ECLI:NL:GHSHE:2021:2742

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
20-000314-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1955 en thans verblijvende in P.I. Rijnmond, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne en het voorbereiden en bevorderen van een feit als bedoeld in de Opiumwet. De zaak betreft een container met avocado's waarin 1.136,6 kilogram cocaïne was aangetroffen. De verdachte had de container in zijn loods ontvangen, maar ontkende wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de drugs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de lading en dat hij handelingen heeft verricht die duiden op medeplichtigheid aan de invoer van de cocaïne. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van 110 gram cocaïne en het voorbereiden en bevorderen van een feit als bedoeld in de Opiumwet. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, gezien de ernst van de feiten en het gevaar voor herhaling.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000314-20
Uitspraak : 9 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 20 januari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-993339-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
thans uit andere hoofde verblijvende in P.I. Rijnmond - Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en in de plaats daarvan ter zake van het door de rechtbank bewezenverklaarde aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een geldboete van € 20.000,--, subsidiair 135 dagen hechtenis.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken en dat het bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 13 november 2018 te Nieuwkoop , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 1188 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 13 november 2018 te Nieuwkoop , in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen, in elk geval in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid van ongeveer 1188 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- een of meer ontmoeting(en) gehad, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer (telefoon)gesprek(ken) gevoerd en/of berichten gestuurd (al dan niet in versluierd taalgebruik), met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer (vracht)auto('s) gehuurd en/of bestuurd en/of geregeld, ten behoeve van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer loods(en) gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of geregeld, ten behoeve van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- zich begeven in de omgeving van de zeecontainer, teneinde de omgeving van die container te (laten) controleren op de aanwezigheid van opsporingsdiensten en/of criminele concurrenten en/of
- zich met een voertuig, al dan niet geschikt voor het verdere vervoer van die cocaïne, naar het bedrijventerrein aan [adres 1] begeven, waar die zeecontainer zou aankomen, ten einde die container op de aanwezigheid van die cocaïne te (laten) controleren en/of die cocaïne uit die zeecontainer te (laten) verwijderen, en/of
- die zeecontainer geopend en/of laten openen en/of (laten) betreden en/of doorzocht en/of laten doorzoeken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 13 november 2018 te Nieuwkoop , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 8 november 2018 tot en met 13 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren en/of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- ontmoetingen gehad met betrekking tot het opzettelijk afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- ( telefoon)gesprekken gevoerd en/of berichten gestuurd, met betrekking tot het opzettelijk afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een loods ter beschikking gesteld ten behoeve van het opzettelijk afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- zich met een voertuig naar het bedrijventerrein aan [adres 1] begeven, waar een zeecontainer zou aankomen, ten einde cocaïne uit die zeecontainer te (laten) verwijderen, en/of
- die zeecontainer laten openen en/of (laten) betreden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van relaas, opgemaakt d.d. 1 februari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] [2] [3] :
email-berichten
(p. 11)
8 november 2018:
Naar het e-mailadres [e-mailadres 1] wordt een bericht verstuurd afkomstig van [bedrijf 1] Het bericht bevat als bijlage een Delivery Order Cancellation van [bedrijf 2] d.d. 8 november 2018 en een douanevervoer-begeleidingsdocument betreffende container [containernummer] .
[brondocument: dossierpagina’s 5-10]
(p. 12-13)
9 november 2018:
Naar het e-mailadres [e-mailadres 1] wordt een e-mail verstuurd afkomstig van [bedrijf 1] In de bijlagen van deze e-mail is de Delivery Order van [bedrijf 2] d.d. 9 november 2018 gevoegd van de container [containernummer] , transportdocument no. [transportnummer 1] .
[brondocument: dossierpagina’s 11-14]
13 november 2018, 8.12 uur:
Vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] wordt een e-mail verstuurd naar [bedrijf 1] . De titel van het bericht is: [transportnummer 1] . In de tekst vraagt de afzender of men kan nagaan waarom de container nog niet is vrijgegeven.
Noot verbalisant: [transportnummer 1] betreft het nummer van de Bill of lading van de container [containernummer]
[brondocument: dossierpagina’s 15-16]
(p. 14-15)
13 november 2018, 12.10 uur:
Naar het e-mailadres [e-mailadres 1] wordt een e-mail verstuurd
afkomstig van [bedrijf 1] De titel van het bericht is: [transportnummer 1] . De tekst van het bericht bevat onder andere: Beste [medeverdachte 1] . Hier is de pincode van de container die naar [bedrijf 3] in Bleiswijk moet. Alvast bedankt!
De bijlage van dit bericht bevat de Delivery order d.d. 13 november 2018 van de container [containernummer] door [bedrijf 2] met het transportnummer [transportnummer 1] en pincode [pincode] .
[brondocument: dossierpagina’s 17-22]
13 november 2018, 12.38 uur:
Vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] wordt het e-mailbericht van 13
november 2018 te 12.10 uur met betrekking tot container [containernummer] doorgestuurd
naar het e-mailadres [e-mailadres 2] .
[brondocument: dossierpagina’s 23-26]
Opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken
(p. 14)
13 november 2018 te 08.58 uur
[medeverdachte 2] van [bedrijf 1] wordt gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door [medeverdachte 1]
(het hof begrijpt: verdachte [medeverdachte 1] )die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 2] zegt dat [bedrijf 2] de boot nog niet heeft vrijgegeven. [medeverdachte 1] wacht af.
[brondocument: dossierpagina 48]
13 november 2018 te 10.31 uur
[medeverdachte 2] wordt gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door [medeverdachte 1] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 1] zegt dat zij zitten te wachten. [bedrijf 2] heeft tegen [medeverdachte 2] gezegd dat ze opgehaald kunnen worden. [medeverdachte 1] gaat hem opnieuw daarheen sturen.
[brondocument: dossierpagina 49]
13 november 2018 te 11.22 uur
[medeverdachte 2] wordt gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door [medeverdachte 1] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 1] zegt dat de containers nog niet vrijgegeven zijn. Volgens [medeverdachte 2] zijn de pincodes hetzelfde gebleven, heeft hij net 2 mails gekregen, gaat hij even bellen en laat hij het [medeverdachte 1] weten.
[brondocument: dossierpagina 50]
13 november 2018 te 11.37 uur
[medeverdachte 2] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [medeverdachte 1] die gebruik maakt van het
telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 2] zegt dat de [nummer] geblokkeerd is en dat [medeverdachte 1] de
[transportnummer 2] moet ophalen.
[brondocument: dossierpagina 51]
13 november 2018 te 12.04 uur
[medeverdachte 2] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [medeverdachte 1] die gebruik maakt van het
telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 1] vraagt om een mail met de juiste pincodes voor zijn chauffeur om aan de balie te laten zien.
[brondocument: dossierpagina 52]
(p. 15)
13 november 2018 te 12.10 uur
[medeverdachte 2] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [bedrijf 2] . [medeverdachte 2] zegt dat vrijdag 6 containers van hem zijn aangekomen in Antwerpen, maar de pincodes van de chauffeur pakken niet. [medeverdachte 2] noemt 5 bill’s of lading, waaronder [transportnummer 1] .
[brondocument: dossierpagina 53]
13 november 2018 te 12.42 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [NNman] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . NN is aan de zaak. NN moet de naam [bedrijf 4] gebruiken.
[brondocument: dossierpagina 53]
13 november 2018 te 13.57 uur
[medeverdachte 2] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [medeverdachte 1] die gebruik maakt van het
telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 2] vraagt of het gelukt is. Volgens [medeverdachte 1] is “hij” aan het rijden, moet “hij” de documenten met de zegel controleren en zal [medeverdachte 1] een seintje geven als “hij” rijdt.
[brondocument: dossierpagina 55]
13 november 2018 te 14.09 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 3]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 3] )die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] t.n.v. [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt in de [kenteken 3] te rijden. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 3] richting Nieuwkoop moet rijden. [medeverdachte 1] gaat zo een adres geven. Daarna gaan ze naar [bedrijf 3] , zegt [medeverdachte 1] .
[brondocument: dossierpagina 55]
(p. 16)
13 november 2018 te 15.43 uur
Vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 2] wordt een sms verstuurd naar het telefoonnummer [telefoonnummer 4] met als inhoud: “ [adres 1] ”.
[brondocument: dossierpagina 56]
13 november 2018 te 15.47 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 3] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 3] is over 20, 25 minuten bij [adres 1] . [medeverdachte 1] gaat het doorgeven, is daar niet, maar [medeverdachte 3] zal daar worden opgevangen. [medeverdachte 3] moet hem aan het dock zetten, even controleren en weer gaan.
[brondocument: dossierpagina 56]
13 november 2018 te 16.08 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 3] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 3] staat bij [bedrijf 5] (fonetisch)
(het hof begrijpt: [bedrijf 5] )en is er achteruit opgereden. [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 3] ze al gezien heeft. [medeverdachte 3] zag iemand zwaaien, maar hij ziet nog niemand. [medeverdachte 1] gaat het doorgeven.
[brondocument: dossierpagina 57]
13 november 2018 te 16.10 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 3] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 1] vraagt of er auto's bij [medeverdachte 3] staan. [medeverdachte 3] zegt dat die vent met baard naar hem toe is gekomen en gezegd heeft dat hij nog maar een rondje moest rijden, want de man had nog geen bericht gehad. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 3] maar even naar een pomp moet rijden.
[brondocument: dossierpagina 57]
(p. 17)
13 november 2018 te 16.16 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 3] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 1] vraagt wie er naar buiten kwam. Volgens [medeverdachte 3] een man met bril en baard die zei dat hij een rondje moest gaan rijden. [medeverdachte 3] rijdt het industrieterrein weer op en moet van [medeverdachte 1] naar een tankstation rijden. [medeverdachte 3] gaat op zoek.
[brondocument: dossierpagina 58]
(p. 19)
13 november 2018 te 17.00 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 3] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 3] is in een café wat aan het eten.
[brondocument: dossierpagina 59]
(p. 20)
13 november 2018 te 17.38 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 4]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 4] / [medeverdachte 4] , zijnde [medeverdachte 4] )die gebruik maakt van het
telefoonnummer [telefoonnummer 5] . “ [medeverdachte 4] ” staat iets verderop, zodat ‘hij’ hem niet ziet. “ [medeverdachte 4] ” kan alleen zien wanneer ‘hij’ van dat terrein afrijdt en staat achter het gebouw. [medeverdachte 1] belt zo terug.
[brondocument: dossierpagina 60]
13 november 2018 te 17.42 uur
[medeverdachte 1] wordt op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebeld door “ [medeverdachte 4] ” die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . “ [medeverdachte 4] ” zegt dat ‘hij’ weg is en ‘die richting opging’.
[brondocument: dossierpagina 61]
13 november 2018 te 17.54 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar “ [medeverdachte 4] ” die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . “ [medeverdachte 4] ” staat nog waar hij stond. [medeverdachte 1] probeert via de andere kant bij “ [medeverdachte 4] ” te komen.
[brondocument: dossierpagina 62]
(p. 21)
13 november 2018 te 18.16 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 3] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 3] aan het lossen is. [medeverdachte 3] ziet een Bo Rent-busje en een grijze Mercedes met dezelfde vent erin die zegt dat hij nu naar achteren moet komen rijden.
[brondocument: dossierpagina 63]
(p. 23)
13 november 2018 te 18.53 uur
[medeverdachte 1] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 5] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 6] t.n.v. [medeverdachte 5] . [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 5] alsjeblieft wil komen. [medeverdachte 5] vraagt wat [medeverdachte 1] the fuck aan het doen is. [medeverdachte 1] vraagt of zij alsjeblieft verder niet teveel wil vragen. [medeverdachte 5] roept ‘kanker he’ en komt er aan. [medeverdachte 1] deelt zo zijn locatie.
[brondocument: dossierpagina 63]
Informatie KVK
(p. 16)
Uit onderzoek in het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat het bedrijf [bedrijf 5] / [bedrijf 8] gevestigd is aan [adres 2] . Als enig aandeelhouder en bestuurder staat [bedrijf 6] ( [adres 2] ) geregistreerd. Als bestuurder van [bedrijf 6] staan [medeverdachte 7] en [verdachte] geregistreerd.
[brondocument: dossierpagina’s 44-47]
Informatie uit Centraal Kentekenregister
(p. 17)
Uit onderzoek in het centraal kentekenregister blijkt dat het kenteken [kenteken 1] is afgegeven voor een personenauto Mercedes type CLA, grijs van kleur, en te naam is gesteld van [bedrijf 8] , adres [adres 2] .
Noot verbalisant: tijdens de latere doorzoeking van het pand [adres 1] blijkt dat dit pand geen fysieke afscheiding heeft van het achtergelegen pand aan [adres 2] .
