3.1.In rov. 2.1 tot en met 2.11 van het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door kantonrechter vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal deze feiten hierna, vernummerd tot rov. 3.1.1 tot en met 3.1.11, weergeven. Bij grief 1 klaagt [appellante] erover dat de kantonrechter haar verweren niet (volledig) heeft vermeld. Deze verweren komen in het navolgende aan de orde bij de verdere beoordeling.
3.1.1.Omstreeks oktober/november 2009 heeft [geïntimeerde 1] aan [appellante] opdracht gegeven tot het aanbrengen van afvoerleidingen van wastafels, bad, douches en toilet in de verdiepingsvloer van de woning van [geïntimeerde 1] en het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de warmte terug win installatie.
3.1.2.Na het verrichten van de werkzaamheden door [appellante] heeft [geïntimeerde 1] geen verdere opdrachten aan [appellante] gegeven en heeft [geïntimeerde 1] die werkzaamheden betaald.
3.1.3.In april 2017 heeft [geïntimeerde 1] een lekkage ontdekt aan het plafond in een kantoorruimte grenzend aan de woonkamer. [geïntimeerde 1] heeft die lekkage gemeld aan zijn opstalverzekeraar. De verzekeraar heeft een expert ingeschakeld en die heeft geconcludeerd dat sprake was van een lekkende verbinding in de vloer van de badkamer aan de voorzijde van de wastafel en dat dit een constructiefout tijdens de bouw betrof. De verzekeraar heeft vervolgens de schadeclaim afgewezen.
3.1.4.[geïntimeerde 1] heeft vervolgens contact opgenomen met [appellante] . Op 15 september 2017 hebben partijen met elkaar gesproken en heeft [geïntimeerde 1] aan [appellante] verzocht het gebrek aan de leiding en de daardoor ontstane schade te herstellen.
3.1.5.Bij brief van 13 december 2018 heeft [geïntimeerde 1] [appellante] in gebreke gesteld en verzocht om een oplossing voor te stellen.
3.1.6.Bij brief van 29 januari 2018 heeft [appellante] ontkend dat door haar ondeugdelijke materialen waren gebruikt.
3.1.7.[geïntimeerde 1] heeft hierna in maart 2018 aan [betrokkene 1] opdracht verstrekt een onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de lekkage en de gebruikte materialen alsmede de herstelkosten te begroten. [betrokkene 1] heeft daarbij gebruik gemaakt van [betrokkene 2] BV die de leidingen met behulp van een camera heeft geïnspecteerd. [betrokkene 1] concludeert – samengevat – dat de gebruikte buizen niet geschikt zijn om in een betonnen vloer in te storten, dat de geplaatste buizen wel op de juiste wijze waren gebeugeld, dat de gebruikte poreuze stenen om afschot te realiseren niet toegepast hadden moeten worden, dat herstel mogelijk is en dat de herstelkosten worden begroot op € 14.701,31.
3.1.8.Bij brief van 16 mei 2018 heeft [geïntimeerde 1] , onder toezending van de rapportage van [betrokkene 1], nogmaals aan [appellante] verzocht om een passende oplossing voor te stellen.
3.1.9.Bij schrijven van 18 juni 2018 heeft [geïntimeerde 1] wederom aan [appellante] verzocht om een passende oplossing aan te dragen.
3.1.10.Bij dagvaarding van 18 februari 2019 heeft [geïntimeerde 1] van [appellante] betaling gevorderd van € 12.865,31 ter zake van herstelkosten, € 1.836,00 ter zake van gevolgschade, € 2.092,70 ter zake van deskundigenkosten, die bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, € 980,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [appellante] in de proceskosten en de nakosten.
3.1.11.Bij verstekvonnis van 8 mei 2019 zijn de hiervoor vermelde bedragen aan [geïntimeerde 1] toegewezen, alsook de daarover gevorderde wettelijke rente, en is [appellante] veroordeeld in de proceskosten ad € 945,01 en in de nakosten begroot op € 120,00.
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellante] primair om haar te ontheffen van de bij voormeld verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordelingen en [geïntimeerde 1] te veroordelen in de proceskosten en subsidiair, in het geval zij niet ontvangen kan worden in haar verzet, herroeping van het verstekvonnis, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten.
3.2.2.[geïntimeerde 1] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het verstekvonnis, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
3.2.3.Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde 1] veroordeeld.
3.3.1.[appellante] heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen en veroordeling van [geïntimeerde 1] tot terugbetaling van hetgeen op grond van het vonnis waarvan beroep aan [geïntimeerde 1] werd betaald, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep.
3.3.2.[geïntimeerde 1] heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.