Parketnummer : 20-000145-20
Uitspraak : 9 augustus 2021
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 20 januari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-993343-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans verblijvende in P.I. Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en in de plaats daarvan ter zake van het bewezenverklaarde aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een geldboete van € 20.000,--, subsidiair 135 dagen hechtenis.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Subsidiair is betoogd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken van de opzettelijke invoer van hetgeen de door de Belgische politie teruggeplaatste hoeveelheid verdovende middelen te boven gaat, alsmede van bepaalde onderdelen van het onder 2 tenlastegelegde. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 13 november 2018 te Nieuwkoop, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 1188 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 13 november 2018 te Nieuwkoop, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen, in elk geval in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid van ongeveer 1188 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- een of meer ontmoeting(en) gehad, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer (telefoon)gesprek(ken) gevoerd en/of berichten gestuurd (al dan niet in versluierd taalgebruik), met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer (vracht)auto('s) gehuurd en/of bestuurd en/of geregeld, ten behoeve van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een of meer loods(en) gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of geregeld, ten behoeve van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- zich begeven in de omgeving van de zeecontainer, teneinde de omgeving van die container te (laten) controleren op de aanwezigheid van opsporingsdiensten en/of criminele concurrenten en/of
- zich met een voertuig, al dan niet geschikt voor het verdere vervoer van die cocaïne, naar het bedrijventerrein aan de [adres 2] in Nieuwkoop begeven, waar die zeecontainer zou aankomen, ten einde die container op de aanwezigheid van die cocaïne te (laten) controleren en/of die cocaïne uit die zeecontainer te (laten) verwijderen, en/of
- die zeecontainer geopend en/of laten openen en/of (laten) betreden en/of doorzocht en/of laten doorzoeken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 8 november 2018 tot en met 13 november 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 8 november 2018 tot en met 13 november 2018 in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk afleveren, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit mede te plegen en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n):
- ontmoetingen gehad, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- ( telefoon)gesprekken gevoerd en/of berichten gestuurd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een (vracht)auto geregeld ten behoeve van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- een loods ter beschikking gesteld en/of geregeld, ten behoeve van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- zich met een voertuig naar het bedrijventerrein aan de [adres 2] in Nieuwkoop begeven, waar een zeecontainer zou aankomen, ten einde die cocaïne uit die zeecontainer te (laten) verwijderen, en/of
- die zeecontainer geopend en/of laten openen en/of (laten) betreden en/of doorzocht en/of laten doorzoeken.
Het hof grondt zijn oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Het proces-verbaal van relaas, opgemaakt d.d. 1 februari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant]:
email-berichten
(p. 11)
8 november 2018:
Naar het e-mailadres [e-mailadres verdachte] wordt een bericht verstuurd afkomstig van [bedrijf 1] . Het bericht bevat als bijlage een Delivery Order Cancellation van [bedrijf 2] d.d. 8 november 2018 en een douanevervoer-begeleidingsdocument betreffende container [container 1] .
[brondocument: dossierpagina’s 5-10]
(p. 12-13)
9 november 2018:
Naar het e-mailadres [e-mailadres verdachte] wordt een e-mail verstuurd afkomstig van [bedrijf 1] . In de bijlagen van deze e-mail is de Delivery Order van [bedrijf 2] d.d. 9 november 2018 gevoegd van de container [container 1] , transportdocument no. 966767610.
[brondocument: dossierpagina’s 11-14]
13 november 2018, 8.12 uur:
Vanaf het e-mailadres [e-mailadres verdachte] wordt een e-mail verstuurd naar [bedrijf 1] . De titel van het bericht is: 966767610. In de tekst vraagt de afzender of men kan nagaan waarom de container nog niet is vrijgegeven.
Noot verbalisant: 966767610 betreft het nummer van de Bill of lading van de container [container 1]
[brondocument: dossierpagina’s 15-16]
(p. 14-15)
13 november 2018, 12.10 uur:
Naar het e-mailadres [e-mailadres verdachte] wordt een e-mail verstuurd
afkomstig van [bedrijf 1] . De titel van het bericht is: 966767610. De tekst van het bericht bevat onder andere: Beste [verdachte] . Hier is de pincode van de container die naar [medeverdachte 1] in Bleiswijk moet. Alvast bedankt!
De bijlage van dit bericht bevat de Delivery order d.d. 13 november 2018 van de container [container 1] door [bedrijf 2] met het transportnummer 966767610 en pincode 991924.
[brondocument: dossierpagina’s 17-22]
13 november 2018, 12.38 uur:
Vanaf het e-mailadres [e-mailadres verdachte] wordt het e-mailbericht van 13
november 2018 te 12.10 uur met betrekking tot container [container 1] doorgestuurd
naar het e-mailadres [e-mailadres medeverdachte 2] .
[brondocument: dossierpagina’s 23-26]
Opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken
(p. 14)
13 november 2018 te 08.58 uur
[medeverdachte 3] van [bedrijf 1] wordt gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte [verdachte] )die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 4] de boot nog niet heeft vrijgegeven. [verdachte] wacht af.
[brondocument: dossierpagina 48]
13 november 2018 te 10.31 uur
[medeverdachte 3] wordt gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door [verdachte] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [verdachte] zegt dat zij zitten te wachten. [medeverdachte 4] heeft tegen [medeverdachte 3] gezegd dat ze opgehaald kunnen worden. [verdachte] gaat hem opnieuw daarheen sturen.
[brondocument: dossierpagina 49]
13 november 2018 te 11.22 uur
[medeverdachte 3] wordt gebeld op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door [verdachte] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [verdachte] zegt dat de containers nog niet vrijgegeven zijn. Volgens [medeverdachte 3] zijn de pincodes hetzelfde gebleven, heeft hij net 2 mails gekregen, gaat hij even bellen en laat hij het [verdachte] weten.
[brondocument: dossierpagina 50]
13 november 2018 te 11.37 uur
[medeverdachte 3] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [verdachte] die gebruik maakt van het
telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 3] zegt dat de 991 geblokkeerd is en dat [verdachte] de
966777301 moet ophalen.
[brondocument: dossierpagina 51]
13 november 2018 te 12.04 uur
[medeverdachte 3] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [verdachte] die gebruik maakt van het
telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [verdachte] vraagt om een mail met de juiste pincodes voor zijn chauffeur om aan de balie te laten zien.
[brondocument: dossierpagina 52]
(p. 15)
13 november 2018 te 12.10 uur
[medeverdachte 3] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [bedrijf 2] . [medeverdachte 3] zegt dat vrijdag 6 containers van hem zijn aangekomen in Antwerpen, maar de pincodes van de chauffeur pakken niet. [medeverdachte 3] noemt 5 bill’s of lading, waaronder 966767610.
[brondocument: dossierpagina 53]
13 november 2018 te 12.42 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [NNman] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . NN is aan de zaak. NN moet de naam [bedrijf 4] -transport gebruiken.
[brondocument: dossierpagina 53]
13 november 2018 te 13.57 uur
[medeverdachte 3] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [verdachte] die gebruik maakt van het
telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 3] vraagt of het gelukt is. Volgens [verdachte] is “hij” aan het rijden, moet “hij” de documenten met de zegel controleren en zal [verdachte] een seintje geven als “hij” rijdt.
[brondocument: dossierpagina 55]
13 november 2018 te 14.09 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 2]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 2] )die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] t.n.v. [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zegt in de [kenteken 3] te rijden. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] richting Nieuwkoop moet rijden. [verdachte] gaat zo een adres geven. Daarna gaan ze naar [medeverdachte 1] , zegt [verdachte] .
[brondocument: dossierpagina 55]
(p. 16)
13 november 2018 te 15.43 uur
Vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 2] wordt een sms verstuurd naar het telefoonnummer [telefoonnummer 4] met als inhoud: “ [adres 2] Nieuwkoop”.
[brondocument: dossierpagina 56]
13 november 2018 te 15.47 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 2] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 2] is over 20, 25 minuten bij [adres 2] . [verdachte] gaat het doorgeven, is daar niet, maar [medeverdachte 2] zal daar worden opgevangen. [medeverdachte 2] moet hem aan het dock zetten, even controleren en weer gaan.
[brondocument: dossierpagina 56]
13 november 2018 te 16.08 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 2] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 2] staat bij [bedrijf 3] (fonetisch)
(het hof begrijpt: [bedrijf 3] )en is er achteruit opgereden. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 2] ze al gezien heeft. [medeverdachte 2] zag iemand zwaaien, maar hij ziet nog niemand. [verdachte] gaat het doorgeven.
[brondocument: dossierpagina 57]
13 november 2018 te 16.10 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 2] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [verdachte] vraagt of er auto's bij [medeverdachte 2] staan. [medeverdachte 2] zegt dat die vent met baard naar hem toe is gekomen en gezegd heeft dat hij nog maar een rondje moest rijden, want de man had nog geen bericht gehad. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] maar even naar een pomp moet rijden.
[brondocument: dossierpagina 57]
(p. 17)
13 november 2018 te 16.16 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 2] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [verdachte] vraagt wie er naar buiten kwam. Volgens [medeverdachte 2] een man met bril en baard die zei dat hij een rondje moest gaan rijden. [medeverdachte 2] rijdt het industrieterrein weer op en moet van [verdachte] naar een tankstation rijden. [medeverdachte 2] gaat op zoek.
[brondocument: dossierpagina 58]
(p. 19)
13 november 2018 te 17.00 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 2] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [medeverdachte 2] is in een café wat aan het eten.
[brondocument: dossierpagina 59]
(p. 20)
13 november 2018 te 17.38 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 5]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 5] / [medeverdachte 5] )die gebruik maakt van het
telefoonnummer [telefoonnummer 5] . “ [medeverdachte 5] ” staat iets verderop, zodat ‘hij’ hem niet ziet. “ [medeverdachte 5] ” kan alleen zien wanneer ‘hij’ van dat terrein afrijdt en staat achter het gebouw. [verdachte] belt zo terug.
[brondocument: dossierpagina 60]
13 november 2018 te 17.42 uur
[verdachte] wordt op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebeld door “ [medeverdachte 5] ” die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . “ [medeverdachte 5] ” zegt dat ‘hij’ weg is en ‘die richting opging’.
[brondocument: dossierpagina 61]
13 november 2018 te 17.54 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar “ [medeverdachte 5] ” die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . “ [medeverdachte 5] ” staat nog waar hij stond. [verdachte] probeert via de andere kant bij “ [medeverdachte 5] ” te komen.
[brondocument: dossierpagina 62]
(p. 21)
13 november 2018 te 18.16 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 2] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [verdachte] vraagt of [medeverdachte 2] aan het lossen is. [medeverdachte 2] ziet een Bo Rent-busje en een grijze Mercedes met dezelfde vent erin die zegt dat hij nu naar achteren moet komen rijden.
[brondocument: dossierpagina 63]
(p. 23)
13 november 2018 te 18.53 uur
[verdachte] belt met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar [medeverdachte 6] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 6] t.n.v. [medeverdachte 6] . [verdachte] vraagt of [medeverdachte 6] alsjeblieft wil komen. [medeverdachte 6] vraagt wat [verdachte] the fuck aan het doen is. [verdachte] vraagt of zij alsjeblieft verder niet teveel wil vragen. [medeverdachte 6] roept ‘kanker he’ en komt er aan. [verdachte] deelt zo zijn locatie.