[brondocument: dossierpagina’s 103-105]
(p. 18)
Uit onderzoek in het centraal kentekenregister blijkt dat het kenteken [kenteken 2] is afgegeven voor een personenauto Volkswagen, type Golf, zwart van kleur, en te naam is gesteld van [bedrijf 4] te Den Haag.
2.
Het proces-verbaal van de Federale Overheidsdienst Financiën, Algemene administratie van de Douane en Accijnzen, Regionale Component Opsporing & Onderzoek Antwerpen (België), opgemaakt d.d. 22 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van bekeurders [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] [4] :
(p. 426)
Datum: 09/11/2018
Adres: Antwerpen
Bestemming: sportzakken tussen lading avocado’s
Containernummer: [containernummer]
Naam schip: [bedrijf 2] [naam]
Tijdstip aankomst schip: 09/11/2018
Soort drugs: cocaïne
Land van oorsprong: Colombia
Op basis van risicoanalyse selecteren wij container [containernummer] voor controle door scanning. Op 9 november 2018 omstreeks 11.15 uur wordt de container gescand. De beeldanalisten merken onregelmatigheden op bij het bekijken van het scanbeeld en brengen ons op de hoogte van hun bevindingen. Omstreeks 11.45 uur arriveren wij en laten we de container volledig lossen. Na een volledige fysieke controle ontdekken wij op de derde rij 33 sportzakken met in elke zak ongeveer 30 pakken cocaïne.
(p. 427)
Via de betrokken scheepsagent [bedrijf 2] vernemen wij dat container [containernummer] de volgende routing heeft afgelegd:
25 oktober 2018 - 15.00 uur, Colombia (Turbo)
9 november 2018 - 11.02 uur, Belgium (Antwerp)
De betreffende bill of lading nr. [transportnummer 1] vermeldt onder meer de volgende gegevens:
  • Shipper: [bedrijf 9] (Colombia)
  • Consignee: [bedrijf 1] , [adres 3] (The Netherlands)
  • Notify: : [bedrijf 7] , [adres 4] (The Netherlands), contact: [getuige 1]
  • Goods: l container said tot contain 1920 boxes of fresh hass avocado.
(p. 428)
De substituut-procureur des Konings heeft ons opdracht gegeven om de positieve palet te ontmantelen en de blokken met cocaïne in beslag te nemen en de negatieve paletten niet in beslag te nemen en deze na ontmanteling terug te laden in de container. Vervolgens geven wij de container vrij voor verder transport.
In totaal tellen wij 1001 pakken cocaïne voor een totaal gewicht van 1.136,6 kg.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] [5] :
(p. 64)
Op 13 november 2018 omstreeks 07.00 uur bevond ik mij in de haven van Antwerpen (België). Eerder was door de douane van Antwerpen in een zeecontainer geladen met avocado's voorzien van het nummer [containernummer] een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
(p. 65)
Bij de controle van genoemde container werd achter de deur hiervan een nieuw zegel aangetroffen. Dit zegel was voorzien van het nummer T113126.
Met mondelinge toestemming van de Procureur des Konings te Antwerpen (België),
mevrouw [betrokkene] , werd mij een monster overhandigd afkomstig uit de inbeslaggenomen partij verdovende middelen uit deze container. Dit monster was verpakt in
een witte plastic bus met rode dop. Op deze rode dop stond [naam] geschreven. De
witte pot was voorzien van de letter A.
(p. 66)
[naam] betreft de naam van het zeeschip waarmee genoemde container vanuit Zuid-Amerika naar Antwerpen is vervoerd.
Genoemd monster werd door mij geplaatst tussen de lading van genoemde container. Nadat de uit de container verwijderde pallets met avocado's op de wijze waren teruggeplaatst als
bij verzending in Colombia, werden de deuren gesloten en werd de container verzegeld met
eerder aangehaald zegel met het nummer T113126. Hierna werd de container door de
Belgische autoriteiten vrijgegeven voor transport.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] [6] :
(p. 109)
Op 14 november 2018 bevond ik mij in het ketenbeslaghuis van de Landelijke Eenheid te Utrecht. Op genoemde locatie was een vrachtwagen met oplegger en een zeecontainer met nummer [containernummer] in beslag genomen, die was geladen met avocado’s. Op 13 november 2018 was in genoemde lading een monster geplaatst betreffende een witte bus met rode dop. Deze witte bus had het kenmerk A. De rode dop was voorzien van de tekst [naam] .
Na opening van de container werd in een doosje gevuld met avocado's eerder aangehaald
monster aangetroffen. Dit monster werd op dezelfde plaats aangetroffen als waarin het was
geplaatst in België. Genoemd monster werd onder beslagnummer MMAU114.01.001 in
beslag genomen.
5.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt d.d. 21 december 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] [7] :
(p. 110)
Op 21 december 2018 werd een onderzoek ingesteld door de Forensische Opsporing in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die aan mij ter beschikking werd gesteld. De hoeveelheid verdovende middelen maakt deel uit van een hoeveelheid (vermoedelijk) cocaïne die in Antwerpen was aangetroffen in een container. De (vermoedelijk) cocaïne is daar uit de container gehaald en er werd een kleine hoeveelheid teruggeplaatst. De container is daarna vervoerd naar Nederland alwaar de container in beslag is genomen.
De aangeboden partij bestond uit een plastic potje met rode dop met 110 gram netto verdovende middelen (cocaïne) met registratienummer MMAU114.01.001. Bij het wegen werd gebruik gemaakt van een geijkte weegschaal.
(p. 111)
Door mij werd tijdens een test waargenomen dat de stof indicatief positief reageerde op de aanwezigheid van cocaïne. Uit deze hoeveelheid stof werd ten behoeve van een onderzoek door het NFI een monster genomen en voorzien van SIN: AALE5391NL.
6.
Het rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), opgemaakt d.d. 9 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van NFI-deskundige ing. [NFI-deskundige] [8] :
(p. 114)
Datum aanvraag: 21 december 2018
Contactpersoon: [verbalisant 8]
Kenmerk: AALE5391NL
Omschrijving: monster crèmekleurige brokjes
Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie: cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
7.
Het proces-verbaal observeren, opgemaakt d.d. 22 november 2018, met bijbehorend activiteiten-journaal, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 9] , N06, N16, N26, N82, N99 en N102 [9] :
(p. 70)
In opdracht van de tactisch teamleider van het opsporingsonderzoek 26Orland, zijn op 13 november 2018 tussen 13.30 uur en 23.00 uur door medewerkers van team Observatie & Techniek observatie-activiteiten verricht. Van deze observatie-activiteiten wordt door de betrokken medewerkers een activiteiten-journaal opgemaakt, dat als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd.
(p. 72-76)
Activiteiten-journaal
13 november 2018
Wij, N06, N16, N26, N82, N99 en N102, allen opsporingsambtenaar, verklaren het volgende te hebben waargenomen:
Tijdstip - Waarnemer - Waarnemingen
  • 14.44 uur - N26 en N102 - Wij zagen dat een vrachtauto, merk Scania, type R580, kleur wit en voorzien van het kenteken [kenteken 3] , met daaraan vastgekoppeld een oplegger voorzien van het kenteken [kenteken 4] , met daarop een container voorzien van het registratienummer [containernummer] , over de autosnelweg A16 reed. Deze combinatie zal verder worden aangeduid als "de container". Wij zagen dat de container bij grensovergang Hazeldonk de grens met België - Nederland passeerde.
  • 16.04 uur - N99 - Ik zag dat de container ter hoogte van [adres 1] bij het bedrijf [bedrijf 5] geparkeerd werd. Dit bedrijf zal verder worden aangeduid als [bedrijf 5] .
  • 16.10 uur - N99 - Ik zag dat de chauffeur, hierna NN1
- Man
- Blanke huidskleur
- 30 - 40 jaar oud
- 180-185 centimeter lang
- Stevig postuur
- Stoppelhaar op zijn hoofd
- Zwarte lange broek
- Zwarte jas
Ik zag dat NN1 een gsm tegen het rechter oor hield en kennelijk aan het telefoneren was.
  • 16.12 uur - N99 - Ik zag dat de container vertrok.
  • 16.14 uur - N99 - Ik zag dat er een personenauto, merk Mercedes Benz, type CLA 45 AMG, kleur grijs, en voorzien van het kenteken [kenteken 5] bij [bedrijf 5] geparkeerd werd. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 5] .
  • 16.28 - N06 - Ik zag dat een bedrijfsauto, merk Opel, type Vivaro, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 6] op de [straatnaam] te Nieuwveen geparkeerd stond. Deze bedrijfsauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 6] . Ik zag dat in de [kenteken 6] twee voor mij onbekende en niet nader te omschrijven personen zaten. Ik zag dat de container naast de [kenteken 6] stopte. Ik zag dat NN1 en de bestuurder van de [kenteken 6] door de geopende ramen van de voertuigen met elkaar aan het praten waren. Ik zag dat de [kenteken 6] vertrok.
  • 16.32 - N06 - Ik zag dat de container hierna op de [straatnaam] geparkeerd werd. Ik zag dat NN1 uitstapte en daar stond te wachten.
16.35 -
N26 - Ik zag dat de [kenteken 6] op de [straatnaam] te Nieuwveen geparkeerd stond.
  • 16.36 - N06 - Ik zag dat NN1 in de richting van de [straatnaam] liep.
  • 16.41 - N16 - Ik zag dat de [kenteken 6] de provinciale weg N231 opreed.
  • 16.44 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 6] langzaam voorbij [bedrijf 5] reed.
  • 16.46 - N26 - Ik zag dat NN1 café [café] , gevestigd in perceel [adres 5] binnen ging. Dit café zal verder worden aangeduid als café.
  • 16.50 - N99 - Ik zag dat een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 2] , voorbij [bedrijf 5] reed. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 2] . Ik zag dat er voor mij twee onbekende en niet nader te omschrijven personen in de [kenteken 2] zaten.
  • 16.55 - N102 - Ik zag dat de [kenteken 2] bij het BP tankstation aan de [straatnaam] te Nieuwkoop , stopte. Ik zag dat de bestuurder, hierna NN2
  • 17.00 - N102 - Ik zag dat de [kenteken 2] vertrok.
  • 17.01 - N26 - Ik zag dat de [kenteken 2] bij de container stopte. Ik zag dat NN2 uit de [kenteken 2] stapte en naar de container liep.
  • 17.03 - N26 - Ik zag dat NN1 het café verliet. Ik zag dat NN1 een gsm tegen het rechter oor hield en dat hij kennelijk aan het telefoneren was. Ik zag dat NN1 het café binnen ging.
  • 17.11 - N26 - Ik zag dat NN2 het café binnen ging.
  • 17.12 - N26 - Ik zag dat NN1 en NN2 het café verlieten. Ik zag dat NN1 en NN2 naast de [kenteken 2] stonden te praten.
  • 17.16 - N26 - Ik zag dat de [kenteken 2] vertrok.
  • 17.25 - N16 - Ik zag dat de [kenteken 5] bij [bedrijf 5] aan de [adres 2] geparkeerd werd. Ik zag dat een voor mij niet nader te omschrijven persoon als bestuurder uit de [kenteken 5] stapte en [bedrijf 5] aan de [adres 2] binnen ging.
  • 17.26 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 2] met hoge snelheid langs [bedrijf 5] reed.
  • 17.47 - N06 - Ik zag dat de container wegreed in de richting van [plaats] .
  • 17.53 - N99 - Ik zag dat de container ter hoogte van [bedrijf 5] geparkeerd werd.
  • 18.01 - N16 - Ik zag dat er twee voor mij onbekende en niet nader te omschrijven personen uit het kantoor van [bedrijf 5] liepen. Ik zag de [kenteken 5] vertrok. Ik zag dat een personenauto, merk Mercedes Benz, type E350 CDI station, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken 7] , vertrok. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 7] .
  • 18.04 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 6] bij [bedrijf 5] stopte.
  • 18.11 - N99 - Ik zag dat er een bedrijfsauto, merk Mercedes Benz, type CITAN, met opschrift BO-RENT en voorzien van het kenteken [kenteken 8] bij de container stopte. Dit bedrijfsbusje zal verder worden aangeduid als [kenteken 8] . Ik zag dat de passagier van de [kenteken 8]
  • 18.13 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 8] naar de [kenteken 7] reed. Ik zag dat deze bij het hek van [bedrijf 5] stond.
  • 18.17 - N99 - Ik zag dat de container aan de [adres 1] achteruit in de garage van [bedrijf 5] geparkeerd werd. Ik zag dat de [kenteken 2] en de [kenteken 6] over de [adres 1] voorbij [bedrijf 5] reden.
