ECLI:NL:GHSHE:2021:2730

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
20-001780-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake openlijk geweld tegen politieambtenaren en gemeentelijke goederen tijdens demonstratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdachte werd veroordeeld voor openlijk geweld tegen politieambtenaren en gemeentelijke goederen tijdens een demonstratie op 18 januari 2016 in Heesch. De verdachte, geboren in 1997, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan geweldpleging tegen de Mobiele Eenheid (ME) en het gemeentehuis van Bernheze. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis bevestigt, met uitzondering van de strafoplegging. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de plaats van het delict aanwezig was en een actieve rol heeft gespeeld in het geweld. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor immateriële schade. Het hof heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk overwogen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001780-19
Uitspraak : 20 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 5 juni 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-073046-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen van de vijf benadeelde partijen en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 1 jaar. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen telkens tot
een bedrag van € 250,00 zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en, gelet daarop, niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vorderingen. Subsidiair, in het geval van een veroordeling, heeft de verdediging verzocht om oplegging van een geringe werkstraf, eventueel met een voorwaardelijk gedeelte, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vorderingen dan wel matiging van het toe te wijzen bedrag.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2016 te Heesch, gemeente Bernheze, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, op/aan de Misse en/of de Hoogstraat en/of de Schoonstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere goederen toebehorend aan de Gemeente Bernheze en/of een of meerdere verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Brabant, te weten onder meer
‒ [verbalisant 1] en/of
‒ [verbalisant 2/benadeelde] en/of
‒ [verbalisant 3] en/of
‒ [verbalisant 4/benadeelde] en/of
‒ [verbalisant 5] en/of
‒ [verbalisant 6/benadeelde] en/of
‒ [verbalisant 7/benadeelde] en/of
‒ [verbalisant 8/benadeelde] ,
welk geweld bestond uit het
‒ opzettelijk gewelddadig formeren van een (grote) groep personen en/of zich (gedeeltelijk) onherkenbaar maken door het dragen van (een) capuchon(s) en/of (een) sjaal(s), in elk geval door het dragen van gezichtsbedekking en/of
‒ meermalen gooien van stenen en/of (houten) voorwerpen in de richting van politieambtenaren waaronder voornoemde verbalisant(en) en/of op/tegen het gemeentehuis van de gemeente Bernheze en/of gemeentelijke goederen en/of
‒ meermalen afsteken en/of afschieten en/of gooien van (zwaar) vuurwerk nabij en/of in de richting van politieambtenaren waaronder voornoemde verbalisant(en) en/of het gemeentehuis van de gemeente Bernheze en/of gemeentelijke goederen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 januari 2016 te Heesch, gemeente Bernheze, openlijk, te weten op de openbare weg, op de Misse, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen toebehorend aan de Gemeente Bernheze en verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Brabant, te weten onder meer
‒ [verbalisant 1] en
‒ [verbalisant 2/benadeelde] en
‒ [verbalisant 3] en
‒ [verbalisant 4/benadeelde] en
‒ [verbalisant 5] en
‒ [verbalisant 6/benadeelde] en
‒ [verbalisant 7/benadeelde] en
‒ [verbalisant 8/benadeelde] ,
welk geweld bestond uit het
‒ opzettelijk gewelddadig formeren van een grote groep personen en zich gedeeltelijk onherkenbaar maken door het dragen van capuchons en/of sjaals, en
‒ gooien van stenen en houten voorwerpen in de richting van politieambtenaren waaronder voornoemde verbalisanten en het gemeentehuis van de gemeente Bernheze en