[brondocument: dossierpagina 63]
Informatie KVK
(p. 16)
Uit onderzoek in het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat het bedrijf [bedrijf 3] gevestigd is aan de [adres 3] te Nieuwkoop. Als enig aandeelhouder en bestuurder staat [bedrijf 3] ( [adres 3] te Nieuwkoop) geregistreerd. Als bestuurder van [bedrijf 3] staan [bestuurder 1 van bedrijf 3] en [bestuurder 2 van bedrijf 3] geregistreerd.
[brondocument: dossierpagina’s 44-47]
Informatie uit Centraal Kentekenregister
(p. 17)
Uit onderzoek in het centraal kentekenregister blijkt dat het kenteken [kenteken 1] is afgegeven voor een personenauto Mercedes type CLA, grijs van kleur, en te naam is gesteld van [bedrijf 3] , adres [adres 3] te Nieuwkoop.
Noot verbalisant: tijdens de latere doorzoeking van het pand [adres 2] te Nieuwkoop blijkt dat dit pand geen fysieke afscheiding heeft van het achtergelegen pand aan de [adres 3] te Nieuwkoop.
[brondocument: dossierpagina’s 103-105]
(p. 18)
Uit onderzoek in het centraal kentekenregister blijkt dat het kenteken [kenteken 2] is afgegeven voor een personenauto Volkswagen, type Golf, zwart van kleur, en te naam is gesteld van [bedrijf 4] te Den Haag.
2.
Het proces-verbaal van de Federale Overheidsdienst Financiën, Algemene administratie van de Douane en Accijnzen, Regionale Component Opsporing & Onderzoek Antwerpen (België), opgemaakt d.d. 22 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van bekeurders [bekeurder 1] , [bekeurder 2] , [bekeurder 3] , [bekeurder 4] en [bekeurder 5]:
(p. 426)
Datum: 09/11/2018
Adres: Antwerpen
Bestemming: sportzakken tussen lading avocado’s
Containernummer: [container 1]
Naam schip: [medeverdachte 4] [naam schip]
Tijdstip aankomst schip: 09/11/2018
Soort drugs: cocaïne
Land van oorsprong: Colombia
Op basis van risicoanalyse selecteren wij container [container 1] voor controle door scanning. Op 9 november 2018 omstreeks 11.15 uur wordt de container gescand. De beeldanalisten merken onregelmatigheden op bij het bekijken van het scanbeeld en brengen ons op de hoogte van hun bevindingen. Omstreeks 11.45 uur arriveren wij en laten we de container volledig lossen. Na een volledige fysieke controle ontdekken wij op de derde rij 33 sportzakken met in elke zak ongeveer 30 pakken cocaïne.
(p. 427)
Via de betrokken scheepsagent [medeverdachte 4] vernemen wij dat container [container 1] de volgende routing heeft afgelegd:
25 oktober 2018 - 15.00 uur, Colombia (Turbo)
9 november 2018 - 11.02 uur, Belgium (Antwerp)
De betreffende bill of lading nr. 966767610 vermeldt onder meer de volgende gegevens:
- Shipper: [schipper] (Colombia)
- Consignee: [bedrijf 1] , [adres 4] (The Netherlands)
- Notify: : [bedrijf 5] , [adres 5] (The Netherlands), contact: [contactpersoon bedrijf 5]
- Goods: l container said tot contain 1920 boxes of fresh hass avocado.
(p. 428)
De substituut-procureur des Konings heeft ons opdracht gegeven om de positieve palet te ontmantelen en de blokken met cocaïne in beslag te nemen en de negatieve paletten niet in beslag te nemen en deze na ontmanteling terug te laden in de container. Vervolgens geven wij de container vrij voor verder transport.
In totaal tellen wij 1001 pakken cocaïne voor een totaal gewicht van 1.136,6 kg.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
(p. 64)
Op 13 november 2018 omstreeks 07.00 uur bevond ik mij in de haven van Antwerpen (België). Eerder was door de douane van Antwerpen in een zeecontainer geladen met avocado's voorzien van het nummer [container 1] een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
(p. 65)
Bij de controle van genoemde container werd achter de deur hiervan een nieuw zegel aangetroffen. Dit zegel was voorzien van het nummer T113126.
Met mondelinge toestemming van de Procureur des Konings te Antwerpen (België),
[procureur des konings] , werd mij een monster overhandigd afkomstig uit de inbeslaggenomen partij verdovende middelen uit deze container. Dit monster was verpakt in
een witte plastic bus met rode dop. Op deze rode dop stond [naam schip] geschreven. De
witte pot was voorzien van de letter A.
(p. 66)
[naam schip] betreft de naam van het zeeschip waarmee genoemde container vanuit Zuid-Amerika naar Antwerpen is vervoerd.
Genoemd monster werd door mij geplaatst tussen de lading van genoemde container. Nadat de uit de container verwijderde pallets met avocado's op de wijze waren teruggeplaatst als
bij verzending in Colombia, werden de deuren gesloten en werd de container verzegeld met
eerder aangehaald zegel met het nummer T113126. Hierna werd de container door de
Belgische autoriteiten vrijgegeven voor transport.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
(p. 109)
Op 14 november 2018 bevond ik mij in het ketenbeslaghuis van de Landelijke Eenheid te Utrecht. Op genoemde locatie was een vrachtwagen met oplegger en een zeecontainer met nummer [container 1] in beslag genomen, die was geladen met avocado’s. Op 13 november 2018 was in genoemde lading een monster geplaatst betreffende een witte bus met rode dop. Deze witte bus had het kenmerk A. De rode dop was voorzien van de tekst [naam schip] .
Na opening van de container werd in een doosje gevuld met avocado's eerder aangehaald
monster aangetroffen. Dit monster werd op dezelfde plaats aangetroffen als waarin het was
geplaatst in België. Genoemd monster werd onder beslagnummer MMAU114.01.001 in
beslag genomen.
5.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt d.d. 21 december 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
(p. 110)
Op 21 december 2018 werd een onderzoek ingesteld door de Forensische Opsporing in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die aan mij ter beschikking werd gesteld. De hoeveelheid verdovende middelen maakt deel uit van een hoeveelheid (vermoedelijk) cocaïne die in Antwerpen was aangetroffen in een container. De (vermoedelijk) cocaïne is daar uit de container gehaald en er werd een kleine hoeveelheid teruggeplaatst. De container is daarna vervoerd naar Nederland alwaar de container in beslag is genomen.
De aangeboden partij bestond uit een plastic potje met rode dop met 110 gram netto verdovende middelen (cocaïne) met registratienummer MMAU114.01.001. Bij het wegen werd gebruik gemaakt van een geijkte weegschaal.
(p. 111)
Door mij werd tijdens een test waargenomen dat de stof indicatief positief reageerde op de aanwezigheid van cocaïne. Uit deze hoeveelheid stof werd ten behoeve van een onderzoek door het NFI een monster genomen en voorzien van SIN: AALE5391NL.
6.
Het rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), opgemaakt d.d. 9 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van NFI-deskundige ing. A.B.M. van Esch - de Bruin:
(p. 114)
Datum aanvraag: 21 december 2018
Contactpersoon: [verbalisant 3]
Kenmerk: AALE5391NL
Omschrijving: monster crèmekleurige brokjes
Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie: cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
7.
Het proces-verbaal observeren, opgemaakt d.d. 22 november 2018, met bijbehorend activiteiten-journaal, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] , N06, N16, N26, N82, N99 en N102:
(p. 70)
In opdracht van de tactisch teamleider van het opsporingsonderzoek 26Orland, zijn op 13 november 2018 tussen 13.30 uur en 23.00 uur door medewerkers van team Observatie & Techniek observatie-activiteiten verricht. Van deze observatie-activiteiten wordt door de betrokken medewerkers een activiteiten-journaal opgemaakt, dat als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd.
(p. 72-76)
Activiteiten-journaal
13 november 2018
Wij, N06, N16, N26, N82, N99 en N102, allen opsporingsambtenaar, verklaren het volgende te hebben waargenomen:
Tijdstip - Waarnemer - Waarnemingen
- 14.44 uur - N26 en N102 - Wij zagen dat een vrachtauto, merk Scania, type R580, kleur wit en voorzien van het kenteken [kenteken 3] , met daaraan vastgekoppeld een oplegger voorzien van het kenteken [kenteken 4] , met daarop een container voorzien van het registratienummer [container 1] , over de autosnelweg A16 reed. Deze combinatie zal verder worden aangeduid als "de container". Wij zagen dat de container bij grensovergang Hazeldonk de grens met België - Nederland passeerde.
- 16.04 uur - N99 - Ik zag dat de container ter hoogte van [adres 2] te Nieuwkoop bij het bedrijf [bedrijf 3] geparkeerd werd. Dit bedrijf zal verder worden aangeduid als [bedrijf 3] .
- 16.10 uur - N99 - Ik zag dat de chauffeur, hierna NN1
- 180-185 centimeter lang
- Stoppelhaar op zijn hoofd
Ik zag dat NN1 een gsm tegen het rechter oor hield en kennelijk aan het telefoneren was.
- 16.12 uur - N99 - Ik zag dat de container vertrok.
- 16.14 uur - N99 - Ik zag dat er een personenauto, merk Mercedes Benz, type CLA 45 AMG, kleur grijs, en voorzien van het kenteken [kenteken 1] bij [bedrijf 3] geparkeerd werd. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 1] .
- 16.28 - N06 - Ik zag dat een bedrijfsauto, merk Opel, type Vivaro, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 5] op de [adres 6] te Nieuwveen geparkeerd stond. Deze bedrijfsauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 5] . Ik zag dat in de [kenteken 5] twee voor mij onbekende en niet nader te omschrijven personen zaten. Ik zag dat de container naast de [kenteken 5] stopte. Ik zag dat NN1 en de bestuurder van de [kenteken 5] door de geopende ramen van de voertuigen met elkaar aan het praten waren. Ik zag dat de [kenteken 5] vertrok.
- 16.32 - N06 - Ik zag dat de container hierna op de [adres 6] geparkeerd werd. Ik zag dat NN1 uitstapte en daar stond te wachten.
16.35 - N26 - Ik zag dat de 5-VXK-7 1 op de [adres 7] te Nieuwveen geparkeerd stond.
- 16.36 - N06 - Ik zag dat NN1 in de richting van de [adres 7] liep.
- 16.41 - N16 - Ik zag dat de [kenteken 5] de provinciale weg N231 opreed.
- 16.44 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 5] langzaam voorbij [bedrijf 3] reed.
- 16.46 - N26 - Ik zag dat NN1 café [bedrijf 6] , gevestigd in perceel [adres 7] 60 te Nieuwveen binnen ging. Dit café zal verder worden aangeduid als café.
- 16.50 - N99 - Ik zag dat een personenauto, merk Volkswagen, type Golf, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 2] , voorbij [bedrijf 3] reed. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 2] . Ik zag dat er voor mij twee onbekende en niet nader te omschrijven personen in de [kenteken 2] zaten.
- 16.55 - N102 - Ik zag dat de [kenteken 2] bij het BP tankstation aan [adres 8] te Nieuwkoop, stopte. Ik zag dat de bestuurder, hierna NN2
- 17.00 - N102 - Ik zag dat de [kenteken 2] vertrok.
- 17.01 - N26 - Ik zag dat de [kenteken 2] bij de container stopte. Ik zag dat NN2 uit de [kenteken 2] stapte en naar de container liep.
- 17.03 - N26 - Ik zag dat NN1 het café verliet. Ik zag dat NN1 een gsm tegen het rechter oor hield en dat hij kennelijk aan het telefoneren was. Ik zag dat NN1 het café binnen ging.