  • 18.19 - N16 - Ik zag dat de [kenteken 8] en de [kenteken 7] naar [bedrijf 5] reden en daar geparkeerd werden. Ik zag dat er drie voor mij onbekende en niet nader te omschrijven personen bij [bedrijf 5] naar binnen gingen.
  • 18.31 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 2] over de [adres 1] richting Provincialeweg N231 reed.
  • 18.40 - N16 - Ik zag dat de [kenteken 2] ter hoogte van perceel [straatnaam] te Nieuwkoop geparkeerd werd. Ik zag dat NN2 en een voor mij onbekende en niet nader te omschrijven persoon, hierna NN3
  • 18.41 - N102 - Ik zag dat de Dienst Specialistische Interventies NN3 aanhield en dat NN2 hard wegrende.
  • 20.50 - N102 - Ik zag dat een personenauto, merk Audi, type Q5, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 9] , over de [straatnaam] reed. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 9] .
  • 20.52 - N102 - Ik zag dat de [kenteken 9] ter hoogte van perceel [adres 6] geparkeerd werd. Ik zag dat een voor mij onbekende en niet nader te omschrijven vrouw
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 22 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] [10] :
(p. 78)
Op 9 november 2018 werd informatie ontvangen van de autoriteiten van België dat eerder die dag in de haven van Antwerpen een zeecontainer met nummer [containernummer] was aangekomen vanuit Colombia. In deze container werd tussen een lading avocado’s cocaïne aangetroffen. Op 13 november 2018 werd die container door de Nederlandse opsporingsambtenaren voorzien van technische hulpmiddelen, waaronder camera's en afluisterapparatuur.
(p. 79)
De apparatuur werd geactiveerd op het moment dat de oplegger in de loods aan [adres 1] van het bedrijf [bedrijf 5] was geparkeerd en de aanwezigen bezig waren met loswerkzaamheden. Op 21 november 2018 werd door mij een onderzoek ingesteld naar het opgenomen beeldmateriaal.
(p. 81 ) Op het opgenomen beeldmateriaal zijn gedurende de looptijd drie mannen te zien die zich bezig houden met de inhoud van de container.
De bestuurder van de vorkheftruck bleek de later aangehouden verdachte [verdachte] te zijn. Hij draagt witte handschoenen.
Uithaler 1 is een van de mannen die in en uit de container stapten en bleek de later aangehouden verdachte [medeverdachte 8] te zijn. Hij draagt grijze handschoenen met witte opdruk.
(p. 82)
Uithaler 2 is een van de mannen die in en uit de container stapten en bleek de later aangehouden verdachte [medeverdachte 9] te zijn. Hij draagt zwarte handschoenen.
Bij het uitkijken van de camerabeelden heb ik het volgende bevonden.
Tijd + Bevindingen
  • 18.24.00 uur: [verdachte] bestuurt een vorkheftruck en is vol in beeld. Achter hem loopt [medeverdachte 9] van rechts naar links en rijdt een pallet pompwagen door de loods.
  • 18.24.03 uur: [verdachte] draait de vorkheftruck, waarna [medeverdachte 8] achter hem in beeld verschijnt.
  • 18.24.09 uur: De vorkheftruck komt tot stilstand, de vork wordt omhoog gehaald. Op de achtergrond zijn, van links naar rechts, [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] te zien die bezig zijn met de eerder vermelde pallet pompwagen.
  • 18.24.18 uur: De pallet pompwagen wordt door [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] naar de achterzijde van de, inmiddels geopende, container gedragen. [medeverdachte 8] tilt het uiteinde van de pallet pompwagen op en zet deze in de container. [medeverdachte 9] heeft de voorzijde vast. De pallet pompwagen wordt daarna in zijn geheel in de container gezet door [medeverdachte 8] . [medeverdachte 9] neemt afstand van de container en kijkt naar [medeverdachte 8] .
(p. 83)
  • 18.24.29 uur: [verdachte] is inmiddels weer naar achteren gereden. Te zien is dat hij een witte vorkheftruck bestuurt. Hij rijdt vervolgens met de vork omhoog naar de container. [medeverdachte 9] is op dat moment links uit beeld weggelopen. [medeverdachte 8] staat voor [verdachte] en kijkt toe hoe de pallet linksvoor, gezien vanaf [verdachte] , door de vorkheftruck eruit wordt gehaald. Op dat moment komt [medeverdachte 9] weer vanuit links het beeld in gelopen.
  • 18.24.33 uur: [medeverdachte 8] helpt [verdachte] met het juist insteken van de vork in de pallet. [medeverdachte 9] staat links in beeld toe te kijken, komt er na enkele seconden bij staan en loopt daarna weer naar links.
  • 18.24.47 uur: [medeverdachte 8] klimt de container in. [verdachte] haalt met de vorkheftruck de pallet uit de container.
(p. 400)
18.24.52 uur [11] : [medeverdachte 9] staat links in beeld en gaat met zijn rechterhand naar zijn rechter broekzak. Ongeveer gelijktijdig lijkt het alsof [medeverdachte 9] een voorwerp uit zijn rechter broekzak haalt. Hij kijkt vervolgens in de richting van zijn rechterhand en loopt links uit beeld.
(p. 401)
  • 18.24.57 uur: [medeverdachte 9] komt links in beeld. Met beide handen houdt hij een (klein) voorwerp vast. De bovenzijde van dit voorwerp is licht van kleur.
  • 18.25.00 uur: [medeverdachte 9] loopt in de richting van de container. Te zien is dat hij in zijn rechterhand een vierkant dan wel rechthoekig voorwerp vasthoudt. [medeverdachte 9] springt de container in, waar op dat moment [medeverdachte 8] in staat. Te zien is dat [medeverdachte 9] nog steeds het eerder benoemde voorwerp in zijn rechterhand houdt.
(p. 83)
  • 18.25.01 uur: Op het moment dat de pallet uit de container wordt gehaald komt [medeverdachte 9] vanuit links in beeld weer aangelopen en klimt eveneens de container in. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] zijn bijna niet zichtbaar. [verdachte] zet de pallet vervolgens neer naast de camera. Nadat de pallet is weggezet rijdt [verdachte] met de vorkheftruck achteruit.
  • 18.25.29 uur: Vanuit de container worden enkele avocado's de loods ingegooid. [verdachte] staat op dat moment met de vorkheftruck links in beeld en staat kennelijk te wachten. In de container is beweging te zien lijkend op heen en weer lopen.
(p. 84)
  • 18.26.12 uur: In de container is de broek van [medeverdachte 9] te zien. Aan zijn broek dan wel jas bungelt een voorwerp dat geel licht uitstraalt.
  • 18.26.14 uur: [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] springen uit de container. [medeverdachte 8] heeft in zijn rechterhand een voorwerp vast, dat een blauw licht afgeeft. Gelet op de vorm en de blauwe gloed is het zeer aannemelijk dat dit een mobiele telefoon betreft. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] lopen links het beeld uit. [verdachte] rijdt met de vorkheftruck achteruit om ook links uit beeld te verdwijnen.
  • 18.26.21 uur: [medeverdachte 9] komt vanuit links in beeld gelopen. Aan zijn rechterhand draagt hij geen handschoen. Hij loopt naar de container en trekt onderweg zijn rechter handschoen weer aan.
  • 18.26.24 uur: [medeverdachte 9] loopt naar de linkerzijde van de container. [medeverdachte 8] komt vanuit links in beeld en kijkt al lopend naar de container op een klein plat voorwerp. Deze bevindingen in combinatie met de eerdere bevindingen versterken het vermoeden dat [medeverdachte 8] een mobiele telefoon in zijn handen heeft. [medeverdachte 8] maakt vervolgens met zijn vingers bewegingen op de mobiele telefoon, lijkende op het opmaken van een bericht. Wat opvalt is dat [medeverdachte 8] op dat moment geen handschoenen meer draagt.
  • 18.26.25 uur: [medeverdachte 8] , met nog steeds in zijn rechterhand een mobiele telefoon, raapt een avocado van de grond en gooit deze terug in de container. [medeverdachte 9] sluit ondertussen de linker deur van de container.
  • 18.26.27 uur: [medeverdachte 8] stopt de mobiele telefoon in zijn rechter jaszak.
(p. 85)
  • 18.26.31 uur: [medeverdachte 8] trekt zijn handschoenen weer aan, terwijl [medeverdachte 9] naar de rechterzijde van de container loopt. Daar aangekomen maakt hij aanstalten tot het sluiten van de rechterdeur.
  • 18.26.35 uur: [medeverdachte 9] sluit de rechterdeur van de container. [medeverdachte 8] heeft inmiddels beide handschoenen weer aangetrokken. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] sluiten gezamenlijk de containerdeuren af.
  • 18.26.43 uur: [verdachte] verschijnt links in beeld en heeft nog steeds zijn witte handschoenen aan. Hij blijft op afstand kijken hoe [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] de container aan het afsluiten zijn dat, gezien de handelingen die zij verrichten, enige moeite kost. Ondertussen trekt [verdachte] zijn handschoenen uit.
  • 18.26.54 uur: [medeverdachte 8] draait zijn hoofd en kijkt naar [verdachte] . Kennelijk spreken zij met elkaar, waarna [verdachte] met zijn rechterhand een voorwaartse beweging maakt, lijkende alsof hij bedoelt dat de combinatie de loods dient te verlaten.
  • 18.26.57 uur: [medeverdachte 9] loopt naar [verdachte] . [medeverdachte 8] loopt naar de linkerzijde van de container en kijkt in de richting van de vrachtauto. Vervolgens maakt [medeverdachte 8] met zijn rechterwijsvinger tot drie keer een beweging, lijkende alsof hij meent dat de combinatie de loods dient te verlaten. [medeverdachte 9] loopt op dat moment, met een versnelde pas, links het beeld uit. [medeverdachte 8] loopt achteruit, kijkt links langs de combinatie, draait zich om en verdwijnt links, met versnelde pas, uit beeld. [verdachte] blijft links in beeld staan en kijk in de richting waar [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] naartoe zijn gelopen.
(p. 86)
  • 18.27.10 uur: [verdachte] loopt naar de linkerzijde van de container in de richting van de vrachtauto. Vervolgens verdwijnt hij rechts uit beeld.
  • 18.27.18 uur: [verdachte] komt na enkele seconden, vanaf de plek waar hij uit beeld verdween, weer terug.
17 seconden later betreden enkele leden van de Dienst Speciale Interventies de loods.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 29 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11] [12] :
(p. 103)
Op 13 november 2018 vond er een zevental aanhoudingen plaats in en rondom de panden [adres 1] en [adres 2] . Omstreeks 18.50 uur was ik aanrijdende naar [adres 1] en op de kruising [straatnaam] zag ik dat er twee verdachten geboeid op de grond zaten in de nabijheid van een Opel Vivaro voorzien
van het kenteken [kenteken 6] . Bij aankomst bij het pand [adres 1] zag ik dat er een Scania trekker voorzien van het kenteken [kenteken 3] tot halverwege achteruit de loods was ingereden. Ik zag dat de chauffeur van de trekker buiten het pand geboeid op de grond zat. Deze aangehouden verdachte was genaamd: [medeverdachte 3] .
In de loods, [adres 1] , zag ik dat de deuren van de container nagenoeg waren gesloten, echter dat de deuren niet helemaal op de vergrendeling zaten. Ik zag dat er twee pallets met fruit
(het hof begrijpt: avocado’s)schuin achter de container stonden. Naast de twee pallets stond een witte heftruck. Verder zag ik dat een verbroken zegel op de ijzeren bumper van de oplegger lag. Na opening van de deuren zag ik dat er twee pallets ontbraken in de container.
De loods van [adres 1] was middels open deuren verbonden met het bedrijf [bedrijf 5] dat is gevestigd op het adres [adres 2] . In de kantine van de loods zag ik drie geboeide personen, te weten [verdachte] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] .
(p. 104)
Later werd een zevende verdachte door het arrestatieteam naar de loods gebracht. Dit betrof [medeverdachte 4] .