‒ afsteken en afschieten en gooien van zwaar vuurwerk nabij en in de richting van politieambtenaren waaronder voornoemde verbalisanten en het gemeentehuis van de gemeente Bernheze.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte weliswaar nabij het plein waar de rellen hebben plaatsgevonden is geweest, maar dat hij geen geweldshandelingen heeft gepleegd. Hij was slechts toeschouwer. De verdachte is dan ook niet degene die in het dossier wordt omschreven als “Verdachte A”. De omstandigheid dat verbalisant [verbalisant 9] en de rechtbank “sterke gelijkenissen” zien tussen de verdachte en de persoon die “Verdachte A” wordt genoemd, is onvoldoende voor een betrouwbare herkenning.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier volgt dat op 18 januari 2016 een raadsvergadering in het gemeentehuis te Heesch, in de gemeente Bernheze, heeft plaatsgevonden. Het onderwerp op de agenda was de komst van een Asielzoekerscentrum in de gemeente Heesch. Door personen die hun ongenoegen hierover wilden kenbaar maken werd op het plein voor het gemeentehuis, gelegen aan De Misse 6 te Heesch, een demonstratie georganiseerd. Aanvankelijk verliep deze demonstratie rustig, maar op een gegeven moment werd de situatie grimmiger. Een aantal van de op het plein aanwezige demonstranten bedekten hun gezicht en vervolgens werd er vanuit de groep met (onder andere) zwaar vuurwerk richting het gemeentehuis gegooid. Hierop werd de Mobiele Eenheid van de politie ingezet. Deze posteerde zich voor het gemeentehuis om te voorkomen dat het gemeentehuis betreden kon worden. Hierop heeft een grote groep jongeren zich bezig gehouden met het gooien van zwaar vuurwerk, stenen en houten palen in de richting van de linie van de ME.
Ter vaststelling van de identiteit van enkele van de geweldplegers zijn op enig moment foto’s (video stills) geplaatst op de internetpagina van het opsporingsprogramma Bureau Brabant, waaronder een foto van een persoon genaamd ‘Verdachte A’. Over deze persoon kwamen drie verschillende anonieme tips binnen. Uit één van die tips volgde dat [verdachte] uit Oss ‘Verdachte A’ zou kunnen zijn. Na verificatie werd door de officier van justitie besloten dat deze [verdachte] als verdachte kon worden aangemerkt, voor de andere twee getipte namen gold dat niet.
[verdachte] , de verdachte, is vervolgens op 2 december 2016 door de politie gehoord. Het hof begrijpt de antwoorden van de verdachte op de vragen van de politie zo dat de verdachte heeft bevestigd dat hij in de avond van 18 januari 2016 tijdens de rellen op of nabij het plein bij het gemeentehuis in Heesch aanwezig was, hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft herhaald.
Verbalisant [verbalisant 9] , één van de twee verhoorders, heeft in het kader van het verhoor van 2 december 2016 gedurende een half uur contact met de verdachte gehad en hij heeft daarover gerelateerd dat hij toen sterke overeenkomsten heeft waargenomen tussen de verdachte en de persoon op de foto genaamd ‘Verdachte A’. Met name de neus, de wenkbrauwen en de ogen waren volgens de verbalisant zo goed als gelijk.
In het dossier bevindt zich ook een ID staat van de verdachte, met daarbij een van hem op 2 december 2016 gemaakte politiefoto. Het hof heeft deze foto van de verdachte vergeleken met de foto van ‘Verdachte A’. Het hof heeft daarbij een sterke gelijkenis tussen het gelaat van de verdachte en het gelaat van ‘Verdachte A’ waargenomen.
Op grond van de waarneming van de verbalisant en deze eigen waarneming van het hof, is het hof van oordeel dat verdachte degene is die als ‘Verdachte A’ kan worden aangemerkt.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet alleen dat verdachte (‘Verdachte A’) op de plaats van het delict is geweest, zoals hiervoor is overwogen, maar ook dat hij daar een aanzienlijke rol heeft gehad in het geweld tegen de ME en zich ernstig heeft misdragen. De verdachte heeft meermalen vuurwerk afgeschoten in de richting van de ME en het daarachter gelegen gemeentehuis, hij heeft met een houten lat gegooid en zelfs met een jerrycan voorzien van een brandende doek.