- 17.11 - N26 - Ik zag dat NN2 het café binnen ging.
- 17.12 - N26 - Ik zag dat NN1 en NN2 het café verlieten. Ik zag dat NN1 en NN2 naast de [kenteken 2] stonden te praten.
- 17.16 - N26 - Ik zag dat de [kenteken 2] vertrok.
- 17.25 - N16 - Ik zag dat de [kenteken 1] bij [bedrijf 3] aan de [adres 3] geparkeerd werd. Ik zag dat een voor mij niet nader te omschrijven persoon als bestuurder uit de [kenteken 1] stapte en [bedrijf 3] aan de [adres 3] binnen ging.
- 17.26 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 2] met hoge snelheid langs [bedrijf 3] reed.
- 17.47 - N06 - Ik zag dat de container wegreed in de richting van Nieuwkoop.
- 17.53 - N99 - Ik zag dat de container ter hoogte van [bedrijf 3] geparkeerd werd.
- 18.01 - N16 - Ik zag dat er twee voor mij onbekende en niet nader te omschrijven personen uit het kantoor van [bedrijf 3] liepen. Ik zag de [kenteken 1] vertrok. Ik zag dat een personenauto, merk Mercedes Benz, type E350 CDI station, kleur grijs en voorzien van het kenteken [kenteken 6] , vertrok. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 6] .
- 18.04 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 5] bij [bedrijf 3] stopte.
- 18.11 - N99 - Ik zag dat er een bedrijfsauto, merk Mercedes Benz, type CITAN, met opschrift BO-RENT en voorzien van het kenteken [kenteken 7] bij de container stopte. Dit bedrijfsbusje zal verder worden aangeduid als [kenteken 7] . Ik zag dat de passagier van de [kenteken 7]
- 18.13 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 7] naar de [kenteken 6] reed. Ik zag dat deze bij het hek van [bedrijf 3] stond.
- 18.17 - N99 - Ik zag dat de container aan de [adres 2] achteruit in de garage van [bedrijf 3] geparkeerd werd. Ik zag dat de [kenteken 2] en de [kenteken 5] over de [adres 2] voorbij [bedrijf 3] reden.
- 18.19 - N16 - Ik zag dat de [kenteken 7] en de [kenteken 6] naar [bedrijf 3] reden en daar geparkeerd werden. Ik zag dat er drie voor mij onbekende en niet nader te omschrijven personen bij [bedrijf 3] naar binnen gingen.
- 18.31 - N99 - Ik zag dat de [kenteken 2] over de [adres 2] richting Provincialeweg N231 reed.
- 18.40 - N16 - Ik zag dat de [kenteken 2] ter hoogte van perceel [adres 9] te Nieuwkoop geparkeerd werd. Ik zag dat NN2 en een voor mij onbekende en niet nader te omschrijven persoon, hierna NN3
- 18.41 - N102 - Ik zag dat de Dienst Specialistische Interventies NN3 aanhield en dat NN2 hard wegrende.
- 20.50 - N102 - Ik zag dat een personenauto, merk Audi, type Q5, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 8] , over de [straatnaam] te Zeewolde reed. Deze personenauto zal verder worden aangeduid als [kenteken 8] .
- 20.52 - N102 - Ik zag dat de [kenteken 8] ter hoogte van perceel [adres 10] te Zeewolde geparkeerd werd. Ik zag dat een voor mij onbekende en niet nader te omschrijven vrouw
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 22 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5]:
(p. 78)
Op 9 november 2018 werd informatie ontvangen van de autoriteiten van België dat eerder die dag in de haven van Antwerpen een zeecontainer met nummer [container 1] was aangekomen vanuit Colombia. In deze container werd tussen een lading avocado’s cocaïne aangetroffen. Op 13 november 2018 werd die container door de Nederlandse opsporingsambtenaren voorzien van technische hulpmiddelen, waaronder camera's en afluisterapparatuur.
(p. 79)
De apparatuur werd geactiveerd op het moment dat de oplegger in de loods aan de [adres 2] te Nieuwkoop van het bedrijf [bedrijf 3] was geparkeerd en de aanwezigen bezig waren met loswerkzaamheden. Op 21 november 2018 werd door mij een onderzoek ingesteld naar het opgenomen beeldmateriaal.
(p. 81 ) Op het opgenomen beeldmateriaal zijn gedurende de looptijd drie mannen te zien die zich bezig houden met de inhoud van de container.
De bestuurder van de vorkheftruck bleek de later aangehouden verdachte [medeverdachte 9] te zijn. Hij draagt witte handschoenen.
Uithaler 1 is een van de mannen die in en uit de container stapten en bleek de later aangehouden verdachte [medeverdachte 7] te zijn. Hij draagt grijze handschoenen met witte opdruk.
(p. 82)
Uithaler 2 is een van de mannen die in en uit de container stapten en bleek de later aangehouden verdachte [medeverdachte 8] te zijn. Hij draagt zwarte handschoenen.
Bij het uitkijken van de camerabeelden heb ik het volgende bevonden.
- 18.24.00 uur: [medeverdachte 9] bestuurt een vorkheftruck en is vol in beeld. Achter hem loopt [medeverdachte 8] van rechts naar links en rijdt een pallet pompwagen door de loods.
- 18.24.03 uur: [medeverdachte 9] draait de vorkheftruck, waarna [medeverdachte 7] achter hem in beeld verschijnt.
- 18.24.09 uur: De vorkheftruck komt tot stilstand, de vork wordt omhoog gehaald. Op de achtergrond zijn, van links naar rechts, [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] te zien die bezig zijn met de eerder vermelde pallet pompwagen.
- 18.24.18 uur: De pallet pompwagen wordt door [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] naar de achterzijde van de, inmiddels geopende, container gedragen. [medeverdachte 7] tilt het uiteinde van de pallet pompwagen op en zet deze in de container. [medeverdachte 8] heeft de voorzijde vast. De pallet pompwagen wordt daarna in zijn geheel in de container gezet door [medeverdachte 7] . [medeverdachte 8] neemt afstand van de container en kijkt naar [medeverdachte 7] .
- 18.24.29 uur: [medeverdachte 9] is inmiddels weer naar achteren gereden. Te zien is dat hij een witte vorkheftruck bestuurt. Hij rijdt vervolgens met de vork omhoog naar de container. [medeverdachte 8] is op dat moment links uit beeld weggelopen. [medeverdachte 7] staat voor [medeverdachte 9] en kijkt toe hoe de pallet linksvoor, gezien vanaf [medeverdachte 9] , door de vorkheftruck eruit wordt gehaald. Op dat moment komt [medeverdachte 8] weer vanuit links het beeld in gelopen.
- 18.24.33 uur: [medeverdachte 7] helpt [medeverdachte 9] met het juist insteken van de vork in de pallet. [medeverdachte 8] staat links in beeld toe te kijken, komt er na enkele seconden bij staan en loopt daarna weer naar links.
- 18.24.47 uur: [medeverdachte 7] klimt de container in. [medeverdachte 9] haalt met de vorkheftruck de pallet uit de container.
18.24.52 uur: [medeverdachte 8] staat links in beeld en gaat met zijn rechterhand naar zijn rechter broekzak. Ongeveer gelijktijdig lijkt het alsof [medeverdachte 8] een voorwerp uit zijn rechter broekzak haalt. Hij kijkt vervolgens in de richting van zijn rechterhand en loopt links uit beeld.
- 18.24.57 uur: [medeverdachte 8] komt links in beeld. Met beide handen houdt hij een (klein) voorwerp vast. De bovenzijde van dit voorwerp is licht van kleur.
- 18.25.00 uur: [medeverdachte 8] loopt in de richting van de container. Te zien is dat hij in zijn rechterhand een vierkant dan wel rechthoekig voorwerp vasthoudt. [medeverdachte 8] springt de container in, waar op dat moment [medeverdachte 7] in staat. Te zien is dat [medeverdachte 8] nog steeds het eerder benoemde voorwerp in zijn rechterhand houdt.
- 18.25.01 uur: Op het moment dat de pallet uit de container wordt gehaald komt [medeverdachte 8] vanuit links in beeld weer aangelopen en klimt eveneens de container in. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] zijn bijna niet zichtbaar. [medeverdachte 9] zet de pallet vervolgens neer naast de camera. Nadat de pallet is weggezet rijdt [medeverdachte 9] met de vorkheftruck achteruit.
- 18.25.29 uur: Vanuit de container worden enkele avocado's de loods ingegooid. [medeverdachte 9] staat op dat moment met de vorkheftruck links in beeld en staat kennelijk te wachten. In de container is beweging te zien lijkend op heen en weer lopen.
- 18.26.12 uur: In de container is de broek van [medeverdachte 8] te zien. Aan zijn broek dan wel jas bungelt een voorwerp dat geel licht uitstraalt.
- 18.26.14 uur: [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] springen uit de container. [medeverdachte 7] heeft in zijn rechterhand een voorwerp vast, dat een blauw licht afgeeft. Gelet op de vorm en de blauwe gloed is het zeer aannemelijk dat dit een mobiele telefoon betreft. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] lopen links het beeld uit. [medeverdachte 9] rijdt met de vorkheftruck achteruit om ook links uit beeld te verdwijnen.
- 18.26.21 uur: [medeverdachte 8] komt vanuit links in beeld gelopen. Aan zijn rechterhand draagt hij geen handschoen. Hij loopt naar de container en trekt onderweg zijn rechter handschoen weer aan.
- 18.26.24 uur: [medeverdachte 8] loopt naar de linkerzijde van de container. [medeverdachte 7] komt vanuit links in beeld en kijkt al lopend naar de container op een klein plat voorwerp. Deze bevindingen in combinatie met de eerdere bevindingen versterken het vermoeden dat [medeverdachte 7] een mobiele telefoon in zijn handen heeft. [medeverdachte 7] maakt vervolgens met zijn vingers bewegingen op de mobiele telefoon, lijkende op het opmaken van een bericht. Wat opvalt is dat [medeverdachte 7] op dat moment geen handschoenen meer draagt.
- 18.26.25 uur: [medeverdachte 7] , met nog steeds in zijn rechterhand een mobiele telefoon, raapt een avocado van de grond en gooit deze terug in de container. [medeverdachte 8] sluit ondertussen de linker deur van de container.
- 18.26.27 uur: [medeverdachte 7] stopt de mobiele telefoon in zijn rechter jaszak.
- 18.26.31 uur: [medeverdachte 7] trekt zijn handschoenen weer aan, terwijl [medeverdachte 8] naar de rechterzijde van de container loopt. Daar aangekomen maakt hij aanstalten tot het sluiten van de rechterdeur.
- 18.26.35 uur: [medeverdachte 8] sluit de rechterdeur van de container. [medeverdachte 7] heeft inmiddels beide handschoenen weer aangetrokken. [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] sluiten gezamenlijk de containerdeuren af.
- 18.26.43 uur: [medeverdachte 9] verschijnt links in beeld en heeft nog steeds zijn witte handschoenen aan. Hij blijft op afstand kijken hoe [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] de container aan het afsluiten zijn dat, gezien de handelingen die zij verrichten, enige moeite kost. Ondertussen trekt [medeverdachte 9] zijn handschoenen uit.
- 18.26.54 uur: [medeverdachte 7] draait zijn hoofd en kijkt naar [medeverdachte 9] . Kennelijk spreken zij met elkaar, waarna [medeverdachte 9] met zijn rechterhand een voorwaartse beweging maakt, lijkende alsof hij bedoelt dat de combinatie de loods dient te verlaten.