10.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 20 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten AOT AI B168 en AOT AI B202 [13] :
(p.106)
Op 13 november 2018 hebben wij op heterdaad aangehouden [medeverdachte 9] . Toen wij bij het bedrijfspand aan de [adres 1] en [adres 2] aankwamen en uit ons voertuig stapten, zagen wij 3 personen in het bedrijfspand bewegen en richting de voordeur naar ons toe rennen. Ik, verbalisant B168, zag dat de verdachte, die later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 9] , iets weggooide. Bij het benaderen van deze verdachte zag ik dat er een zwarte mobiele telefoon en een autosleutel op de grond lagen waar de verdachte iets had weggegooid.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 26 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 12] [14] :
(p. 108)
Op 13 november 2018 werd ik aangesproken door een medewerker van het cellencomplex die bezig was met de fouillering van de verdachte [medeverdachte 4] , die eerder die avond was aangehouden in het bedrijfspand gelegen aan [adres 1] . Tijdens de fouillering van de kleding van de verdachte [medeverdachte 4] bleek dat in zijn jas een bundel papiergeld zat. Het bleek te gaan om een geldbedrag van 13.905 euro. Ik hoorde de verdachte [medeverdachte 4] zeggen dat het geld niet van hem was.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 19 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] [15] :
(p. 148)
Op 13 november 2018 omstreeks 20.10 uur waren wij aanwezig in een bedrijfspand aan [adres 1] . In het pand waren op dat moment de eerder aangehouden verdachten aanwezig, die nog in afwachting waren van hun overbrenging naar een politiebureau. Wij hebben onder die verdachten (onder meer) de navolgende goederen in beslag genomen:
  • [verdachte] : autosleutel Mercedes
  • [medeverdachte 9] : autosleutel Mercedes Citan en mobiele telefoon BQ Aquaris
  • [medeverdachte 8] : mobiele telefoon BQ Aquaris
13.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 15] [16] :
(p. 88)
Op 13 november 2018 werd ter aanhouding van de verdachte [medeverdachte 1] aangebeld bij de woning [adres 6] in Zeewolde . Ik zag en hoorde dat de voordeur niet werd geopend. Aan de achterzijde van de woning waren drie collega's gesitueerd. Deze zagen dat een manspersoon een raam op de eerste etage opende en kennelijk uit dit raam wilde klimmen. Deze manspersoon werd aangeroepen waarna de collega's zagen dat hij zich terug liet zakken, de woning in. Doordat de voordeur niet werd geopend, werd de voordeur met een bonk geopend. In de woonkamer werd [medeverdachte 5] aangetroffen. Op de eerste verdieping werd op de overloop [medeverdachte 1] aangetroffen en aangehouden. (p. 89)
Onder leiding van de rechter-commissaris werd vervolgens in de woning een doorzoeking verricht. Op het dressoir in de badkamer werd een zwart plastic mandje aangetroffen. Over de zijkant van het mandje hingen natte bankbiljetten te drogen met een totale waarde van 95 euro. In het mandje lag een zwarte herenportemonnee. In de portemonnee zaten bankbiljetten met een waarde van 850 euro (l x 500 eurobiljet, 3x 100 eurobiljet en l x 50 eurobiljet). Ook lagen er in het mandje een Volkswagen autosleutel en diverse pasjes op naam van [medeverdachte 1] , waaronder een rijbewijs.
(p. 90-91)
Naast de badkamer werd in een slaapkamer in de rechterlade van het dressoir een drietal telefoons aangetroffen. Deze telefoons stonden aan. Het betroffen een BQ (HO028.04.01.001), een iPhone (HO028.04.01.002) en een Nokia (HO028.04.01.003).
Voor de deur van de woning stond een Audi voorzien van het kenteken [kenteken 9] . Dit voertuig stond op naam van [medeverdachte 5] .
14.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgemaakt d.d. 28 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 16] [17] :
(p. 498)
Op 21 januari 2019 heb ik onderzoek gedaan aan de iPhone X die onder [medeverdachte 1]
is aangetroffen en onder beslagcode HO028.04.01.002 in beslag is genomen. Op
de telefoon was de toepassing WhatsApp geïnstalleerd. Uit het aan het account gekoppelde
telefoonnummer en aan de inhoud van de berichten kon worden opgemaakt dat het account
in gebruik was bij [medeverdachte 1] . Ik zag dat [medeverdachte 1] via WhatsApp contact had
gehad met een persoon die als " [medeverdachte 6] " was opgeslagen in de contactenlijst en dat aan dat
contact het telefoonnummer [telefoonnummer 7] was gekoppeld. Uit abonneegegevens was
gebleken dat dit nummer op naam staat van [medeverdachte 6] , [adres 7] . In de
Basisregistratie Personen zag ik dat op dit adres stond ingeschreven: [medeverdachte 6]
, geboren op [geboortedatum] . Ik zag in een WhatsApp bericht van
13 november 2018 om 20.32 uur dat " [medeverdachte 6] " werd aangesproken als [medeverdachte 6] .
(p. 500)
Op 13 november 2018 werden onder meer de volgende berichten verstuurd tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] .
Tijd [medeverdachte 6] [medeverdachte 1]
(p. 501 en p. 64 van looppv)
19
uur Nood !!!
Direct
(p. 503)
Is [medeverdachte 4] nog bij jou
Nee
Die is ook
Wat ik net zeg
Die hebben ze
Mee
S
Pff
(p. 502)
Kan je langs huis
Alles weg halen
Wat niet hoort
Aub
Zoals
B heb rondje door huis gedaan
Die ging kijken
Oke
Heb alle autosleutels
Tokens
Ipad
Oké
Goed zo
(p. 500 en p. 502)
21.34
uur Maar jij bent weg. Ze hebben [medeverdachte 4] .
21.34
uur Si
21.34
uur Dus morgenochtend staan ze hier
21.34
uur Voor jou
21.34
uur Hoe dan
21.34
uur Wie zegt dat ik daar geweest ben
21.34
uur Auto?
21.34
uur Iedereen kan in die auto rijden
21.34
uur Ja
21.34
uur Is auto van de zaak
15.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 12 december 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 16] [18] :
(p. 197)
Op 13 november 2018 werd onder [medeverdachte 1] tijdens een doorzoeking op [adres 6] een iPhone mobiele telefoon inbeslaggenomen (HO028.04.01.002). Eerder was in het onderzoek gebleken dat het nummer [telefoonnummer 2] in gebruik was bij [medeverdachte 1] . Op 16 november 2018 draaide ik het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Hierop hoorde ik de beltoon van genoemd telefoontoestel met beslagcode HO028.04.01.002.
Op 27 november 2018 onderzocht ik handmatig de genoemde telefoon. Ik zag dat op de telefoon de toepassing WhatsApp was geïnstalleerd. Ik zag dat het account was gekoppeld aan het eerder genoemde telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Ik zag dat [medeverdachte 1] via WhatsApp contact had gehad met het contact " [medeverdachte 3] ". Ik zag in de berichten dat de gebruiker [medeverdachte 3] . in berichten [medeverdachte 3] werd genoemd en in een bericht als e- mailadres [e-mailadres 2] opgaf. Gezien de inhoud van de WhatsApp-berichten in samenhang bezien met in het onderzoek opgenomen telefoongesprekken en met verklaringen van verdachten veronderstel ik dat [medeverdachte 3] . de chauffeur [medeverdachte 3] is. Ik zag dat op 13 november 2018 onder meer de volgende berichten waren verstuurd tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .
Tijd [medeverdachte 3] [medeverdachte 1]
12.19
uur Ik wacht op me mail
12.23
uur Wat is jouw mail [medeverdachte 3]
(p. 198)
12.24
uur [e-mailadres 2]
12.24
uur Oke
12.25
uur Ik stuur je zo twee mails door
12.38
uur Kijk is in je mail
13.52
uur Op naar Bleiswijk
14.02
uur Rij maar richting Den Haag [medeverdachte 3]
14.06
uur Welke auto heb je bij je [medeverdachte 3] . Dat ding staat nog steeds die je had
14.35
uur Nieuwkoop is bij Bodegraven. Die kant moet je uit
Ik zag dat [medeverdachte 1] via WhatsApp contact had gehad met het contact " [medeverdachte 4] ". Ik zag dat dit contact was gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Eerder was gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik was bij [medeverdachte 4] . Ik merkte op dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] elkaar in de berichten aanspraken met " [medeverdachte 4] ". Ik zag dat op 13 november 2018 onder meer de volgende berichten waren verstuurd tussen [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 4] .
Tijd [medeverdachte 4] [medeverdachte 1]
17.41
uur [medeverdachte 4] hij gaat rijden
17.46
uur [medeverdachte 4] Hij is weer terug
Ik zag dat in het telefoontoestel dat [medeverdachte 1] via WhatsApp contact had gehad met het contact ‘ [medeverdachte 5] ’. Ik zag dat er op 13 november 2018 vanaf 18.45 uur een groot aantal berichten waren uitgewisseld tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] die betrekking lijken te hebben op het ophalen uit [plaats] van [medeverdachte 1] . De volgende berichten vielen mij hierbij op.
(p. 199)
Tijd [medeverdachte 5] [medeverdachte 1]
19.18
uur Wtf zijn jullie aan t uitsproken
19.23
uur Niks zeggen. Rij aub door.
16.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 21 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 1] [19] :
(p. 116)
Ik werk voor [bedrijf 7] te Barendrecht, als declarant. Door mijn functie heb ik deze Bill of Lading van [bedrijf 1] te Rijswijk ontvangen. Ik zorg dan dat er een transito document (T1) wordt opgemaakt.
(p. 117)
Ons bedrijf is eigenlijk een douane expediteur en we zorgen voor de douane documentatie formaliteiten. Wij regelen ook vaak het vervoer, maar dit is geen hoofdtaak. In dit geval heb ik geen vervoer geregeld omdat [bedrijf 1] dit zelf wilde regelen. Mijn contactpersoon bij dit bedrijf noem ik altijd [medeverdachte 2]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). Zijn achternaam is geen Nederlandse naam.
[bedrijf 1] is ongeveer vier maanden klant van ons en doet meestal bananen en nu deze keer avocado's. Normaal gesproken regel ik liever zelf het transport voor de containers, maar [medeverdachte 2] zei tegen mij dat ik het vervoer niet hoefde te regelen en dat hij het vervoer van deze container ( [containernummer] op de getoonde Bill of Lading) zelf zou regelen.
Ik wist niet beter dan dat de container vervoerd moest worden van Antwerpen naar het bedrijf [bedrijf 3] in Bleiswijk. [bedrijf 3] heeft opslag faciliteiten om groente en fruit gekoeld te kunnen bewaren. Het is niet gebruikelijk dat zo'n container via een andere route naar zijn bedrijf in Bleiswijk wordt vervoerd. Dat mag ook helemaal niet, want er zit op de container een douanezegel.
Ik heb nu nog voor de genoemde container een transito document (T1 formulier) openstaan. Op het moment dat de vrachtwagen bij [bedrijf 3] aankomt, krijgen wij het T1 formulier weer terug en dan weten wij dat de vrachtwagen is aangekomen op de bestemde plaats.
(p. 118)
Vervolgens melden wij dit T1 nummer aan de douane en vragen daarmee toestemming voor [bedrijf 3] om het zegel te verbreken en te lossen. De douane kan dan beslissen om zelf het zegel te verbreken voor controle van de lading of geven toestemming via ons aan [bedrijf 3] om het zegel te verbreken en te lossen. De procedure is nu nog niet af, want officieel is het transport nog niet aangekomen op de plaats van lossing.
17.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 23 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 2] [20] :
(p. 120)
Ik ben administratief medewerker bij [bedrijf 3] . Wij doen op- en overslag van groenten en fruit.
(p. 121)
Als er bij ons geen opslagruimte is voor containers dan hebben we contact met derden waar we kunnen uitbesteden. Wij hebben geen opslag in Nieuwkoop .
(p. 122)
Uit onze administratie blijkt over de container [containernummer] dat [bedrijf 10] aan [bedrijf 3] de opdracht heeft gegeven om deze container in opslag te nemen.
Wat betreft de afhandeling van deze container kan ik u zeggen dat normaal gesproken de chauffeur zich bij ons meldt met het T1 document. Dan vragen wij toestemming om te lossen. Normaal gesproken wordt die toestemming direct verleend. Soms gaat hij op rood en komt de douane bij ons de container controleren.
Van de douanezegels blijven wij altijd af als de douane komt controleren. Als de douane toestemming geeft mogen de [verbalisant 3] uiteraard worden verbroken.
Op 13 november 2018 waren wij niet vol. Wij hebben tegen niemand hoeven zeggen dat wij vol zaten.
18.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 26 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) [21] :
(p. 325)
Sinds 3 januari 2018 heb ik mijn onderneming [bedrijf 1] Dit bedrijf houdt zich bezig met de handel in met name exotisch fruit.
(p. 326)
Administratie is altijd heel belangrijk en in Colombia gaat dat niet altijd even goed. In het begin liet ik het transport door de declarant regelen, maar dit was best duur. Bij [bedrijf 3] kreeg ik van een bezoeker een kaartje van [bedrijf 4] . Dat was in augustus/september van dit jaar. (p. 327)
Over de containers die ik zou importeren kan ik het volgende verklaren. Het waren er zes in totaal. Twee containers met bananen en vier containers met avocado's. De avocado's kwamen van een andere leverancier dan de bananen. Ik heb de lading van deze containers ongeveer 1,5 maand geleden besteld. De avocado’s heb ik bij [bedrijf 9] besteld. De avocado's zijn op 25 oktober op de boot gegaan. De zes containers zouden allemaal door [bedrijf 4] opgehaald worden. Bij [bedrijf 4] had ik contact met [medeverdachte 1] . Ik heb hiervoor één keer eerder samengewerkt met [medeverdachte 1] . Dat was in september.
