In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een bouwinspecteur, [appellant], die door de koper van een woning, [geïntimeerde], wordt aangesproken voor herstelkosten na het constateren van gebreken aan de achtergevel van de woning. De bouwinspectie vond plaats op 21 november 2017, voorafgaand aan de aankoop van de woning door [geïntimeerde]. De inspecteur rapporteerde dat de buitengevels in goede staat waren, maar na de aankoop bleek er scheurvorming te zijn. De koper heeft de inspecteur aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit deze gebreken, die door een andere partij zijn vastgesteld na de aankoop. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat de inspecteur toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen en aansprakelijk was voor de schade, en kende een schadevergoeding van € 25.000 toe aan de koper.
In hoger beroep heeft de bouwinspecteur de grieven tegen het vonnis van de kantonrechter aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis. Het hof heeft de procedure en de relevante feiten opnieuw beoordeeld, waaronder de vragenlijst van de verkoper en het inspectierapport. Het hof oordeelde dat de koper onvoldoende had aangetoond dat de inspecteur bij zijn visuele inspectie van het dak gebreken had moeten opmerken. Wat betreft de achtergevel concludeerde het hof dat de koper, door niet te reageren op de informatie van de verkoper over de gebreken, het causaal verband tussen het inspectierapport en de schade had doorbroken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en wees de vorderingen van de koper af, met veroordeling van de koper in de proceskosten.