- 18.26.57 uur: [medeverdachte 8] loopt naar [medeverdachte 9] . [medeverdachte 7] loopt naar de linkerzijde van de container en kijkt in de richting van de vrachtauto. Vervolgens maakt [medeverdachte 7] met zijn rechterwijsvinger tot drie keer een beweging, lijkende alsof hij meent dat de combinatie de loods dient te verlaten. [medeverdachte 8] loopt op dat moment, met een versnelde pas, links het beeld uit. [medeverdachte 7] loopt achteruit, kijkt links langs de combinatie, draait zich om en verdwijnt links, met versnelde pas, uit beeld. [medeverdachte 9] blijft links in beeld staan en kijkt in de richting waar [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] naartoe zijn gelopen.
- 18.27.10 uur: [medeverdachte 9] loopt naar de linkerzijde van de container in de richting van de vrachtauto. Vervolgens verdwijnt hij rechts uit beeld.
- 18.27.18 uur: [medeverdachte 9] komt na enkele seconden, vanaf de plek waar hij uit beeld verdween, weer terug.
17 seconden later betreden enkele leden van de Dienst Speciale Interventies de loods.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 29 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6]:
(p. 103)
Op 13 november 2018 vond er een zevental aanhoudingen plaats in en rondom de panden [adres 2] en [adres 3] in Nieuwkoop. Omstreeks 18.50 uur was ik aanrijdende naar de [adres 2] en op de kruising [straatnaam] - [adres 2] zag ik dat er twee verdachten geboeid op de grond zaten in de nabijheid van een Opel Vivaro voorzien
van het kenteken [kenteken 5] . Bij aankomst bij het pand [adres 2] zag ik dat er een Scania trekker voorzien van het kenteken [kenteken 3] tot halverwege achteruit de loods was ingereden. Ik zag dat de chauffeur van de trekker buiten het pand geboeid op de grond zat. Deze aangehouden verdachte was genaamd: [medeverdachte 2] .
In de loods, [adres 2] te Nieuwkoop, zag ik dat de deuren van de container nagenoeg waren gesloten, echter dat de deuren niet helemaal op de vergrendeling zaten. Ik zag dat er twee pallets met fruit
(het hof begrijpt: avocado’s)schuin achter de container stonden. Naast de twee pallets stond een witte heftruck. Verder zag ik dat een verbroken zegel op de ijzeren bumper van de oplegger lag. Na opening van de deuren zag ik dat er twee pallets ontbraken in de container.
De loods van de [adres 2] was middels open deuren verbonden met het bedrijf [bedrijf 3] dat is gevestigd op het adres [adres 3] te Nieuwkoop. In de kantine van de loods zag ik drie geboeide personen, te weten [medeverdachte 9] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] .
(p. 104)
Later werd een zevende verdachte door het arrestatieteam naar de loods gebracht. Dit betrof [medeverdachte 5] .
10.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 20 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten AOT AI B168 en AOT AI B202:
(p.106)
Op 13 november 2018 hebben wij op heterdaad aangehouden [medeverdachte 8] . Toen wij bij het bedrijfspand aan de [adres 2] en [adres 3] te Nieuwkoop aankwamen en uit ons voertuig stapten, zagen wij 3 personen in het bedrijfspand bewegen en richting de voordeur naar ons toe rennen. Ik, verbalisant B168, zag dat de verdachte, die later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 8] , iets weggooide. Bij het benaderen van deze verdachte zag ik dat er een zwarte mobiele telefoon en een autosleutel op de grond lagen waar de verdachte iets had weggegooid.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 26 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant]:
(p. 108)
Op 13 november 2018 werd ik aangesproken door een medewerker van het cellencomplex die bezig was met de fouillering van de verdachte [medeverdachte 5] , die eerder die avond was aangehouden in het bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] te Nieuwkoop. Tijdens de fouillering van de kleding van de verdachte [medeverdachte 5] bleek dat in zijn jas een bundel papiergeld zat. Het bleek te gaan om een geldbedrag van 13.905 euro. Ik hoorde de verdachte [medeverdachte 5] zeggen dat het geld niet van hem was.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 19 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8]:
(p. 148)
Op 13 november 2018 omstreeks 20.10 uur waren wij aanwezig in een bedrijfspand aan de [adres 2] in Nieuwkoop. In het pand waren op dat moment de eerder aangehouden verdachten aanwezig, die nog in afwachting waren van hun overbrenging naar een politiebureau. Wij hebben onder die verdachten (onder meer) de navolgende goederen in beslag genomen:
- [medeverdachte 9] : autosleutel Mercedes
- [medeverdachte 8] : autosleutel Mercedes Citan en mobiele telefoon BQ Aquaris
- [medeverdachte 7] : mobiele telefoon BQ Aquaris
13.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9]:
(p. 88)
Op 13 november 2018 werd ter aanhouding van de verdachte [verdachte] aangebeld bij de woning [adres 10] in Zeewolde. Ik zag en hoorde dat de voordeur niet werd geopend. Aan de achterzijde van de woning waren drie collega's gesitueerd. Deze zagen dat een manspersoon een raam op de eerste etage opende en kennelijk uit dit raam wilde klimmen. Deze manspersoon werd aangeroepen waarna de collega's zagen dat hij zich terug liet zakken, de woning in. Doordat de voordeur niet werd geopend, werd de voordeur met een bonk geopend. In de woonkamer werd [medeverdachte 6] aangetroffen. Op de eerste verdieping werd op de overloop [verdachte] aangetroffen en aangehouden. (p. 89)
Onder leiding van de rechter-commissaris werd vervolgens in de woning een doorzoeking verricht. Op het dressoir in de badkamer werd een zwart plastic mandje aangetroffen. Over de zijkant van het mandje hingen natte bankbiljetten te drogen met een totale waarde van 95 euro. In het mandje lag een zwarte herenportemonnee. In de portemonnee zaten bankbiljetten met een waarde van 850 euro (l x 500 eurobiljet, 3x 100 eurobiljet en l x 50 eurobiljet). Ook lagen er in het mandje een Volkswagen autosleutel en diverse pasjes op naam van [verdachte] , waaronder een rijbewijs.
(p. 90-91)
Naast de badkamer werd in een slaapkamer in de rechterlade van het dressoir een drietal telefoons aangetroffen. Deze telefoons stonden aan. Het betroffen een BQ (HO028.04.01.001), een iPhone (HO028.04.01.002) en een Nokia (HO028.04.01.003).
Voor de deur van de woning stond een Audi voorzien van het kenteken [kenteken 8] . Dit voertuig stond op naam van [medeverdachte 6] .
14.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgemaakt d.d. 28 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10]:
(p. 498)
Op 21 januari 2019 heb ik onderzoek gedaan aan de iPhone X die onder [verdachte]
is aangetroffen en onder beslagcode HO028.04.01.002 in beslag is genomen. Op
de telefoon was de toepassing WhatsApp geïnstalleerd. Uit het aan het account gekoppelde
telefoonnummer en aan de inhoud van de berichten kon worden opgemaakt dat het account
in gebruik was bij [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] via WhatsApp contact had
gehad met een persoon die als " [medeverdachte 11] " was opgeslagen in de contactenlijst en dat aan dat
contact het telefoonnummer [nummer] was gekoppeld. Uit abonneegegevens was
gebleken dat dit nummer op naam staat van [medeverdachte 10] , [adres 11] te Gouda. In de
Basisregistratie Personen zag ik dat op dit adres stond ingeschreven: [medeverdachte 10]
, geboren op [geboortedag medeverdachte 10] 1991. Ik zag in een WhatsApp bericht van
13 november 2018 om 20.32 uur dat " [medeverdachte 11] " werd aangesproken als [medeverdachte 10] .
(p. 500)
Op 13 november 2018 werden onder meer de volgende berichten verstuurd tussen [verdachte] en [medeverdachte 10] .
Tijd [medeverdachte 10] [verdachte]
(p. 501 en p. 64 van looppv)
19.00 uur Nood !!!
Direct
(p. 503)
Is [medeverdachte 5] nog bij jou
Nee
Die is ook
Wat ik net zeg
Die hebben ze
Mee
S
Pff
(p. 502)
Kan je langs huis
Alles weg halen
Wat niet hoort
Aub
Zoals
B heb rondje door huis gedaan
Die ging kijken
Oke
Heb alle autosleutels
Tokens
Ipad
Oké
Goed zo
(p. 500 en p. 502)
21.34 uur Maar jij bent weg. Ze hebben [medeverdachte 5] .
21.34 uur Si
21.34 uur Dus morgenochtend staan ze hier
21.34 uur Voor jou
21.34 uur Hoe dan
21.34 uur Wie zegt dat ik daar geweest ben
21.34 uur Auto?
21.34 uur Iedereen kan in die auto rijden
21.34 uur Ja
21.34 uur Is auto van de zaak
15.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 12 december 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11]:
(p. 197)
Op 13 november 2018 werd onder [verdachte] tijdens een doorzoeking op de [adres 10] in Zeewolde een iPhone mobiele telefoon inbeslaggenomen (HO028.04.01.002). Eerder was in het onderzoek gebleken dat het nummer [telefoonnummer 7] in gebruik was bij [verdachte] . Op 16 november 2018 draaide ik het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . Hierop hoorde ik de beltoon van genoemd telefoontoestel met beslagcode HO028.04.01.002.
Op 27 november 2018 onderzocht ik handmatig de genoemde telefoon. Ik zag dat op de telefoon de toepassing WhatsApp was geïnstalleerd. Ik zag dat het account was gekoppeld aan het eerder genoemde telefoonnummer van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] via WhatsApp contact had gehad met het contact " [medeverdachte 2] ". Ik zag in de berichten dat de gebruiker [medeverdachte 2] . in berichten [medeverdachte 2] werd genoemd en in een bericht als e- mailadres [e-mailadres medeverdachte 2] opgaf. Gezien de inhoud van de WhatsApp-berichten in samenhang bezien met in het onderzoek opgenomen telefoongesprekken en met verklaringen van verdachten veronderstel ik dat [medeverdachte 2] . de chauffeur [medeverdachte 2] is. Ik zag dat op 13 november 2018 onder meer de volgende berichten waren verstuurd tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Tijd [medeverdachte 2] [verdachte]
12.19 uur Ik wacht op me mail
12.23 uur Wat is jouw mail [medeverdachte 2]
(p. 198)
12.24 uur [e-mailadres medeverdachte 2]
12.24 uur Oke
12.25 uur Ik stuur je zo twee mails door
12.38 uur Kijk is in je mail
13.52 uur Op naar Bleiswijk
14.02 uur Rij maar richting Den Haag [medeverdachte 2]
14.06 uur Welke auto heb je bij je [medeverdachte 2] . Dat ding staat nog steeds die je had
14.35 uur Nieuwkoop is bij Bodegraven. Die kant moet je uit
Ik zag dat [verdachte] via WhatsApp contact had gehad met het contact [medeverdachte 5] ". Ik zag dat dit contact was gekoppeld aan telefoonnummer [nummer] . Eerder was gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik was bij [medeverdachte 5] . Ik merkte op dat [verdachte] en [medeverdachte 5] elkaar in de berichten aanspraken met " [medeverdachte 5] ". Ik zag dat op 13 november 2018 onder meer de volgende berichten waren verstuurd tussen [verdachte]
en [medeverdachte 5] .