Ik heb telefonisch en per mail contact met [medeverdachte 1] . Niet via WhatsApp. Ik kom met mijn eigen telefoon in contact met hem. Ik heb maar één telefoon. Ik heb een à twee dagen voor aankomst van de containers met [medeverdachte 1] gebeld en hem verteld dat er zes containers aan kwamen.
(p. 328)
Ik heb mondeling gesproken met [medeverdachte 1] dat hij mijn transporteur zou zijn als ik iets binnen zou krijgen. Ik heb over dit transport op 8 november gemaild met [medeverdachte 1] . De twee containers moesten naar [bedrijf 3] in Bleiswijk toe. Dat staat ook op de T1.
Mij wordt voorgehouden dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat ik tijdens de rit van Antwerpen naar Bleiswijk gebeld zou hebben dat het vol was bij Van Duijn en dat de container naar Nieuwkoop moest. Daar klopt helemaal niks van.
(p. 329)
Ik heb [bedrijf 4] BV geen opdracht gegeven om de container te lossen bij een loods in Nieuwkoop .
19.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 16 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 9] ( [medeverdachte 9] ) [22] :
(p. 231)
Op de dag van mijn aanhouding ben ik met [medeverdachte 8]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 8] )daar naar toe gegaan in een Bo-rent busje. We hebben 's ochtends in Delft afgesproken en zijn toen richting Nieuwkoop gereden. Bij de loods aan de [adres 1] hebben we in de buurt van de loods gewacht, omdat de container nog onderweg was ofzo. Wij hebben daar een uurtje gewacht.
(p. 232)
In de loods was ik met [medeverdachte 8] en die oude man
(het hof begrijpt: [verdachte] ). Die oude man is lang, fors, had een sikje en grijs haar. Hij is volgens mij de eigenaar van dat pand. [medeverdachte 8] en ik hebben in de container gekeken.
(p. 233)
Ik droeg handschoenen. De inbeslaggenomen telefoon van het merk BQ is niet van mij. U vertelt mij dat het een PGP telefoon is waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd. Ik kan niet zeggen waarom ik in het bezit was van een PGP telefoon en hoe ik daar aan kom.
20.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4] ( [medeverdachte 4] ) [23] :
(p. 238)
Ik zat bij [medeverdachte 1] in de auto, een donkerkleurige VW Golf. Ik ken [medeverdachte 1] al een aantal jaren. Ik ben gisteren
(het hof begrijpt: 13 november 2018)naar het huis van [medeverdachte 1] gegaan. [medeverdachte 1] is een oud collega, kennis en we hebben regelmatig contact met elkaar, ongeveer een keer per maand.
Ik hoorde [medeverdachte 1] bellen, volgens mij was dat met chauffeurs. Toen ik bij [medeverdachte 1] in de auto zat, hoorde ik dat hij aan de chauffeurs vroeg, hoe laat ben je daar en daar.
We zijn naar Nieuwkoop gereden.
(p. 239)
Wij gingen vervolgens met die VW Golf naar een restaurant. Ik zag dat [medeverdachte 1] parkeerde en uitstapte om de chauffeur te halen. Voordat [medeverdachte 1] uitstapte gaf hij mij een pak met geld. Ik zag dat [medeverdachte 1] dit uit zijn linker jaszak pakte. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] aan mij vroeg "doe dit in je jaszak, want jij hebt een rits." Ik heb het aangepakt en in mijn zak gedaan.
Ik ben in de auto gebleven. De chauffeur is ingestapt en zat achterin. [medeverdachte 1] reed over de Provinciale weg naar een parkeerplaats met een benzine station. [medeverdachte 1] vroeg mij of ik daar wilde uitstappen. Ik moest daar op [medeverdachte 1] wachten. Ik ben uitgestapt. Ik zag een Mercedes bij het benzinestation staan. [medeverdachte 1] zei tegen mij dat op het moment dat die Mercedes zou gaan rijden, ik hem een appje moest sturen. [medeverdachte 1] zei dat die Mercedes bij dat bedrijf hoorde. Ik heb ongeveer 20 minuten bij die benzinepomp buiten gestaan. Toen de Mercedes ging rijden heb ik [medeverdachte 1] een appje gestuurd met "hij gaat rijden". Voordat ik dat appje stuurde had [medeverdachte 1] mij gebeld om te vragen hoe het met mij ging. Toen de Mercedes terug kwam bij de parkeerplaats van het benzinestation heb ik uit mezelf een tweede bericht naar [medeverdachte 1] gestuurd. Vervolgens is [medeverdachte 1] terug gekomen en heeft mij opgehaald. Ik zag dat [medeverdachte 1] weer naar de Provinciale weg reed en dat hij iedere keer in zijn binnenspiegel keek. Ik zag dat [medeverdachte 1] de auto ergens parkeerde en hoorde hem tegen mij zeggen "uitstappen". Ik zag dat [medeverdachte 1] ook uitstapte. We liepen naast elkaar en toen hoorde ik [medeverdachte 1] zeggen "rennen". Ik zag dat er een of twee politievoertuigen stonden. Ik hoorde een politieagent in politiekleding tegen mij zeggen “politie, op je knieën en blijven”. Ik zag dat [medeverdachte 1] wegrende.
21.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 16 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4] ( [medeverdachte 4] ) [24] :
(p. 243)
Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] is van mij. De inbeslaggenomen blauwe iPhone 8 is van
mij.
Mij wordt voorgehouden een gesprek van 13 november 2018 om 17.38 uur waarin ik zeg "dat hij mij niet ziet". U vraagt mij wat ik daarmee bedoel. Ik denk dat [medeverdachte 1] mij dat vroeg. Als wij elkaar appen gebruiken we [medeverdachte 4] . We noemen elkaar [medeverdachte 4] of [medeverdachte 4] vanaf dat we elkaar hebben leren kennen.
22.
Het proces-verbaal van inverzekeringstelling, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) [25] :
(p.260-261)
Ik werk voor [bedrijf 4] uit Den Haag vanaf 1 november 2018. [medeverdachte 1] heeft mij
gezegd de container in Antwerpen op te halen. De container moest eigenlijk naar Bleiswijk, maar onderweg kreeg ik een telefoontje van [medeverdachte 1] dat de container voor inspectie naar Nieuwkoop moest. Daar ben ik aangehouden.
Ik heb [medeverdachte 1] wel in de buurt gezien van de locatie waar ik ben aangehouden, maar niet op het terrein waar de container werd gelost.
23.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) [26] :
(p. 263)
Ik werk bij [bedrijf 4] per 1 november. Mijn mobiele telefoonnummer is [telefoonnummer 4] .
Ik heb de vrachtwagen gepakt en ben daarmee naar Antwerpen gereden om een container te gaan halen. Dat heb ik moeten doen van [medeverdachte 1] , van [bedrijf 4] .
(p. 264)
Via mijn telefoon heb ik documenten binnengekregen en de pincode.
De container is vrijgegeven. Toen heb ik de container gepakt. Ik had een containerchassis bij mij. Ik ben daarmee gaan rijden.
Op het document stond dat ik naar Bleiswijk moest, maar ik werd onderweg gebeld door [medeverdachte 1] dat ik naar Nieuwkoop moest, voor inspectie van de lading. Ik kwam daar ’s middags aan bij dat bedrijf. Daar kwam een oudere man naar buiten met grijs haar en een bril, die mij zei dat hij nog niet gereed was. Ik moest later terugkomen.
(p. 265)
Toen ben ik in het volgende dorp iets gaan eten. Daarna werd ik gebeld door [medeverdachte 1] . Die kwam daar ook heen. Hij zei dat hij het bedrijf met zijn eigen ogen wilde zien. [medeverdachte 1] kwam met een zwarte Golf. Er zat een gozer bij, maar die kende ik niet. Ik kreeg, nadat [medeverdachte 1] weer weg was, een appje van hem dat ik moest gaan lossen. [medeverdachte 1] heeft niet in de vrachtwagen gekeken. De container was verzegeld. Na het appje ben ik terug naar de locatie gereden, [adres 1] . Toen ik weer bij dat bedrijf kwam, kwam er een man aan, volgens mij weer diezelfde man met die bril en baard en zei dat ik achteruit de loods moest inrijden. Ik ben achteruit de loods in gereden, voor de helft. Ik ben naar buiten gelopen om een sigaret te roken.
(p. 266)
Ik heb tien minuten gestaan en toen kwam de politie.
24.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 21 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) [27] :
(p. 268)
Ik heb via WhatsApp het containernummer en de pincode gekregen van [medeverdachte 1] . Ik
heb hem ook via de e-mail gehad.
Er was die dag sprake van twee containers. Ik wist dat de [containernummer] als eerste gehaald moest worden door [medeverdachte 1] . Ik heb alleen voor die ene container aan de balie gestaan en niet voor die andere.
Ik stond in het café. [medeverdachte 1] is daar binnengekomen. Ik heb afgerekend en toen zijn we naar de auto gelopen. Ik ben bij hem ingestapt. We zijn naar dat industrieterrein bij die loods gereden. Daarna heeft [medeverdachte 1] mij weer terug afgezet bij die vrachtwagen. [medeverdachte 1] wilde de locatie zien daar.
In de auto heeft [medeverdachte 1] een paar keer gebeld. Dat waren korte gesprekjes van "waar zit je?", "hoe loopt het?".
(p. 269)
Het is juist dat om 18.11 uur een rood Mercedes busje van Bo-Rent bij de loods kwam. Een gozer, de passagier, stapte uit en zei "Je moet hier wezen", zoiets. Ik heb de vrachtwagen achteruit dat terrein op gereden. Ik moest mijn luchtvering laten zakken. Ik ben nog naar achteren gelopen. Ze kregen die deuren niet open. Dat hebben ze toen met een slijptol gedaan.
In de loods is mij niet gevraagd naar de vrachtbrieven. Voor deze vracht was een T1 document nodig.
25.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van de verdachte [28] :
(p. 274)
Het is via ene [medeverdachte 10]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 10] )gegaan die ik een jaar geleden
(het hof begrijpt: in 2017)heb ontmoet. [medeverdachte 10] zei dat hij aan im- en export deed en partijhandel. Ik zei dat wij dat ook deden. Ik ben twee keer bij hem geweest. Daar hebben we gesprekken gehad over de partijen handel die hij had. Toen kwamen allerlei louche figuren binnen en ik twijfelde toen aan zijn bedrijf.
Vorige week staat hij bij mij aan de zaak en zegt dat hij een klant heeft die opslag zoekt. Hij geeft aan dat het om cassaves gaat. De cassaves zouden met een container komen en die moest dezelfde dag terug naar een rederij in Antwerpen. Hij vroeg of ik het even wilde opslaan en dan zou er na maximaal twee dagen een vrachtwagen met een koeltrailer komen om de cassaves op te halen.
Vrijdag
(het hof begrijpt: 9 november 2018)kwam de zoon van [medeverdachte 10] dit vertellen en het zou dinsdag
(het hof begrijpt: 13 november 2018)worden geleverd bij mijn bedrijf. Gisterenmiddag kwam de vrachtwagen met een container bij mijn bedrijf. Ik heb de chauffeur weggestuurd.
Toen de vrachtwagen daar stond, waren de zoon van [medeverdachte 10] en een andere jongen aanwezig. Dit was een Marokkaanse of Turkse jongen. Zij zouden helpen lossen. Die twee jongens kwamen rond 17.00-18.00 uur aan mijn zaak. Rond 18.00 uur rijdt de container het terrein op. De zoon van [medeverdachte 10] en die andere jongen trokken de deur van de container open. Zij gingen met een pompwagen de trailer in. Ik zag twee pallets. Ik rij er met de heftruck twee pallets uit. De zoon van [medeverdachte 10] zag ik hierna uit de trailer springen. Hij deed de deuren dicht. De chauffeur stond buiten te roken en toen kwam het politiegeweld binnen. Die twee jongens namens als een debiel de benen.
(p. 275)
De zoon van [medeverdachte 10] en die Marokkaans/Turkse jongen zijn met een rode combo van Bo-Rent gekomen.
(p. 276)
[medeverdachte 10] was afgelopen donderdag met zijn zoon en met die Turks/Marokkaanse jongen bij mij op de zaak. Ze zijn een half uur tot een uur op de zaak geweest. [medeverdachte 10] zei dus dat hij voor een klant van hem opslag zocht. [medeverdachte 10] was het meest aan het woord. Die donderdag kwamen ze met datzelfde Bo-Rent autootje langs. Vrijdag kwam de zoon samen met die jongen bij mij aan de zaak om te vertellen dat het dinsdag gelost zou worden. Ze kwamen toen weer met dat Bo-Rent autootje.