Op grond hiervan staat voor het hof vast dat de verdachte niet enkel een toeschouwer is geweest, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een (meer dan) voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen politieagenten van de Mobiele Eenheid en tegen goederen van de Gemeente Bernheze. Tijdens een demonstratie tegen de komst van een asielzoekerscentrum is door een grote groep jongeren, waaronder de verdachte, met zwaar vuurwerk, stenen en houten palen gegooid in de richting van de ME en het gemeentehuis. Daarmee is een aanvankelijk vreedzame demonstratie tegen een politiek besluit, mede door toedoen van de verdachte, uitgemond in een bedreigende en beangstigende situatie, zowel voor de aanwezige ME als de raadsleden die in het gemeentehuis zouden vergaderen over de voorgenomen komst van het AZC en de andere personen die op dat moment in het gemeentehuis aanwezig waren. Met name het gooien van zwaar illegaal vuurwerk is als zeer bedreigend ervaren door de ME.
Gelet op de aard en ernst van de gedragingen en in verband met een juist normhandhaving, zou het hof, indien geen sprake zou zijn van overschrijding van de redelijke termijn, een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, passend en geboden achten. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met de omstandigheid dat uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 juni 2021 volgt dat hij niet eerder ten aanzien van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak kan worden vastgesteld dat de redelijke termijn, zowel in eerste aanleg als in hoger, is overschreden, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Er is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn voor berechting (van ongeveer 6 maanden in eerste aanleg en ongeveer 2,5 maand in hoger beroep), als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
Zonder schending van de redelijke termijn zou, zoals hiervoor overwogen, naar het oordeel van het hof een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, op zijn plaats zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal echter worden volstaan met het opleggen van voornoemde taakstraf.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [verbalisant 2/benadeelde] , [verbalisant 8/benadeelde] , [verbalisant 4/benadeelde] , [verbalisant 6/benadeelde] en [verbalisant 7/benadeelde] hebben zich allen in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De ingediende vorderingen zien op vergoeding van immateriële schade, ten bedrage van:
‒ ten aanzien van de benadeelde partij [verbalisant 2/benadeelde] : € 401,00;
‒ ten aanzien van de benadeelde partij [verbalisant 8/benadeelde] € 386,00;
‒ ten aanzien van de benadeelde partij [verbalisant 4/benadeelde] : € 250,00;
‒ ten aanzien van de benadeelde partij [verbalisant 6/benadeelde] : € 150,00;
‒ ten aanzien van de benadeelde partij [verbalisant 7/benadeelde] : € 250,00.
Door de benadeelde partijen is voorts verzocht deze vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij het vonnis waarvan beroep zijn de vijf benadeelde partijen allen in hun vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. Zij hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van hun oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Gelet op hetgeen uit het dossier naar voren komt, is naar het oordeel van het hof invoelbaar dat het bewezenverklaarde feit voor de benadeelden gevoelens van angst en onveiligheid heeft opgeroepen en dat de situatie ook voor deze politieagenten die op dat moment werkzaam waren bij de Mobiele Eenheid uitzonderlijk was, in het bijzonder vanwege het zware vuurwerk dat in hun richting werd afgestoken. Het hof is echter, met de rechtbank en de verdediging, maar anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit immateriële schade aan de benadeelden is toegebracht, aangezien de onderbouwing daarvan – ook in hoger beroep – bij alle vorderingen ontbreekt. De enkele stelling dat de benadeelden geestelijk letsel dan wel psychisch onbehagen hebben opgelopen of zich gekwetst voelden, is niet voldoende om immateriële schadevergoeding te kunnen toekennen. Immers, recht op een vergoeding van immateriële schade bestaat bij een strafbaar feit zonder fysiek letsel op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek uitsluitend indien vaststaat dat de benadeelden op een andere wijze in hun persoon zijn aangetast. De benadeelden dienen daartoe voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat bij hen door het stafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan. Het bestaan van geestelijk letsel moet aan de hand van objectieve maatstaven worden vastgesteld.
Het hof is van oordeel dat nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partijen kunnen daarom thans in hun vorderingen niet worden ontvangen en kunnen die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2/benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 2/benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 8/benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 8/benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4/benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 4/benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 7/benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 7/benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 6/benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [verbalisant 6/benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. J. Nederlof, voorzitter,
mr. B. Stapert en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 20 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.