Tijd [medeverdachte 5] [verdachte]
17.41 uur [medeverdachte 5] hij gaat rijden
17.46 uur [medeverdachte 5] Hij is weer terug
Ik zag dat in het telefoontoestel dat [verdachte] via WhatsApp contact had gehad met het contact ‘ [medeverdachte 6] ’. Ik zag dat er op 13 november 2018 vanaf 18.45 uur een groot aantal berichten waren uitgewisseld tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] die betrekking lijken te hebben op het ophalen uit Nieuwkoop van [verdachte] . De volgende berichten vielen mij hierbij op.
(p. 199)
Tijd [medeverdachte 6] [verdachte]
19.18 uur Wtf zijn jullie aan t uitsproken
19.23 uur Niks zeggen. Rij aub door.
16.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 21 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
(p. 116)
Ik werk voor [bedrijf 5] te Barendrecht, als declarant. Door mijn functie heb ik deze Bill of Lading van [bedrijf 1] Impex BV te Rijswijk ontvangen. Ik zorg dan dat er een transito document (T1) wordt opgemaakt.
(p. 117)
Ons bedrijf is eigenlijk een douane expediteur en we zorgen voor de douane documentatie formaliteiten. Wij regelen ook vaak het vervoer, maar dit is geen hoofdtaak. In dit geval heb ik geen vervoer geregeld omdat [bedrijf 1] dit zelf wilde regelen. Mijn contactpersoon bij dit bedrijf noem ik altijd [voornaam]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 3] ). Zijn achternaam is geen Nederlandse naam.
[bedrijf 1] is ongeveer vier maanden klant van ons en doet meestal bananen en nu deze keer avocado's. Normaal gesproken regel ik liever zelf het transport voor de containers, maar [voornaam] zei tegen mij dat ik het vervoer niet hoefde te regelen en dat hij het vervoer van deze container (MMAU1143523 op de getoonde Bill of Lading) zelf zou regelen.
Ik wist niet beter dan dat de container vervoerd moest worden van Antwerpen naar het bedrijf [medeverdachte 1] in Bleiswijk. [medeverdachte 1] heeft opslag faciliteiten om groente en fruit gekoeld te kunnen bewaren. Het is niet gebruikelijk dat zo'n container via een andere route naar zijn bedrijf in Bleiswijk wordt vervoerd. Dat mag ook helemaal niet, want er zit op de container een douanezegel.
Ik heb nu nog voor de genoemde container een transito document (T1 formulier) openstaan. Op het moment dat de vrachtwagen bij [medeverdachte 1] aankomt, krijgen wij het T1 formulier weer terug en dan weten wij dat de vrachtwagen is aangekomen op de bestemde plaats.
(p. 118)
Vervolgens melden wij dit T1 nummer aan de douane en vragen daarmee toestemming voor [medeverdachte 1] om het zegel te verbreken en te lossen. De douane kan dan beslissen om zelf het zegel te verbreken voor controle van de lading of geven toestemming via ons aan [medeverdachte 1] om het zegel te verbreken en te lossen. De procedure is nu nog niet af, want officieel is het transport nog niet aangekomen op de plaats van lossing.
17.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 23 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
(p. 120)
Ik ben administratief medewerker bij [bedrijf 7] . Wij doen op- en overslag van groenten en fruit.
(p. 121)
Als er bij ons geen opslagruimte is voor containers dan hebben we contact met derden waar we kunnen uitbesteden. Wij hebben geen opslag in Nieuwkoop.
(p. 122)
Uit onze administratie blijkt over de container [container 1] dat [medeverdachte 12] aan [medeverdachte 1] de opdracht heeft gegeven om deze container in opslag te nemen.
Wat betreft de afhandeling van deze container kan ik u zeggen dat normaal gesproken de chauffeur zich bij ons meldt met het T1 document. Dan vragen wij toestemming om te lossen. Normaal gesproken wordt die toestemming direct verleend. Soms gaat hij op rood en komt de douane bij ons de container controleren.
Van de douanezegels blijven wij altijd af als de douane komt controleren. Als de douane toestemming geeft mogen de zegels uiteraard worden verbroken.
Op 13 november 2018 waren wij niet vol. Wij hebben tegen niemand hoeven zeggen dat wij vol zaten.
18.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 26 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] ):
(p. 325)
Sinds 3 januari 2018 heb ik mijn onderneming [bedrijf 1] . Dit bedrijf houdt zich bezig met de handel in met name exotisch fruit.
(p. 326)
Administratie is altijd heel belangrijk en in Colombia gaat dat niet altijd even goed. In het begin liet ik het transport door de declarant regelen, maar dit was best duur. Bij [medeverdachte 1] kreeg ik van een bezoeker een kaartje van [bedrijf 4] . Dat was in augustus/september van dit jaar. (p. 327)
Over de containers die ik zou importeren kan ik het volgende verklaren. Het waren er zes in totaal. Twee containers met bananen en vier containers met avocado's. De avocado's kwamen van een andere leverancier dan de bananen. Ik heb de lading van deze containers ongeveer 1,5 maand geleden besteld. De avocado’s heb ik bij [bedrijf 8] besteld. De avocado's zijn op 25 oktober op de boot gegaan. De zes containers zouden allemaal door [bedrijf 4] opgehaald worden. Bij [bedrijf 4] had ik contact met [verdachte] . Ik heb hiervoor één keer eerder samengewerkt met [verdachte] . Dat was in september.
Ik heb telefonisch en per mail contact met [verdachte] . Niet via WhatsApp. Ik kom met mijn eigen telefoon in contact met hem. Ik heb maar één telefoon. Ik heb een à twee dagen voor aankomst van de containers met [verdachte] gebeld en hem verteld dat er zes containers aan kwamen.
(p. 328)
Ik heb mondeling gesproken met [verdachte] dat hij mijn transporteur zou zijn als ik iets binnen zou krijgen. Ik heb over dit transport op 8 november gemaild met [verdachte] . De twee containers moesten naar [medeverdachte 1] in Bleiswijk toe. Dat staat ook op de T1.
Mij wordt voorgehouden dat [verdachte] heeft verklaard dat ik tijdens de rit van Antwerpen naar Bleiswijk gebeld zou hebben dat het vol was bij [medeverdachte 1] en dat de container naar Nieuwkoop moest. Daar klopt helemaal niks van.
(p. 329)
Ik heb [bedrijf 4] BV geen opdracht gegeven om de container te lossen bij een loods in Nieuwkoop.
19.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 16 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 8] ):
(p. 231)
Op de dag van mijn aanhouding ben ik met [medeverdachte 7]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 7] )daar naar toe gegaan in een Bo-rent busje. We hebben 's ochtends in Delft afgesproken en zijn toen richting Nieuwkoop gereden. Bij de loods aan de [adres 2] hebben we in de buurt van de loods gewacht, omdat de container nog onderweg was ofzo. Wij hebben daar een uurtje gewacht.
(p. 232)
In de loods was ik met [medeverdachte 7] en die oude man
(het hof begrijpt: [bestuurder 2 van bedrijf 3] ). Die oude man is lang, fors, had een sikje en grijs haar. Hij is volgens mij de eigenaar van dat pand. [medeverdachte 7] en ik hebben in de container gekeken.
(p. 233)
Ik droeg handschoenen. De inbeslaggenomen telefoon van het merk BQ is niet van mij. U vertelt mij dat het een PGP telefoon is waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd. Ik kan niet zeggen waarom ik in het bezit was van een PGP telefoon en hoe ik daar aan kom.
20.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 5]:
(p. 238)
Ik zat bij [verdachte] in de auto, een donkerkleurige VW Golf. Ik ken [verdachte] al een aantal jaren. Ik ben gisteren
(het hof begrijpt: 13 november 2018)naar het huis van [verdachte] gegaan. [verdachte] is een oud collega, kennis en we hebben regelmatig contact met elkaar, ongeveer een keer per maand.
Ik hoorde [verdachte] bellen, volgens mij was dat met chauffeurs. Toen ik bij [verdachte] in de auto zat, hoorde ik dat hij aan de chauffeurs vroeg, hoe laat ben je daar en daar.
We zijn naar Nieuwkoop gereden.
(p. 239)
Wij gingen vervolgens met die VW Golf naar een restaurant. Ik zag dat [verdachte] parkeerde en uitstapte om de chauffeur te halen. Voordat [verdachte] uitstapte gaf hij mij een pak met geld. Ik zag dat [verdachte] dit uit zijn linker jaszak pakte. Ik hoorde dat [verdachte] aan mij vroeg "doe dit in je jaszak, want jij hebt een rits." Ik heb het aangepakt en in mijn zak gedaan.
Ik ben in de auto gebleven. De chauffeur is ingestapt en zat achterin. [verdachte] reed over de Provinciale weg naar een parkeerplaats met een benzine station. [verdachte] vroeg mij of ik daar wilde uitstappen. Ik moest daar op [verdachte] wachten. Ik ben uitgestapt. Ik zag een Mercedes bij het benzinestation staan. [verdachte] zei tegen mij dat op het moment dat die Mercedes zou gaan rijden, ik hem een appje moest sturen. [verdachte] zei dat die Mercedes bij dat bedrijf hoorde. Ik heb ongeveer 20 minuten bij die benzinepomp buiten gestaan. Toen de Mercedes ging rijden heb ik [verdachte] een appje gestuurd met "hij gaat rijden". Voordat ik dat appje stuurde had [verdachte] mij gebeld om te vragen hoe het met mij ging. Toen de Mercedes terug kwam bij de parkeerplaats van het benzinestation heb ik uit mezelf een tweede bericht naar [verdachte] gestuurd. Vervolgens is [verdachte] terug gekomen en heeft mij opgehaald. Ik zag dat [verdachte] weer naar de Provinciale weg reed en dat hij iedere keer in zijn binnenspiegel keek. Ik zag dat [verdachte] de auto ergens parkeerde en hoorde hem tegen mij zeggen "uitstappen". Ik zag dat [verdachte] ook uitstapte. We liepen naast elkaar en toen hoorde ik [verdachte] zeggen "rennen". Ik zag dat er een of twee politievoertuigen stonden. Ik hoorde een politieagent in politiekleding tegen mij zeggen “politie, op je knieën en blijven”. Ik zag dat [verdachte] wegrende.
21.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 16 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 5]:
(p. 243)
Het telefoonnummer [nummer] is van mij. De inbeslaggenomen blauwe iPhone 8 is van
mij.
Mij wordt voorgehouden een gesprek van 13 november 2018 om 17.38 uur waarin ik zeg "dat hij mij niet ziet". U vraagt mij wat ik daarmee bedoel. Ik denk dat [verdachte] mij dat vroeg. Als wij elkaar appen gebruiken we [medeverdachte 5] . We noemen elkaar [medeverdachte 5] of [medeverdachte 5] vanaf dat we elkaar hebben leren kennen.
22.
Het proces-verbaal van inverzekeringstelling, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ):
(p.260-261)
Ik werk voor [bedrijf 4] uit Den Haag vanaf 1 november 2018. [verdachte] heeft mij
gezegd de container in Antwerpen op te halen. De container moest eigenlijk naar Bleiswijk, maar onderweg kreeg ik een telefoontje van [verdachte] dat de container voor inspectie naar Nieuwkoop moest. Daar ben ik aangehouden.
Ik heb [verdachte] wel in de buurt gezien van de locatie waar ik ben aangehouden, maar niet op het terrein waar de container werd gelost.
23.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ):
(p. 263)
Ik werk bij [bedrijf 4] per 1 november. Mijn mobiele telefoonnummer is [telefoonnummer 8] .