26.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 17 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van de verdachte [29] :
(p. 281)
Ik rijd in een Mercedes met kenteken [kenteken 7] .
27.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 26 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 8] ( [medeverdachte 8] ) [30] :
(p. 291)
Ik was op 13 november 2018 in een loods aan [adres 1] . Ik was daar met de eigenaar van het bedrijf. Het was een oude man, met witte en grijze beharing. We waren met z’n drieën. De andere persoon ken ik als [medeverdachte 9] . Hij reed mij daarheen omdat ik geen rijbewijs heb. We zijn in de ochtend vanuit Delft met de Mercedes Citan van Bo-Rent gekomen. Ik ben een of twee keer eerder bij die loods geweest.
(p. 292)
Ik ben daar eerder geweest voor die container.
We waren met zijn drieën bij het openen van de container, ikzelf, [medeverdachte 9] en de eigenaar van het pand. De vrachtwagenchauffeur was daar ook bij. Mij werd van te voren verteld dat ik een klein busje moest huren.
(p. 293)
Ik ben in de container geweest en trof daar fruit of groente aan. Ik ben uit de container gegaan, de deuren zijn dichtgedaan en toen kwamen jullie. Naast mij is alleen die [medeverdachte 9] in de container geweest. Ik heb inderdaad mijn telefoon gepakt om iemand te bellen. Ik herken mijzelf op de camerabeelden.
(p. 294)
Het voertuig van Bo-Rent met kenteken [kenteken 8] was voor een dag gehuurd. De bij mij aangetroffen BQ telefoon, type Aquaris X heb ik sinds een paar dagen in gebruik.
28.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 15 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 8] ( [medeverdachte 8] ) [31] :
(p. 299)
In de ochtend van de aanhouding heb ik het busje voor 1 dag gehuurd bij Bo-Rent.
[medeverdachte 9] is de medeverdachte [medeverdachte 9] . Rond het middaguur ben ik met [medeverdachte 9] wat gaan eten.
(p. 300)
Daarna zijn we naar Nieuwkoop gereden, omdat ik een WhatsApp berichtje had gekregen dat de container er bijna zou zijn. Rond 14.00 uur waren we op [adres 1] . De container was er toen niet en vervolgens zijn [medeverdachte 9] en ik weer teruggereden naar Delft. Daar hebben we gewacht op het volgende bericht dat de container er zou zijn. Dat WhatsApp berichtje heb ik gekregen en vervolgens zijn we weer teruggereden naar Nieuwkoop . Toen we daar arriveerden was de container er al. Ik zag dat de chauffeur in zijn vrachtwagen zat. Ik heb hem gevraagd of hij bij deze loods moest zijn.
Toen we de eerste keer arriveerden hebben we gesproken met de eigenaar van de loods. Ik heb gelezen dat hij [verdachte] heet.
29.
Het proces-verbaal van inverzekeringstelling, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) [32] :
(p. 302)
Ik ben eigenaar van [bedrijf 4] . Gisteren had ik de opdracht van [bedrijf 1] Import uit Den Haag om twee containers vanuit de haven van Antwerpen te vervoeren naar [bedrijf 3] in Bleiswijk.
(p. 303)
Ik heb mijn chauffeur [medeverdachte 3] de opdracht gegeven naar Nieuwkoop te gaan. Ik ben daar ook even langs geweest. Ik was samen met [medeverdachte 4] .
30.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) [33] :
(p. 304)
Mijn vriendin is [medeverdachte 5] .
(p. 305)
[medeverdachte 3]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 3] )werkt sinds kort bij mij.
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 2] . Ik heb een iPhone. Ik rij in een VW Golf.
Ik heb ongeveer een maand geleden een opdracht gekregen van een bedrijf genaamd [bedrijf 1] . Vrijdag heb ik een opdracht gekregen voor de twee containers. Dit was voor transport van Antwerpen naar Bleiswijk. Ik heb daar toen [medeverdachte 3] als chauffeur
heen gestuurd. Ze waren alle twee bestemd voor [bedrijf 3] . Ik was met [medeverdachte 4]
de hele dag samen. Ik ben met [medeverdachte 4] naar Nieuwkoop gereden. Daar hebben we [medeverdachte 3] ontmoet. Die was aan het eten in een kroeg daar om de hoek.
Ik ben opgehaald door mijn vriendin. Die heeft me naar Zeewolde gebracht. Daar is toen de politie aan de deur gekomen.
(p. 306)
Mijn mailadres is [e-mailadres 1] .
[medeverdachte 5] is mij komen halen met een Audi Q5.
31.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 26 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) [34] :
(p. 307)
Mij wordt voorgehouden dat ik in een telefoongesprek van 16.10 uur aan [medeverdachte 3] vraag of er auto’s staan bij hem in de buurt. Mij wordt gevraagd waarom ik dit wilde weten.
Of hij bij het juiste bedrijf staat. En hij zag niemand. Dus ik wilde weten of er mensen waren bij dat bedrijf.
32.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 12 december 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 16] [35] :
(p. 205)
Op 11 december 2018 bekeek ik in de telefoon van [medeverdachte 1] (beslagcode HO028.04.01.002) de belgeschiedenis. Uit de belgeschiedenis bleek mij niet dat er met dit telefoontoestel andere telefoongesprekken waren gevoerd in het tijdsbestek tussen 12.10 uur en 14.09 uur dan de gesprekken die al eerder bekend waren geworden in het onderzoek door middel van het opnemen van telecommunicatie ex art. 126m Sv. Uit de opgenomen telefoongesprekken is niet gebleken dat [medeverdachte 2] een opdracht heeft gegeven om de container naar Nieuwkoop te vervoeren in plaats van naar Bleiswijk.
33.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 4 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 17] [36] :
(p. 383)
Op 26 november 2018 is onder [medeverdachte 2] een GSM iPhone 7 in beslag genomen (beslagcode: YILDC94.01.001). Op 4 december 2018 heb ik een onderzoek ingesteld naar de gegevens van de iPhone.
(p. 384)
In de iPhone heb ik contacten gevonden die overeenkomen met medeverdachten en
betrokkenen in het onderzoek 26Orland, te weten het bedrijf [bedrijf 10] , [getuige 1] van het bedrijf [bedrijf 7] , het bedrijf [bedrijf 3] in Bleiswijk en [medeverdachte 1] . In de communicatieapp WhatsApp zijn er geen gesprekken te zien tussen [medeverdachte 2] , de betrokken bedrijven en [medeverdachte 1] .
34.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 17 september 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 18] [37] :
(p. 522)
Op 9 september 2019 vond een doorzoeking plaats in een loods aan [adres 2] . Hierbij werd onder andere een Nokia gsm, model TA-1047 aangetroffen en in beslaggenomen. Op 12 september 2019 heb ik een onderzoek ingesteld in de uitgelezen gegevens van de Nokia GSM. Ik zag dat er in de telefoon (onder meer) de volgende contacten waren opgeslagen:
[medeverdachte 10] : [telefoonnummer 8]
[medeverdachte 11] : [telefoonnummer 9]
(p. 523)
In de rubriek oproeplogboek zag ik de volgende ontvangen gesprekken.
Op 2 september 2019 om 11.54 uur een ontvangen gesprek van 40 seconden van het contact [medeverdachte 10] .
Op 2 september 2019 om 11.55 uur een ontvangen gesprek van 41 seconden van het contact
[medeverdachte 10] .
In de rubriek berichten zag ik de volgende berichten.
(p. 524)
* Naar contact [medeverdachte 10]
4-9-2019
10.31
uur
Uitgaand
Bericht: Goede morgen kerel heb nix meer gehoord van je gr
* Van contact [medeverdachte 10]
4-9-2019
11.41
uur
Inkomend
Bericht: Ik zou ook niet weeten wie je ben je staat niet met nummer in me telefoon gr
* Naar contact [medeverdachte 10]
4-9-2019
11.59
uur
Uitgaand
Bericht: Vorig jaar november waar ik en je zoon bij betrokken waren ... Gaat er nu wat rinkelen?
* Naar contact [medeverdachte 10]
5-9-2019
9.58
uur
Uitgaand
Bericht: [medeverdachte 10] ik wil het op een normale manier met je oplossen heb nog 260 k tegoed van je kom met een voorstel en betaal alvast wat want dan komen wij er wel uit samen Gr
In de WhatsApp zag ik de volgende chats.
(p. 525)
* Met [medeverdachte 11]
2-9-2019
9.34
uur
Uitgaand
Bericht: Goede morgen Zou jij aan je vader willen vragen of hij mij even kan bellen op dit nr ik ben een vriend maar ben zijn tel nr kwijt Gr [verdachte]
* Met [medeverdachte 11]
2-9-2019
9.34
uur
Inkomend
Wat leuk dat je contact opneemt met [bedrijf 11] ! Laat ons weten hoe we je kunnen helpen.
* Met [medeverdachte 11]
2-9-2019
9.34
uur
Inkomend
Yess ga ik doen
* Met [medeverdachte 11]
2-9-2019
9.36
uur
Uitgaand
Bedankt
(p. 526)
Het onderhavige nummer van de Nokia gsm is om 12.23 uur op 18 juli 2019 geactiveerd en in de lucht gegaan. In de berichten is te lezen dat de verzender en gebruiker
van de Nokia zichzelf [verdachte] noemt. Uit eerder onderzoek is gebleken dat [verdachte]
zichzelf [verdachte] noemt.
In de Whatsapp chat van 2 september 2019 met contact [medeverdachte 11] vraagt [verdachte] of zij aan haar vader wil vragen of hij [verdachte] even kan bellen op dit telefoonnummer omdat [verdachte] zijn telefoonnummer kwijt is. Op de internetsite van [bedrijf 11] staat dat [medeverdachte 11] de eigenaar is van de beautysalon. Kijkende in de politiesystemen komt naar voren dat [medeverdachte 11] de dochter is van [medeverdachte 10] .
(p.527)
Verder is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 8] van contact [medeverdachte 10] gekoppeld is aan [medeverdachte 10] . Op 4, 5 en 6 september 2019 wisselt [verdachte] een aantal berichten met contact [medeverdachte 10] . Ambtshalve is mij bekend dat met k wordt bedoeld 1.000 euro en dat betekent dus dat 260k staat voor 260.000 euro.
35.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 31 oktober 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 10] ( [medeverdachte 10] ) [38] :
(p. 537)
Het klopt dat mijn nummer [telefoonnummer 8] is. Er is iemand die contact heeft gezocht met mijn dochter [medeverdachte 11] . In het bericht stond dat die persoon een vriend was van haar vader en of haar vader contact met hem kon zoeken. Er stond ook een telefoonnummer. Mijn dochter belde mij op de zaak. Ik heb vervolgens het nummer van mijn dochter gekregen. Ik heb toen dat nummer gebeld en toen kreeg ik [verdachte] aan de lijn. Hij is mij vervolgens die berichtjes gaan sms'en.
36.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 5 juli 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij de inhoud voor van sms-berichten van 4 en 5 september 2019 die zijn verzonden naar [medeverdachte 10] , waaronder het bericht met de tekst:
“ [medeverdachte 10] ik wil het op een normale manier met je oplossen heb nog 260 k tegoed van je kom met een voorstel en betaal alvast wat want dan komen wij er wel uit samen Gr.”
Na een jaar had ik nog niets gehoord van [medeverdachte 10] . Toen heb ik hem ge-sms’t, hem gevraagd hoe we het zouden gaan oplossen en hem dat bedrag van € 260.000,-- genoemd.
Bewijsoverwegingen
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep primair bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bij gebrek aan bewijs, om de redenen zoals vermeld in de pleitnota. Aangevoerd is dat de verdachte zich op het standpunt stelt dat hij geen enkele wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van verdovende middelen in de zeecontainer. Uit het dossier vloeien onvoldoende aanknopingspunten voort waaruit die wetenschap blijkt. De feitelijke handelingen die aan de verdachte kunnen worden toegeschreven zijn onvoldoende om aan te kunnen nemen dat hij actief betrokken was bij de invoer van verdovende middelen en dat hij wetenschap heeft gehad van de in België in beslag genomen hoeveelheid.
