de bewindvoerder wel degelijk een verwijt worden gemaakt.
Het budgetoverzicht is niet juist, de bewindvoerder benut niet alle faciliteiten, laat achterstanden ontstaan en keert het leefgeld niet altijd volledig uit. In plaats van dat er is toegewerkt naar een schuldsanering zijn de schulden slechts toegenomen.
De rechthebbenden hebben geen bescherming ervaren. Ze zijn steeds weer geconfronteerd met schuldeisers. Het is aan [organisatie] te danken dat er nu een vergoeding voor vervoerskosten van de kinderen naar school is. De bewindvoerder had moeten constateren dat de energiekosten extreem hoog waren en daar meer actie op moeten ondernemen. De bewindvoerder zit teveel stil, bijvoorbeeld richting de belastingdienst, en werkt niet goed met de rechthebbenden samen.
3.5.
De bewindvoerder voert - kort samengevat - het volgende aan.
Er is niet voldaan aan het wettelijk criterium. Een bewindvoerder kan slechts worden ontslagen indien sprake is van een gewichtige reden. Een verzoek tot ontslag dient niet lichtvaardig te worden ingediend. De rechthebbenden, die laaggeletterd zijn, werken veelal samen met [organisatie] , de organisatie die de rechthebbenden ondersteunt. Het enkele feit dat de rechthebbenden stellen geen vertrouwen meer in hem te hebben is onvoldoende reden om hem als bewindvoerder te ontslaan. Er is geen sprake van een onheuse bejegening van zijn kant; de bewindvoerder is in zijn communicatie naar de rechthebbenden toe slechts zakelijk. Er is bij de rechthebbenden sprake van problematische schulden. Het budget is lange tijd niet toereikend geweest, wat soms tot moeilijke situaties heeft geleid. In het voorjaar is er een omslag gekomen en kon een saneringstraject bij de gemeente worden aangevraagd. De rechthebbenden wilden daar echter niet aan meewerken. De bewindvoerder wil de rechthebbenden hierin nog steeds begeleiden en waar mogelijk begeleiden naar zelfredzaamheid. Het zou voor de rechthebbenden jammer zijn als dit proces nu verstoord wordt.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat er sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan.
3.6.3.
Hetgeen de rechthebbenden hebben aangevoerd heeft betrekking op de wijze waarop de bewindvoerder het beheer over de onder bewind staande goederen voert, waarvan de verslaglegging plaatsvindt in de jaarlijkse rekening en verantwoording die de bewindvoerder aan de rechthebbenden ten overstaan van de kantonrechter dient af te leggen. Zo zien de grieven van de rechthebbenden op de juistheid van het budgetoverzicht, de aanvraag en/of hoogte van toeslagen, het al dan niet laten ontstaan van nieuwe schulden en bijvoorbeeld de aanvraag van tegemoetkomingen c.q. voorzieningen bij de gemeente.
Uit hetgeen de rechthebbenden hebben aangevoerd is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de bewindvoerder zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft gedaan en/of hij tekort is geschoten in zijn taak als bewindvoerder, in die zin dat dit een ontslag rechtvaardigt.
Van een (aanzienlijke) toename van de schulden is geen sprake. Daar komt bij dat de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht dat hij veelal afhankelijk is van informatie vanuit de rechthebbenden, waardoor hij niet altijd in staat is om zaken voorspoedig op te pakken. Het heeft om die reden ook even geduurd voordat de bewindvoerder zicht heeft gekregen op alle aanwezige schulden. Voor zover bepaalde zaken zijn blijven liggen of door [organisatie] zijn opgepakt, zoals de aanvraag van tegemoetkomingen bij de gemeente of de wijziging van toeslagen, is dit door de bewindvoerder verder opgepakt en/of gecorrigeerd.
Het hof acht het verder van belang dat de bewindvoerder heeft toegelicht dat het budget van de rechthebbenden inmiddels stabiel is, waardoor er ook gespaard kan worden ten behoeve van de schuldeisers. Hierdoor is het mogelijk om een saneringstraject bij de gemeente te starten. Het is niet in het belang van de rechthebbenden om dit proces nu te vertragen.
Daar komt bij dat tijdens de mondelinge behandeling gebleken is dat de onvrede die de rechthebbenden ervaren voornamelijk voortvloeit uit de beschermingsmaatregel zelf. Een andere bewindvoerder kan hier geen verandering in brengen. Voor zover de rechthebbenden hebben aangevoerd dat er sprake is van een ernstige vertrouwensbreuk vormt dit in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen eveneens geen grond om de bewindvoerder te ontslaan.
3.7.
Op grond van het voorgaande kan het beroep van de rechthebbenden niet slagen en zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.8.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
30 september 2020;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2021 door
mr. P.P.M. van Reijsen in tegenwoordigheid van de griffier.