Ik heb de vrachtwagen gepakt en ben daarmee naar Antwerpen gereden om een container te gaan halen. Dat heb ik moeten doen van [verdachte] , van [bedrijf 4] .
(p. 264)
Via mijn telefoon heb ik documenten binnengekregen en de pincode.
De container is vrijgegeven. Toen heb ik de container gepakt. Ik had een containerchassis bij mij. Ik ben daarmee gaan rijden.
Op het document stond dat ik naar Bleiswijk moest, maar ik werd onderweg gebeld door [verdachte] dat ik naar Nieuwkoop moest, voor inspectie van de lading. Ik kwam daar ’s middags aan bij dat bedrijf. Daar kwam een oudere man naar buiten met grijs haar en een bril, die mij zei dat hij nog niet gereed was. Ik moest later terugkomen.
(p. 265)
Toen ben ik in het volgende dorp iets gaan eten. Daarna werd ik gebeld door [verdachte] . Die kwam daar ook heen. Hij zei dat hij het bedrijf met zijn eigen ogen wilde zien. [verdachte] kwam met een zwarte Golf. Er zat een gozer bij, maar die kende ik niet. Ik kreeg, nadat [verdachte] weer weg was, een appje van hem dat ik moest gaan lossen. [verdachte] heeft niet in de vrachtwagen gekeken. De container was verzegeld. Na het appje ben ik terug naar de locatie gereden, [adres 2] . Toen ik weer bij dat bedrijf kwam, kwam er een man aan, volgens mij weer diezelfde man met die bril en baard en zei dat ik achteruit de loods moest inrijden. Ik ben achteruit de loods in gereden, voor de helft. Ik ben naar buiten gelopen om een sigaret te roken.
(p. 266)
Ik heb tien minuten gestaan en toen kwam de politie.
24.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 21 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ):
(p. 268)
Ik heb via WhatsApp het containernummer en de pincode gekregen van [verdachte] . Ik
heb hem ook via de e-mail gehad.
Er was die dag sprake van twee containers. Ik wist dat de [container 1] als eerste gehaald moest worden door [verdachte] . Ik heb alleen voor die ene container aan de balie gestaan en niet voor die andere.
Ik stond in het café. [verdachte] is daar binnengekomen. Ik heb afgerekend en toen zijn we naar de auto gelopen. Ik ben bij hem ingestapt. We zijn naar dat industrieterrein bij die loods gereden. Daarna heeft [verdachte] mij weer terug afgezet bij die vrachtwagen. [verdachte] wilde de locatie zien daar.
In de auto heeft [verdachte] een paar keer gebeld. Dat waren korte gesprekjes van "waar zit je?", "hoe loopt het?".
(p. 269)
Het is juist dat om 18.11 uur een rood Mercedes busje van Bo-Rent bij de loods kwam. Een gozer, de passagier, stapte uit en zei "Je moet hier wezen", zoiets. Ik heb de vrachtwagen achteruit dat terrein op gereden. Ik moest mijn luchtvering laten zakken. Ik ben nog naar achteren gelopen. Ze kregen die deuren niet open. Dat hebben ze toen met een slijptol gedaan.
In de loods is mij niet gevraagd naar de vrachtbrieven. Voor deze vracht was een T1 document nodig.
25.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 9] ):
(p. 274)
Het is via ene [medeverdachte 13]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 13] )gegaan die ik een jaar geleden
(het hof begrijpt: in 2017)heb ontmoet. [medeverdachte 13] zei dat hij aan im- en export deed en partijhandel. Ik zei dat wij dat ook deden. Ik ben twee keer bij hem geweest. Daar hebben we gesprekken gehad over de partijen handel die hij had. Toen kwamen allerlei louche figuren binnen en ik twijfelde toen aan zijn bedrijf.
Vorige week staat hij bij mij aan de zaak en zegt dat hij een klant heeft die opslag zoekt. Hij geeft aan dat het om cassaves gaat. De cassaves zouden met een container komen en die moest dezelfde dag terug naar een rederij in Antwerpen. Hij vroeg of ik het even wilde opslaan en dan zou er na maximaal twee dagen een vrachtwagen met een koeltrailer komen om de cassaves op te halen.
Vrijdag
(het hof begrijpt: 9 november 2018)kwam de zoon van [medeverdachte 13] dit vertellen en het zou dinsdag
(het hof begrijpt: 13 november 2018)worden geleverd bij mijn bedrijf. Gisterenmiddag kwam de vrachtwagen met een container bij mijn bedrijf. Ik heb de chauffeur weggestuurd.
Toen de vrachtwagen daar stond, waren de zoon van [medeverdachte 13] en een andere jongen aanwezig. Dit was een Marokkaanse of Turkse jongen. Zij zouden helpen lossen. Die twee jongens kwamen rond 17.00-18.00 uur aan mijn zaak. Rond 18.00 uur rijdt de container het terrein op. De zoon van [medeverdachte 13] en die andere jongen trokken de deur van de container open. Zij gingen met een pompwagen de trailer in. Ik zag twee pallets. Ik rij er met de heftruck twee pallets uit. De zoon van [medeverdachte 13] zag ik hierna uit de trailer springen. Hij deed de deuren dicht. De chauffeur stond buiten te roken en toen kwam het politiegeweld binnen. Die twee jongens namen als een debiel de benen.
(p. 275)
De zoon van [medeverdachte 13] en die Marokkaans/Turkse jongen zijn met een rode combo van Bo-Rent gekomen.
(p. 276)
[medeverdachte 13] was afgelopen donderdag met zijn zoon en met die Turks/Marokkaanse jongen bij mij op de zaak. Ze zijn een half uur tot een uur op de zaak geweest. [medeverdachte 13] zei dus dat hij voor een klant van hem opslag zocht. [medeverdachte 13] was het meest aan het woord. Die donderdag kwamen ze met datzelfde Bo-Rent autootje langs. Vrijdag kwam de zoon samen met die jongen bij mij aan de zaak om te vertellen dat het dinsdag gelost zou worden. Ze kwamen toen weer met dat Bo-Rent autootje.
26.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 17 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 9] ):
(p. 281)
Ik rijd in een Mercedes met kenteken [kenteken 6] .
27.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 26 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 7] ( [medeverdachte 7] ):
(p. 291)
Ik was op 13 november 2018 in een loods aan de [adres 2] in Nieuwkoop. Ik was daar met de eigenaar van het bedrijf. Het was een oude man, met witte en grijze beharing. We waren met z’n drieën. De andere persoon ken ik als [medeverdachte 8] . Hij reed mij daarheen omdat ik geen rijbewijs heb. We zijn in de ochtend vanuit Delft met de Mercedes Citan van Bo-Rent gekomen. Ik ben een of twee keer eerder bij die loods geweest.
(p. 292)
Ik ben daar eerder geweest voor die container.
We waren met zijn drieën bij het openen van de container, ikzelf, [medeverdachte 8] en de eigenaar van het pand. De vrachtwagenchauffeur was daar ook bij. Mij werd van te voren verteld dat ik een klein busje moest huren.
(p. 293)
Ik ben in de container geweest en trof daar fruit of groente aan. Ik ben uit de container gegaan, de deuren zijn dichtgedaan en toen kwamen jullie. Naast mij is alleen die [medeverdachte 8] in de container geweest. Ik heb inderdaad mijn telefoon gepakt om iemand te bellen. Ik herken mijzelf op de camerabeelden.
(p. 294)
Het voertuig van Bo-Rent met kenteken [kenteken 7] was voor een dag gehuurd. De bij mij aangetroffen BQ telefoon, type Aquaris X heb ik sinds een paar dagen in gebruik.
28.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 15 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [medeverdachte 7] ( [medeverdachte 7] ):
(p. 299)
In de ochtend van de aanhouding heb ik het busje voor 1 dag gehuurd bij Bo-Rent.
[medeverdachte 8] is de medeverdachte [medeverdachte 8] . Rond het middaguur ben ik met [medeverdachte 8] wat gaan eten.
(p. 300)
Daarna zijn we naar Nieuwkoop gereden, omdat ik een WhatsApp berichtje had gekregen dat de container er bijna zou zijn. Rond 14.00 uur waren we op de [adres 2] in Nieuwkoop. De container was er toen niet en vervolgens zijn [medeverdachte 8] en ik weer teruggereden naar Delft. Daar hebben we gewacht op het volgende bericht dat de container er zou zijn. Dat WhatsApp berichtje heb ik gekregen en vervolgens zijn we weer teruggereden naar Nieuwkoop. Toen we daar arriveerden was de container er al. Ik zag dat de chauffeur in zijn vrachtwagen zat. Ik heb hem gevraagd of hij bij deze loods moest zijn.
Toen we de eerste keer arriveerden hebben we gesproken met de eigenaar van de loods. Ik heb gelezen dat hij [medeverdachte 9] heet.
29.
Het proces-verbaal van inverzekeringstelling, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [verdachte] ( [verdachte] ):
(p. 302)
Ik ben eigenaar van [bedrijf 4] . Gisteren had ik de opdracht van [bedrijf 1] Import uit Den Haag om twee containers vanuit de haven van Antwerpen te vervoeren naar [medeverdachte 1] in Bleiswijk.
(p. 303)
Ik heb mijn chauffeur [medeverdachte 2] de opdracht gegeven naar Nieuwkoop te gaan. Ik ben daar ook even langs geweest. Ik was samen met [medeverdachte 5] .
30.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 14 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [verdachte] ( [verdachte] ):
(p. 304)
Mijn vriendin is [medeverdachte 6] .
(p. 305)
[medeverdachte 2]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 2] )werkt sinds kort bij mij.
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 7] . Ik heb een iPhone. Ik rij in een VW Golf.
Ik heb ongeveer een maand geleden een opdracht gekregen van een bedrijf genaamd [bedrijf 1] . Vrijdag heb ik een opdracht gekregen voor de twee containers. Dit was voor transport van Antwerpen naar Bleiswijk. Ik heb daar toen [medeverdachte 2] als chauffeur
heen gestuurd. Ze waren alle twee bestemd voor [medeverdachte 1] . Ik was met [medeverdachte 5]
de hele dag samen. Ik ben met [medeverdachte 5] naar Nieuwkoop gereden. Daar hebben we [medeverdachte 2] ontmoet. Die was aan het eten in een kroeg daar om de hoek.
Ik ben opgehaald door mijn vriendin. Die heeft me naar Zeewolde gebracht. Daar is toen de politie aan de deur gekomen.
(p. 306)
Mijn mailadres is [e-mailadres verdachte] .
[medeverdachte 6] is mij komen halen met een Audi Q5.
31.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 26 november 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [verdachte] ( [verdachte] ):
(p. 307)
Mij wordt voorgehouden dat ik in een telefoongesprek van 16.10 uur aan [medeverdachte 2] vraag of er auto’s staan bij hem in de buurt. Mij wordt gevraagd waarom ik dit wilde weten.
Of hij bij het juiste bedrijf staat. En hij zag niemand. Dus ik wilde weten of er mensen waren bij dat bedrijf.
32.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 12 december 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 11]:
(p. 205)
Op 11 december 2018 bekeek ik in de telefoon van [verdachte] (beslagcode HO028.04.01.002) de belgeschiedenis. Uit de belgeschiedenis bleek mij niet dat er met dit telefoontoestel andere telefoongesprekken waren gevoerd in het tijdsbestek tussen 12.10 uur en 14.09 uur dan de gesprekken die al eerder bekend waren geworden in het onderzoek door middel van het opnemen van telecommunicatie ex art. 126m Sv. Uit de opgenomen telefoongesprekken is niet gebleken dat [medeverdachte 3] een opdracht heeft gegeven om de container naar Nieuwkoop te vervoeren in plaats van naar Bleiswijk.