De verdachte had tijdens het maken van de afspraak met [medeverdachte 10] geen enkele reden om te twijfelen aan diens intenties of de inhoud van de container. De verdachte kende [medeverdachte 10] al enige tijd en de afspraken werden op een in die wereld gebruikelijke wijze gemaakt. Met “louche types” heeft de verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie bouwvakkers bedoeld. Hij heeft daarmee niet willen zeggen dat hij dacht dat het bedrijf van [medeverdachte 8] zich zou inlaten met criminele activiteiten. Ook het feit dat het volgens de verdachte een lading cassaves betrof, hetgeen bederfelijk is, maakt niet dat hij had moeten twijfelen aan de opdracht van [medeverdachte 8] . Hetzelfde geldt voor de periode tussen het maken van de afspraak en het vervoer. Uit het politieonderzoek blijkt niet dat de verdachte toen telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachten of dat hij in het bezit was van een PGP-telefoon, in tegenstelling tot andere verdachten in dit onderzoek.
Dat de verdachte op 13 november 2018 de chauffeur [medeverdachte 3] wegstuurde toen hij voor de eerste keer met de container bij de loods aankwam, had er mee te maken dat de accu van de heftruck leeg was. Hetgeen de chauffeur hierover bij de politie heeft verklaard - wat afwijkt van het getapte telefoongesprek met [medeverdachte 1] - sluit aan bij de verklaring van de verdachte, die steeds consistent heeft verklaard. Volgens de raadsvrouw is het wegsturen van de container een contra-indicatie voor de veronderstelde wetenschap van de inhoud van de container, omdat iemand niet het risico zou willen lopen een dergelijke lading mis te lopen door de chauffeur weg te sturen.
Wat betreft de camerabeelden is aangevoerd dat daarop geen afwijkend gedrag van de verdachte te zien is. Op het moment dat er bij de medeverdachten onrust ontstaat blijft de verdachte rustig. Het feit dat de verdachte zich niet druk lijkt te maken over het achterblijven van zijn pompwagen in de container is te verklaren omdat hij dit mogelijk niet door heeft gehad. Wat betreft het achterblijven van twee pallets heeft de verdachte verklaard dat hij geen enkel belang had bij de lading en dat [medeverdachte 8] gezegd heeft dat de lading rot was en dat de chauffeur daarom kon wegrijden. Dat de verdachte even later is weggesneld komt puur door de schrik en chaos van het moment. Hij heeft zich laten meeslepen door de onrust die zijn medeverdachten op dat moment hebben gecreëerd.
Wat betreft het SMS-bericht dat de verdachte in september 2019 naar [medeverdachte 10] heeft gestuurd, heeft de verdachte verklaard dat dat niet alleen ging om de € 1.000,-- die hij nog zou krijgen maar met name om een vergoeding voor alle schade die hij en zijn bedrijf door toedoen van die [medeverdachte 8] hebben geleden, onder meer ten gevolge van gezichtsverlies. Ook dit SMS-bericht is geen aanwijzing dat sprake is van enige betrokkenheid bij of wetenschap omtrent de partij verdovende middelen.
Gezien het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet dient de verdachte van de gehele tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de bovenvermelde bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, stelt het hof het navolgende vast.
De verdachte, [verdachte] , beschikt over een loods die is gelegen aan de [adres 1] / [adres 2] . In het jaar 2017 heeft de verdachte [medeverdachte 10] ontmoet, de vader van [medeverdachte 8] . [verdachte] is na die ontmoeting twee keer op het bedrijf van [medeverdachte 10] geweest en is daar volgens zijn verklaring bij de politie d.d. 14 november 2018 “allerlei louche figuren” tegengekomen, zodat hij “toen twijfelde” aan de aard van dat bedrijf.
In de week vóór 14 november 2018 is [medeverdachte 10] naar het bedrijf van [verdachte] gekomen. [medeverdachte 10] zou volgens [verdachte] toen hebben gevraagd of hij een container cassaves op wilde slaan. Deze cassaves zouden maximaal twee dagen later door een koeltrailer worden opgehaald. [verdachte] is hiermee akkoord gegaan.
Op 9 november 2018 is [medeverdachte 8] in de loods van [verdachte] geweest. [medeverdachte 8] vertelde aan [verdachte] dat de container op 13 november 2018 zou arriveren.
Uit de observatie door de politie blijkt dat de chauffeur [medeverdachte 3] op 13 november 2018 om 16.04 uur arriveert bij de loods van [verdachte] met een vrachtwagencombinatie met daarop de container met nummer [containernummer] . Die container was volgens de Bill of Lading geladen met avocado’s en afkomstig uit Colombia. Op 9 november 2018 is door de Belgische autoriteiten 1.136,6 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslaggenomen. Na afstemming tussen de Nederlandse en Belgische opsporingsautoriteiten is in de container een representatief monster van 110 gram cocaïne teruggeplaatst en is de container vervolgens vrijgegeven voor verder transport.
Op 13 november 2018 stuurt [verdachte] [medeverdachte 3] omstreeks 16.04 uur weg en zegt dat hij later terug moet komen. In een telefoongesprek om 16.08 uur zegt [medeverdachte 3] tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] dat hem door “de vent met de baard” - de verdachte [verdachte] - is verteld dat hij nog maar een rondje moest rijden omdat hij nog geen bericht had gehad. Omstreeks 16.12 uur rijdt de vrachtwagencombinatie met container weer weg. Later die dag om 17.53 uur arriveert [medeverdachte 3] met diezelfde vrachtwagencombinatie opnieuw bij de loods van [verdachte] te [plaats] . Om 18.11 uur staat een Mercedes Citan met opschrift Bo-Rent bij de container. [medeverdachte 8] stapt uit en schudt de hand van [medeverdachte 3] . Om 18.17 uur wordt de combinatie door [medeverdachte 3] achteruit de loods van [verdachte] binnengereden.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat [verdachte] om 18.24 uur een vorkheftruck bedient en uit de betreffende container twee pallets (met avocado’s) haalt die hij plaatst in de loods. [verdachte] draagt daarbij handschoenen. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] tillen daarna een pompwagen vanuit de loods in de container en zij betreden daarna zelf ook de container. Ook zij dragen handschoenen. Om 18.25 uur worden vanuit de container avocado’s de loods ingegooid en om 18.26 uur springen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] uit de container. Op dat moment lopen zij heen en weer, zijn ze bezig met hun mobiele telefoon en sluiten vervolgens de deuren van de container. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] droegen tijdens hun handelingen bij de container op enig moment geen of slechts een handschoen(en), maar bij het sluiten van de deuren hebben zij weer handschoenen aan beide handen. De pompwagen van [verdachte] is op het moment dat de deuren worden gesloten nog in de container en de twee pallets met avocado’s staan nog in de loods. [medeverdachte 8] en [verdachte] kijken elkaar vervolgens aan, zeggen kennelijk iets tegen elkaar, waarna zij met de hand/vinger bewegingen maken, lijkende alsof bedoeld wordt dat de vrachtwagencombinatie met container de loods dient te verlaten. Om 18.27 uur loopt [verdachte] langs de container, in de richting van de voorzijde van de vrachtwagen, maar komt vervolgens terug gelopen en loopt dan de andere kant op. 17 seconden later komt een arrestatieteam van de politie binnen. [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 3] worden aangehouden. Later die avond is de medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden.
In de container met nummer [containernummer] , die zich bevond in de loods van de verdachte te Nieuwkoop , is door de Nederlandse politie 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne aangetroffen.
Vrijspraak van (verlengde) invoer van harddrugs
Volgens vaste jurisprudentie kunnen handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer strekken tot de invoer of het verdere vervoer en afleveren van die verdovende middelen. Zoals uit het bovenstaande blijkt, hebben de aan de verdachte [verdachte] verweten handelingen plaats gevonden na de inbeslagname van het merendeel van de in de zeecontainer aangetroffen cocaïne. Het hof is gelet hierop van oordeel dat de verdachte zowel ten aanzien van het onder 1 als het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken voor zover het de door de Belgische politie op 9 november 2018 inbeslaggenomen hoeveelheid van 1.136,6 kilogram cocaïne betreft. Daarnaast acht het hof niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) invoer van de door de Belgische autoriteiten in de container teruggeplaatste hoeveelheid van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne. De bewijsmiddelen schieten tekort om een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht te kunnen aannemen van [verdachte] terzake die invoer. Ook wat betreft die invoer zal de verdachte worden vrijgesproken.
Wel acht het hof bewezen dat de verdachte [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne en aan het voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet met betrekking tot een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs
Voor de vraag of de verdachte [verdachte] opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet, is niet doorslaggevend aan wie die verdovende middelen toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. De verdovende middelen zullen zich wel in de machtssfeer van de verdachte moeten bevinden. Daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
De verdachte [verdachte] heeft volgens zijn verklaring bij de politie, ondanks zijn twijfels aan de bedrijfsactiviteiten van [medeverdachte 10] , van deze persoon de opdracht aangenomen om een container met “cassaves” op te slaan, terwijl hij in zijn loods niet de beschikking had over een koelcel. De stelling van [verdachte] dat de cassaves gelet op de tijd van het jaar (november 2018) niet per se in een koelcel opgeslagen moesten worden, rijmt niet met het feit dat aan hem door [medeverdachte 10] was verteld dat de cassaves maximaal twee dagen later door een koeltrailer opgehaald zouden worden.
Daarbij komt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de loods van de verdachte te Nieuwkoop een essentiële locatie was in het vervoerstraject van de verdovende middelen. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft immers zijn chauffeur de opdracht gegeven om de container, in afwijking van het oorspronkelijke afleveradres ervan in Bleiswijk, te vervoeren naar deze locatie. Opvallend is dat [verdachte] , toen de vrachtwagenchauffeur [medeverdachte 3] met de container bij de loods aankwam, hem aanvankelijk heeft weggestuurd met de mededeling dat hij nog maar een rondje moest rijden omdat hij, [verdachte] , nog geen bericht had gehad. Gelet op de tap van het telefoongesprek dat tussen de chauffeur en [medeverdachte 1] omstreeks 16.10 uur over de uitlatingen van [verdachte] is gevoerd, hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij [medeverdachte 3] wegstuurde omdat de heftruck nog moest worden opgeladen. De suggestie van de raadsvrouw dat iemand een container met een grote hoeveelheid drugs niet zou wegsturen gelet op het risico van verlies van de partij overtuigt het hof niet. Juist het lang in iemands bedrijf aanwezig hebben van verdovende middelen brengt een risico met zich. De verdachte zal er daarom juist belang bij hebben gehad die tijd zo kort mogelijk te houden. De verdachte wilde kennelijk eerst een bericht ontvangen voordat de container in de loods zou worden geplaatst.
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] leidt het hof af dat in aanwezigheid van de verdachte de container met behulp van een slijptol is geopend en dus het douanezegel op die wijze is verwijderd. Het geluid van de slijptol kan de verdachte niet zijn ontgaan.
Voorts betrekt het hof, evenals de rechtbank, de bevindingen van de politie ten aanzien van de in de loods opgenomen camerabeelden bij zijn oordeel. Daarop is te zien dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] , terwijl men nog bezig is de container uit te laden, ineens uit de container springen. [medeverdachte 8] is dan bezig met zijn mobiele telefoon en is vervolgens aan het bellen. Daarna sluiten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] de deuren van de container, zegt [medeverdachte 8] iets tegen [verdachte] en gebaren beiden dat de vrachtwagen moet wegrijden. Dan loopt [verdachte] in de richting van de chauffeur, kennelijk om hem te laten weten dat hij met de vrachtwagencombinatie moet vertrekken. Uit de verklaringen van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] blijkt op geen enkele wijze dat de lading van de container rot zou zijn, zoals de verdachte beweert. [medeverdachte 8] heeft juist verklaard (zie dossierpagina 293) dat hij in de loods heeft gezegd dat de container niet voor hem en [medeverdachte 9] was. Het is dan ook opvallend dat bij het sluiten van de deuren van de container de pompwagen van [verdachte] zich nog in de container bevond en dat twee pallets met avocado’s nog in de loods van [verdachte] stonden.