33.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 4 januari 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 12]:
(p. 383)
Op 26 november 2018 is onder [medeverdachte 3] een GSM iPhone 7 in beslag genomen (beslagcode: YILDC94.01.001). Op 4 december 2018 heb ik een onderzoek ingesteld naar de gegevens van de iPhone.
(p. 384)
In de iPhone heb ik contacten gevonden die overeenkomen met medeverdachten en
betrokkenen in het onderzoek 26Orland, te weten het bedrijf [bedrijf 9] , [contactpersoon bedrijf 5] van het bedrijf [bedrijf 5] , het bedrijf [medeverdachte 1] in Bleiswijk en [verdachte] . In de communicatieapp WhatsApp zijn er geen gesprekken te zien tussen [medeverdachte 3] , de betrokken bedrijven en [verdachte] .
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep primair bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bij gebrek aan bewijs, om de redenen zoals vermeld in de pleitnota. Kort gezegd is aangevoerd dat de verdachte altijd heeft gezegd dat hij niets te maken heeft gehad met de verdovende middelen. Hij heeft slechts gedaan wat zijn opdrachtgever heeft gevraagd. Hij is niet de afzender of ontvanger van de container waarin door de politie cocaïne is aangetroffen. De verdachte is aantoonbaar op het allerlaatste moment op de hoogte geraakt van de container en het bewijs voor een voortraject ontbreekt. Het dossier geeft onvoldoende duidelijkheid over het opzet en de wetenschap van de verdachte en over wat zijn rol is geweest bij de invoer van de cocaïne, zowel in een voortraject als op de dag van de aankomst met de container in Nieuwkoop. Om die reden dient hij te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde opzettelijke invoer van 1188 kilogram en/of de voorbereiding daarvan.
Subsidiair is ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde bepleit dat slechts ten aanzien van de door de politie teruggeplaatste hoeveelheid cocaïne van 110 gram tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Handelingen die worden verricht nadat de stof bevattende cocaïne inbeslaggenomen is, kunnen immers per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer en de overdracht van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte stof.
Ten aanzien van feit 2 is subsidiair bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde periode 1 tot en met 7 november 2018 en van het onderdeel “het begeven in de omgeving van de zeecontainer, teneinde de omgeving van die container te (laten) controleren op de aanwezigheid van opsporingsdiensten en/of criminele concurrenten” (gedachtestreepje 5), omdat er voor die delen van de tenlastelegging geen bewijsmiddelen voorhanden zijn.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de bovenvermelde bewijsmiddelen, zoals die ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting aan de orde zijn gekomen, stelt het hof het navolgende vast.
De verdachte, [verdachte] , is eigenaar van het transportbedrijf [bedrijf 4] BV en heeft van [medeverdachte 3] ( [bedrijf 1] ) de opdracht aangenomen om de container met nummer [container 1] te vervoeren van de Antwerpse haven naar de op- en overslag van [bedrijf 7] in Bleiswijk. Ten behoeve van dit transport heeft [verdachte] per e-mail op 8 november 2018 van [medeverdachte 3] enkele documenten ontvangen. Nadien is er tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] op verschillende manieren over dit transport gecommuniceerd.
Op 9 november 2018 is een schip de haven van Antwerpen binnengevaren met daarop onder meer een container van [bedrijf 2] met nummer [container 1] . Deze container was volgens de Bill of Lading geladen met avocado’s en afkomstig uit Colombia. Bij controle werd in de container in totaal 1.136,6 kilogram cocaïne aangetroffen. Na afstemming tussen de Nederlandse en Belgische opsporingsautoriteiten werd de betreffende container – op een representatief monster van 110 gram cocaïne na – ontdaan van de verdovende middelen en vervolgens vrijgegeven voor verder transport.
Op 13 november 2018 om 13.10 uur is de betreffende container in de Antwerpse haven in opdracht van en met een vrachtwagencombinatie van [bedrijf 4] BV opgehaald door [medeverdachte 2] teneinde deze te lossen bij [bedrijf 7] te Bleiswijk. Onderweg naar Bleiswijk heeft [medeverdachte 2] om 15.43 uur van [verdachte] telefonisch de opdracht gekregen om eerst naar de loods van [bestuurder 2 van bedrijf 3] aan de [adres 2] in Nieuwkoop te rijden. Als [medeverdachte 2] bij de loods arriveert, informeert [verdachte] om 16.08 uur telefonisch bij [medeverdachte 2] of hij “ze” al gezien heeft en om 16.10 uur “of er auto’s” bij hem staan. Als [medeverdachte 2] aangeeft dat hem door “de vent met de baard” – de medeverdachte [medeverdachte 9] – is verteld dat hij nog maar een rondje moest rijden omdat hij nog geen bericht had gehad, geeft [verdachte] aan [medeverdachte 2] de opdracht om naar een benzinepomp te rijden. Uit de observaties van de politie blijkt dat [medeverdachte 2] om 16.32 uur de vrachtwagen-combinatie met container parkeert op de [adres 6] in Nieuwveen en daar een café binnen loopt.
Uit de observaties van de politie blijkt ook dat [verdachte] en [medeverdachte 5] (een kennis van [verdachte] die die dag bij hem was) om 16.50 uur in een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] voorbij de loods van [medeverdachte 9] aan de [adres 2] in Nieuwkoop rijden en om 17.01 uur stoppen bij de vrachtwagencombinatie op de [adres 6] in Nieuwveen. Daar overhandigt [verdachte] aan [medeverdachte 5] een geldbedrag van € 13.905,--, aldus de verklaring van [medeverdachte 5] , waarna [verdachte] uitstapt, om 17.11 uur het café waar de chauffeur [medeverdachte 2] is binnenloopt en om 17.12 uur samen met [medeverdachte 2] het café verlaat. Om 17.16 uur rijden [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] met de Volkswagen Golf weg. [verdachte] vraagt bij een benzinestation aan [medeverdachte 5] om uit te stappen en hem een WhatsApp berichtje te sturen als een aldaar reeds geparkeerde Mercedes personenauto vertrekt. Om 17.26 uur rijdt [verdachte] met de Volkswagen Golf blijkens de observatie voor een tweede keer langs de loods aan de [adres 2] in Nieuwkoop. Om 17.38 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 5] die hem vertelt dat hij iets verderop staat, zodat “hij” hem niet ziet en om 17.42 uur meldt [medeverdachte 5] dat “hij” weg is en “die richting opging”.
[medeverdachte 2] parkeert om 17.53 uur de vrachtwagencombinatie ter hoogte van de loods van [medeverdachte 9] aan de [adres 3] / [adres 2] te Nieuwkoop. [verdachte] belt om 17.54 uur naar [medeverdachte 5] en zegt dat hij naar hem toekomt. Om 18.17 uur rijdt [medeverdachte 2] de vrachtwagencombinatie de loods van [medeverdachte 9] binnen. Op dat moment rijden [verdachte] en [medeverdachte 5] weer met de Volkswagen Golf over de [adres 2] in Nieuwkoop. Kort daarna zijn in de loods [medeverdachte 9] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] doende met het lossen van de container. Om 18.31 uur rijden [verdachte] en [medeverdachte 5] met de Volkswagen Golf over de [adres 2] te Nieuwkoop in de richting van de N231. [verdachte] parkeert om 18.40 uur de Volkswagen Golf op het [adres 9] in Nieuwkoop en beiden stappen uit. [verdachte] roept naar [medeverdachte 5] “rennen”. Als het arrestatieteam [medeverdachte 5] aanhoudt rent [verdachte] weg en ontkomt hij op dat moment aan zijn aanhouding. [verdachte] belt om 18.53 uur met [medeverdachte 6] en vraagt haar om hem op te halen en hem niet te veel te vragen. Vanaf 19.00 uur stuurt [verdachte] ook WhatsApp berichten aan [medeverdachte 10] met de teksten “Nood !!” en “Direct” en waarin hij haar onder meer vraagt om “langs huis te gaan en alles weg te halen wat niet hoort”, waarop [medeverdachte 10] reageert met “B heb rondje door huis gedaan, heb alle autosleutels, tokens, Ipad”. Uit de WhatsApp berichten blijkt ook dat [medeverdachte 10] aan [verdachte] vraagt of “ [medeverdachte 5] ” – te weten [medeverdachte 5] – nog bij hem is, waarop [verdachte] antwoordt “die hebben ze”.
Later die avond wordt [verdachte] aangehouden in de woning van [medeverdachte 6] te Zeewolde. Verbalisanten zien voorafgaand aan de aanhouding dat [verdachte] via het raam op de 1e etage naar buiten wil klimmen. In de woning werden drie telefoons aangetroffen, waaronder een BQ-toestel. Dit is een PGP-telefoon waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd.
Hoeveelheid harddrugs
Volgens vaste jurisprudentie kunnen handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer strekken tot de invoer of het verdere vervoer en afleveren van die verdovende middelen. Zoals uit het bovenstaande blijkt, hebben de aan de verdachte [verdachte] verweten handelingen plaats gevonden na de inbeslagname van het merendeel van de in Antwerpen in de zeecontainer aangetroffen cocaïne. Het hof is gelet hierop van oordeel dat de verdachte zowel ten aanzien van het onder 1 als het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken voor zover het de door de Belgische politie op 9 november 2018 inbeslaggenomen hoeveelheid van 1.136,6 kilogram cocaïne betreft. Wel acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van handelingen die waren gericht op de (verlengde) invoer van de door de Belgische autoriteiten in de container teruggeplaatste en daadwerkelijk over de grens van Nederland gebrachte hoeveelheid van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne en aan het voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet met betrekking tot een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Opzet / wetenschap
Op grond van het bovenstaande samenstel van feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat de verdachte [verdachte] heeft geweten dat de container die hij met zijn bedrijf vervoerde een hoeveelheid cocaïne bevatte en dat hij handelingen heeft verricht ten einde die hoeveelheid verdovende middelen te (laten) borgen. [verdachte] is degene die, na de verkregen opdracht van importeur [medeverdachte 3] om de container te vervoeren naar [bedrijf 7] in Bleiswijk, aan de door hem, verdachte, ingeschakelde chauffeur opdracht heeft gegeven van zijn route naar de bestemming [bedrijf 7] af te wijken en de container in plaats daarvan naar de loods van [medeverdachte 9] in Nieuwkoop te rijden. Namens de verdachte [verdachte] is ook in hoger beroep aangevoerd dat hij dit deed in opdracht van [medeverdachte 3] . Echter acht het hof dit, evenals de rechtbank, niet geloofwaardig. Uit het onderzoek aan de telecommunicatie en uit andere ingezette opsporingsmiddelen is niets gebleken van de beweerde opdracht van [medeverdachte 3] aan [verdachte] om de route te wijzigen. Door de verdachte is bij de politie verklaard dat [medeverdachte 3] hem tijdens de rit van Antwerpen naar Bleiswijk gebeld zou hebben dat het vol was bij [medeverdachte 1] en dat de container naar Nieuwkoop moest, maar daar klopt volgens [medeverdachte 3] helemaal niets van. De getuige [getuige 3] van [bedrijf 7] heeft tegenover de politie verklaard dat zij op 13 november 2018 niet vol zaten en dat er bij hen altijd uitwijkmogelijkheden zijn in het onverhoopte geval dat dit zich zou voordoen. Gelet daarop kan de verklaring van [verdachte] op dit punt als ongeloofwaardig ter zijde worden geschoven.
Voorts betrekt het hof bij zijn oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen vast is komen te staan dat [verdachte] - nadat hem in de loop van de ochtend van 13 november 2018 na diverse telefoongesprekken duidelijk was geworden dat de container in Antwerpen was vrijgegeven - op die bewuste dag op verschillende momenten zich heeft bevonden in de nabijheid van de vrachtwagen en/of de loods van [medeverdachte 9] te Nieuwkoop. De aanwezigheid van de verdachte daar diende geen redelijk doel als het slechts een container met avocado’s zou betreffen, aangezien hij voor het transport van de container zijn chauffeur [medeverdachte 2] had ingeschakeld. Evenals de rechtbank, acht het hof de verklaring van de verdachte dat de tachograaf van de vrachtwagen een storing vertoonde en dat hij die storing zelf wilde oplossen niet aannemelijk, omdat [verdachte] gedurende de op 13 november 2018 plaatsgevonden observatie op geen enkel moment in de cabine van de vrachtwagen is gezien en ook [medeverdachte 2] daarover niet heeft verklaard. Dat [verdachte] daar met andere bedoelingen aanwezig was blijkt wel uit het feit dat hij de met hem meegereisde [medeverdachte 5] opdracht heeft gegeven om op de uitkijk te staan en hem te berichten over de bewegingen van de Mercedes die geparkeerd stond bij het benzinestation en die “bij dat bedrijf zou horen”, dat hij [medeverdachte 2] heeft gebeld met de vraag of hij “ze” al had gezien en “of er auto’s” bij hem stonden en dat hij met zijn Volkswagen Golf meerdere keren langs/voorbij de loods aan de [adres 2] in Nieuwkoop is gereden.
Verder merkt het hof, evenals de rechtbank, de omstandigheden dat [medeverdachte 5] die dag in het bezit was van een geldbedrag van € 13.905,--, waarover hij heeft verklaard dat [verdachte] dat geldbedrag aan hem in bewaring heeft gegeven, dat [verdachte] is gevlucht voor de politie, dat hij [medeverdachte 6] heeft gevraagd hem op te halen en verder geen vragen te stellen, dat hij [medeverdachte 10] heeft gevraagd om ‘alles wat niet hoort weg te halen’ uit zijn huis, dat hij in de woning van [medeverdachte 6] via het raam heeft willen vluchten voor de politie en dat in diezelfde woning een PGP-telefoon is aangetroffen, als uitermate belastend aan. Het is een feit van algemene bekendheid dat PGP-telefoons in het criminele circuit worden gebruikt om onderschepping van belastende informatie/berichten voor de opsporingsdiensten onmogelijk te maken. Een aannemelijke verklaring waarom [verdachte] dat geldbedrag aan [medeverdachte 5] heeft gegeven, wegvluchtte, goederen wilde laten verdwijnen en in het bezit was van een PGP-toestel heeft de verdachte niet gegeven.
Gelet op het bovenstaande komt het hof tot de conclusie dat de verdachte [verdachte] in de periode van 8 november 2018 tot en met 13 november 2018 heeft geweten dat de door zijn onderneming naar Nederland vervoerde container een hoeveelheid cocaïne bevatte. Het opzet op de invoer van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne (feit 1) en op het voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (feit 2) is daarmee gegeven. Gezien de aard en omvang van alle door de verdachte en zijn medeverdachte(n) gemaakte voorbereidingen en verrichte inspanningen gaat het hof er daarbij van uit dat het opzet van de verdachte zich bij het onder 2 bewezenverklaarde niet beperkte tot de in de container aanwezige hoeveelheid van 110 gram cocaïne, maar zag op een substantieel grotere hoeveelheid.
Verlengde invoer
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet volgt dat als strafbare vorm van het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst en/of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijke invoer. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het ophalen van de container in Antwerpen, het vervoeren ervan naar de loods in Nieuwkoop en de verdere handelingen die daar hebben plaatsgehad hieronder begrepen dienen te worden. Het betreft namelijk handelen dat er naar zijn uiterlijke verschijningsvorm direct op was gericht om de cocaïne na de feitelijke invoer vrij te krijgen voor verdere handelingen die kunnen zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van de verdovende middelen. Gelet op het bovenstaande is er tot en met de handelingen in de loods in Nieuwkoop sprake van de ‘verlengde invoer’ van (een hoeveelheid van 110 gram) verdovende middelen, zoals onder 1 bewezen is verklaard.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. De verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van het hof van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Vast staat dat in de bewuste container tussen de lading avocado’s sporttassen met daarin ruim 1100 kilo cocaïne zijn geplaatst en dat die container vanuit Colombia naar Antwerpen is vervoerd. De verdachte [verdachte] is via [medeverdachte 3] in het bezit gekomen van de benodigde code en documenten om de zeecontainer in de haven in Antwerpen af te kunnen halen. De verdachte heeft de container vervolgens door zijn chauffeur [medeverdachte 2] laten vervoeren naar Nederland en onderweg de bestemming gewijzigd naar de loods van de medeverdachte [medeverdachte 9] in Nieuwkoop. In die loods waren naast die [medeverdachte 9] de medeverdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] aanwezig om de container in ontvangst te nemen en de illegale inhoud ervan buiten het zicht van de douane veilig te stellen. In de loods van [medeverdachte 9] is immers de verzegeling van de container in strijd met de daaromtrent geldende regelgeving verbroken en de container geopend met behulp van een slijptol. In de container was een extra douanezegel aanwezig waardoor het verbreken van het andere douanezegel onopgemerkt kon blijven. De verdachte was die middag in de buurt van de container en loods aanwezig, hield de gang van zaken nauwlettend in het oog en gaf zijn chauffeur alsmede [medeverdachte 5] nadere instructies. De medeverdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] hebben bij Bo-Rent een voertuig gehuurd voor het verdere vervoer. Uit het na korte tijd stoppen met uitladen van de container en daarop onmiddellijk vertrekken toen bleek dat er geen sporttassen met cocaïne in de container zaten, leidt het hof af dat ook zij wisten van de aanwezigheid van een hoeveelheid cocaïne daarin. Bij dit oordeel betrekt het hof tevens de omstandigheid dat zowel [medeverdachte 7] als [medeverdachte 8] op het moment van hun aanhouding in het bezit waren van een PGP-telefoon.
De hiervoor genoemde feitelijke handelingen tonen een gezamenlijke uitvoering die vooraf (grotendeels) moet zijn afgestemd. Die handelingen hebben geleid tot een gezamenlijke uitvoering van de (verlengde) invoer van de container met daarin een hoeveelheid cocaïne en het gezamenlijk voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachte en een of meer medeverdachten is naar het oordeel van het hof daarmee gegeven. Daarom kunnen de gedragingen van de verdachte worden gekwalificeerd als medeplegen.
Eindconclusie
Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte [verdachte] zich samen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde (verlengde) invoer van een hoeveelheid van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne en het onder 2 tenlastegelegde voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet met betrekking tot een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
De door de verdediging aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot de primair betoogde algehele vrijspraak, zijn weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen en worden verworpen.
Het hof is gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen en daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
waarbij feit 1 en feit 2 in eendaadse samenloop zijn begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem bij een bewezenverklaring een aanzienlijk lagere gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de in eerste aanleg opgelegde straf en de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Daartoe is aangevoerd dat bij de straftoemeting de samenloopbepaling van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht moet worden meegewogen, alsmede dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als de coördinerende persoon die achter de schermen alles aanstuurt. Zijn rol is maximaal die van de transporteur. Voorts is verzocht de betrekkelijk korte periode in ogenschouw te nemen, alsmede te onderkennen dat straftoemeting niet een louter mathematische aangelegenheid is. Wat betreft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is erop gewezen dat hij een first offender is en dat deze strafzaak grote gevolgen voor hem heeft gehad, in het bijzonder de omstandigheid dat zijn onderneming failliet is verklaard met alle gevolgen van dien.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor een aanzienlijke duur met zich brengt.
De verdachte heeft zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van een hoeveelheid cocaïne en de voorbereiding en bevordering van het plegen van Opiumwet-delicten, waarbij sprake is van eendaadse samenloop. Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte heeft met zijn handelen een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Het gebruik van harddrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. De handel in en het gebruik van harddrugs leiden tot zeer ernstige vormen van criminaliteit. Met de handel in drugs worden enorme bedragen verdiend. Geld dat steeds vaker wordt witgewassen en op die manier zijn weg naar de bovenwereld vindt en als ondermijnend wordt aangemerkt. De verdachte heeft zich aan deze voor de samenleving zeer nadelige gevolgen niets gelegen laten liggen.
Feitelijk is er sprake van de invoer van 110 gram van een materiaal bevattende cocaïne. De LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting geven als indicatie voor de op leggen straf: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 tot 10 weken. Het hof kan en wil echter niet voorbij gaan aan de omstandigheid dat het aanvankelijk ging om een transport van 1136,6 kilogram cocaïne, waarvan het de bedoeling was om die zeer aanzienlijke hoeveelheid naar Nederland te vervoeren. Alhoewel om juridisch-technische redenen de bewezenverklaring zich beperkt tot de teruggeplaatste hoeveelheid van 110 gram, beperkte het opzet van de verdachte zich daar niet toe, zo blijkt uit zijn opmerkelijke handelen met betrekking tot de container. Zijn uitermate actieve gedrag met betrekking tot dit transport duidt erop dat de verdachte er van uitging dat de container een veel grotere hoeveelheid cocaïne zou bevatten. Het hof zal hier in strafverzwarende zin rekening mee houden, maar niet in die mate dat wordt aangesloten bij de in België in beslag genomen hoeveelheid van 1.136,6 kilogram. Dit verklaart waarom het hof een aanzienlijk lagere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is geëist.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld voor Opiumwet-delicten, en zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegend acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht zal bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Evenals de rechtbank acht het hof de oplegging van een geldboete van € 20.000,-- naast de oplegging van een gevangenisstraf niet aan de orde, ook al wordt dit soort feiten gepleegd om daar financieel voordeel uit te halen. Het hof stelt vast dat de verdachte niet eerder voor enig Opiumwet-delict is veroordeeld. Een geldboete zou passend kunnen zijn indien er aanwijzingen zijn dat de verdachte enig financieel voordeel zou hebben verkregen uit zijn handelen, maar daarvan is het hof niet gebleken. Integendeel, de onderneming van de verdachte is failliet verklaard, hetgeen naar mag worden verwacht grote financiële gevolgen voor hem met zich brengt. Het hof is geenszins gebleken dat de verdachte thans beschikt over bijzondere draagkracht om een geldboete te voldoen of daar binnen afzienbare termijn over zal kunnen beschikken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het onder de verdachte in beslag genomen witte busje met dop, inhoudende 110 gram cocaïne, dient aan het verkeer onttrokken dient te worden verklaard, omdat dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Evenals de rechtbank zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte van het onder hem in beslag genomen geldbedrag van € 547,25 en van een mobiele telefoon van het merk Samsung, nu naar het oordeel van het hof het belang van de strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van die goederen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 47, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een wit busje met dop en als inhoud 110 gram cocaïne.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 547,25
- een mobiele telefoon, merk Samsung, inclusief sim- en sd-kaart.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. E.A.A.M. Pfeil, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 9 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.