Verder neemt het hof bij zijn oordeel in aanmerking dat de verdachte op 4 en 5 september 2019 sms-berichten heeft verstuurd naar [medeverdachte 10] met de strekking dat hij nog 260k (het hof begrijpt: € 260.000,--) van hem tegoed heeft. Hierover heeft de verdachte ook ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij [medeverdachte 10] op deze wijze heeft benaderd over de door hem becijferde schade die hij en zijn onderneming als gevolg van de politie-inval zouden hebben geleden. Evenals de rechtbank acht het hof deze lezing van de verdachte over de inhoud van de sms-berichten van de verdachte aan [medeverdachte 10] onaannemelijk, mede gezien het feit dat in het sms-bericht van 4 september 2019 om 11.59 uur wordt vermeld dat het gaat om een gebeurtenis in november 2018 waarbij de verdachte [verdachte] en de zoon van [medeverdachte 10] betrokken waren. Daarnaast is de door de verdachte gestelde schade op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat [verdachte] moet hebben geweten dat in zijn loods een container gelost zou worden die een hoeveelheid verdovende middelen bevatte en dat hij minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans van de aanwezigheid van die verdovende middelen in zijn loods heeft aanvaard. Gelet daarop komt het hof tot de conclusie dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van de door de Nederlandse politie in de container aangetroffen hoeveelheid van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Voorbereiden/bevorderen van Opiumwet delict
Gelet op de hiervoor vermelde wetenschap omtrent de cocaïne in de container, acht het hof tevens bewezen dat de verdachte (tezamen en in vereniging met een ander of anderen) opzettelijk handelingen heeft verricht ter voorbereiding en bevordering van een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Immers heeft de verdachte zijn loods ter beschikking gesteld als plaats waar de cocaïne uit de container kon worden gehaald, heeft hij met een heftruck ruimte gemaakt in de container zodat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] bij de cocaïne konden komen en heeft hij daarover ontmoetingen gehad met [medeverdachte 10] en [medeverdachte 8] . Gelet op de reeds beschreven feiten en omstandigheden waaronder een en ander is geschied heeft de verdachte minstgenomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereidde en bevorderde. En gezien de aard en omvang van alle door de verdachte en zijn medeverdachte(n) gemaakte voorbereidingen en verrichte inspanningen gaat het hof er daarbij van uit dat het voorwaardelijk opzet van de verdachte zich niet beperkte tot de in de container aanwezige hoeveelheid van 110 gram cocaïne, maar zag op een substantieel grotere hoeveelheid.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. De verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van het hof van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft zijn chauffeur [medeverdachte 3] de container met verdovende middelen met een voertuig laten vervoeren naar de loods van de verdachte [verdachte] in Nieuwkoop . In die loods waren naast [verdachte] de medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] aanwezig om de container in ontvangst te nemen en de illegale inhoud ervan buiten het zicht van de douane veilig te stellen. In de loods van [verdachte] is immers de verzegeling van de container in strijd met de daaromtrent geldende regelgeving verbroken en de container geopend met behulp van een slijptol. De medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] hebben bij Bo-Rent een voertuig gehuurd voor het verdere vervoer. Uit hun abrupte vertrek met achterlating van spullen in de loods en in de container, toen bleek dat er geen sporttassen met cocaïne in de container zaten, leidt het hof af dat ook zij wisten van de aanwezigheid van een hoeveelheid cocaïne daarin. Bij dit oordeel betrekt het hof tevens de omstandigheid dat zowel [medeverdachte 8] als [medeverdachte 9] op het moment van hun aanhouding in het bezit waren van een PGP-telefoon, waarvan algemeen bekend is dat dergelijke telefoons in het criminele milieu worden gebruikt voor het versturen van versleutelde berichten.
De rol van [verdachte] heeft er in elk geval uit bestaan dat hij voorbesprekingen heeft gehad met [medeverdachte 10] over de container, dat hij een voorbespreking heeft gehad met [medeverdachte 8] over de aankomstdatum en het uithalen van de container, dat hij zijn loods ter beschikking heeft gesteld voor het in ontvangst nemen en uitladen van de cocaïne, dat hij de chauffeur instructies heeft gegeven om op een geschikter moment terug te komen, dat hij een pompwagen ter beschikking heeft gesteld voor het uithalen van de cocaïne en dat hij zelf een vorkheftruck heeft bestuurd en enkele pallets uit de container heeft gelost ten behoeve van het uithalen door [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] .
De hiervoor genoemde feitelijke handelingen tonen een gezamenlijke uitvoering aan die vooraf (grotendeels) moet zijn afgestemd. Die handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en het gezamenlijk voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en de medeverdachte(n) is naar het oordeel van het hof daarmee gegeven. Daarom kunnen de gedragingen van de verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen.
Eindconclusie
Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte [verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne en het samen met een of meer anderen onder 2 tenlastegelegde voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet met betrekking tot een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot de betoogde algehele vrijspraak, zijn weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen en worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen en daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem bij een bewezenverklaring een aanzienlijk lagere gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de in eerste aanleg opgelegde straf en de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Daartoe is aangevoerd dat een dergelijke straf op geen enkele wijze recht doet aan de mate van betrokkenheid en de rol van de verdachte. Voorts is er op gewezen dat sprake is van samenloop en van moeilijke persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder de kwetsbare gezondheid van de verdachte en zijn echtgenote en het faillissement van zijn onderneming. Ook is betoogd dat er geen ruimte is om naast een gevangenisstraf ook nog een geldboete op te leggen, zoals is gevorderd door de advocaat-generaal.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor een aanzienlijke duur met zich brengt.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne en zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan de voorbereiding en bevordering van het plegen van Opiumwet-delicten. Het betreffen op zichzelf staande handelingen die op verschillende tijdstippen zijn verricht, zodat sprake is van meerdaadse samenloop. Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte heeft met zijn handelen een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Het gebruik van harddrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. De handel in en het gebruik van harddrugs leiden tot zeer ernstige vormen van criminaliteit. Met de handel in drugs worden enorme bedragen verdiend. Geld dat steeds vaker wordt witgewassen en op die manier zijn weg naar de bovenwereld vindt en als ondermijnend wordt aangemerkt. De verdachte heeft zich aan deze voor de samenleving zeer nadelige gevolgen niets gelegen laten liggen.
Feitelijk is er sprake van het opzettelijk aanwezig hebben van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Het hof kan en wil echter niet voorbij gaan aan de omstandigheid dat het aanvankelijk ging om de veel grotere hoeveelheid van 1136,6 kilogram. Alhoewel om juridisch-technische redenen de bewezenverklaring zich beperkt tot de teruggeplaatste hoeveelheid van 110 gram, beperkte het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte zich daar niet toe. De verdachte heeft welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de container een veel grotere hoeveelheid cocaïne zou bevatten. Het hof zal hier in strafverzwarende zin rekening mee houden, maar niet in die mate dat wordt aangesloten bij de in België in beslag genomen hoeveelheid van 1.136,6 kilogram. Dit verklaart mede waarom het hof een aanzienlijk lagere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is geëist.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 juli 2021, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld voor Opiumwet-delicten, maar wel lang geleden, namelijk in 1996. De verdachte was daardoor een gewaarschuwd mens. Voorts is gelet op zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegend acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf van 3 jaren passend en geboden. De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht zal bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Evenals de rechtbank acht het hof de oplegging van een geldboete van € 20.000,-- naast de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde, ook al wordt dit soort feiten gepleegd om daar financieel voordeel uit te halen. Een geldboete zou passend kunnen zijn indien er aanwijzingen zijn dat de verdachte enig financieel voordeel zou hebben verkregen uit zijn handelen, maar daarvan is het hof niet gebleken. Integendeel, de onderneming van de verdachte is failliet verklaard, hetgeen naar mag worden verwacht grote financiële gevolgen voor hem met zich brengt. Het hof is geenszins gebleken dat de verdachte thans beschikt over bijzondere draagkracht om een geldboete te voldoen of daar binnen afzienbare termijn over zal kunnen beschikken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verzoek tot opheffing bevel voorlopige hechtenis
Namens de verdachte is verzocht om opheffing van het bevel voorlopige hechtenis. Het hof is van oordeel dat ook thans sprake is van ernstige bezwaren en gronden voor de gevangenneming en gevangenhouding van de verdachte. In dit verband overweegt het hof dat sprake is van gevaar voor herhaling als dragende grond voor de voorlopige hechtenis. Immers blijkt uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 juli 2021 dat hij bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof te Den Haag d.d. 12 april 2021 met parketnummer 22-001111-20 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden ter zake van “de voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod” en “medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander trachten te bewegen om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen”. Deze feiten zijn in 2019 begaan tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige strafzaak, welke schorsing ingevolge de beschikking van de rechter-commissaris is aangevangen op 16 november 2018. Daarmee heeft de verdachte de schorsingsvoorwaarden overtreden. Gelet hierop moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte een strafbaar feit zal plegen als bedoeld in artikel 67a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Gelet op de duur van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf is voorts geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Derhalve wijst het hof het verzoek tot opheffing van het bevel inzake de voorlopige hechtenis af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst het verzoek tot opheffing van het bevel inzake de voorlopige hechtenis af.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. E.A.A.M. Pfeil, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 9 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek 26Orland/LERCC18006, zaaksdossier [adres 1] , gesloten d.d. 1 februari 2019 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] , bestaande uit een loopproces-verbaal (pagina 1-50) en bijlagen, zijnde in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-351.
2.Loopproces-verbaal, p. 11-26.
3.Opmerking hof: Verbalisant [verbalisant 6] heeft de onderzoeksbevindingen met betrekking tot (onder meer) emailberichten, vervoersdocumenten, andere schriftelijke stukken en afgeluisterde telefoongesprekken in samenvattende vorm weergegeven in een relaas, met bijbehorende verwijzingen naar de onderliggende brondocumenten. Het hof heeft deze samenvatting van de onderzoeksbevindingen van de verbalisant gecontroleerd aan de hand van onderliggende brondocumenten, heeft geconstateerd dat het relaas een juiste samenvatting is van de brondocumenten en heeft de samenvatting op enkele plaatsen aangevuld met nadere gegevens die afkomstig zijn uit de brondocumenten. Het hof verenigt zich met de inhoud van het relaas van verbalisant [verbalisant 6] , de daarin verwoorde interpretaties en conclusies van de verbalisant en maakt die tot de zijne. Het hof neemt de samenvattende weergave van de bewijsmiddelen in dit arrest als uitgangspunt, telkens met de vermelding en vindplaats van de onderliggende brondocumenten.
4.Dossierpagina’s 426-431 van de 1e aanvulling op het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek 26Orland/LERCC18006, zaaksdossier [adres 1] , gesloten d.d. 4 juni 2019 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] , bestaande uit een loopproces-verbaal (pagina 51-65) en bijlagen, zijnde in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 352-521.
5.Dossierpagina’s 64-66.
6.Dossierpagina 109.
7.Dossierpagina 110-113.
8.Dossierpagina 114-115.
9.Dossierpagina’s 70-77.
10.Dossierpagina’s 78-87.
11.De passages 18.24.52 uur tot en met 18.25.00 uur zijn in een aanvullend proces-verbaal verwerkt, te weten het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 22 februari 2019 door verbalisant [verbalisant 10] , dossierpagina’s 399-402 van de 1e aanvulling op het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek 26Orland/LERCC18006, zaaksdossier [adres 1] , gesloten d.d. 4 juni 2019 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] , bestaande uit een loopproces-verbaal (pagina 51-65) en bijlagen, zijnde in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 352-521.
12.Dossierpagina’s 103-104.
13.Dossierpagina 106.
14.Dossierpagina 108.
15.Dossierpagina 148.
16.Dossierpagina’s 88-92.
17.Dossierpagina’s 498-505 van de 1e aanvulling op het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek 26Orland/LERCC18006, zaaksdossier [adres 1] , gesloten d.d. 4 juni 2019 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] , bestaande uit een loopproces-verbaal (pagina 51-65) en bijlagen, zijnde in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 352-521.
18.Dossierpagina’s 197-199.
19.Dossierpagina’s 116-118.
20.Dossierpagina’s 120-123.
21.Dossierpagina’s 324-330.
22.Dossierpagina’s 230-234.
23.Dossierpagina’s 237-240.
24.Dossierpagina’s 241-245.
25.Dossierpagina’s 260-261.
26.Dossierpagina’s 262-266.
27.Dossierpagina’s 267-270.
28.Dossierpagina’s 273-278.
29.Dossierpagina’s 279-283.
30.Dossierpagina’s 288-295.
31.Dossierpagina’s 298-301.
32.Dossierpagina’s 302-303.
33.Dossierpagina’s 304-306.
34.Dossierpagina’s 307-310.
35.Dossierpagina’s 204-205.
36.Dossierpagina’s 383-385 van de 1e aanvulling op het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek 26Orland/LERCC18006, zaaksdossier [adres 1] , gesloten d.d. 4 juni 2019 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] , bestaande uit een loopproces-verbaal (pagina 51-65) en bijlagen, zijnde in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 352-521.
37.Dossierpagina’s 522-527 van de 2e aanvulling op het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek 26Orland/LERCC18006, zaaksdossier [adres 1] , gesloten d.d. 4 november 2019 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] , bestaande uit een loopproces-verbaal (pagina 66-74) en bijlagen, zijnde in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 522-539.
38.Dossierpagina’s 536-539 van de 2e aanvulling op het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, onderzoek 26Orland/LERCC18006, zaaksdossier [adres 1] , gesloten d.d. 4 november 2019 en op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6] , bestaande uit een loopproces-verbaal (pagina 66-74) en bijlagen, zijnde in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 522-539.