ECLI:NL:GHSHE:2021:2700

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
200.244.495_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar schadevergoeding bij onroerend goed transactie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een hoger beroep van een appellant tegen een geïntimeerde in een civiele procedure. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 23 maart 2021 en betreft een geschil over de schadevergoeding bij de verkoop van een onroerend goed. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.B.Th. van ‘t Grunewold, heeft een perceel gekocht dat niet aan de overeenkomst voldeed, wat leidt tot een geschil over de schadevergoeding. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen om een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren om de prijs te bepalen die een redelijk handelend verkoper en koper in 2007 zouden zijn overeengekomen, als zij geweten hadden dat het pand niet bewoond mocht worden. De appellant heeft voorgesteld om één taxateur te benoemen, terwijl de geïntimeerde ook een taxateur heeft voorgedragen. Het hof heeft besloten om zelf een deskundige te benoemen en heeft de kosten voorlopig ten laste van de appellant gebracht, conform de hoofdregel van artikel 195 Rv. De uitspraak bevat ook bepalingen over de procedure rondom het deskundigenonderzoek, inclusief termijnen en de rol van de deskundige. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor de ontvangst van het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.244.495
arrest van 31 augustus 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J.B.Th. van ‘t Grunewold te Roermond,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.L. Stegeman te Heerlen,
als vervolg op het tussenarrest van 23 maart 2021 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen vonnis van 16 mei 2018 (nummer C/03/235620/ HA ZA 17-268).

5.Het verdere geding in hoger beroep

5.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het voornoemde tussenarrest waarbij het hof de zaak naar de rol heeft verwezen voor akte aan de zijde van [appellant] ;
  • de akte uitlating van [appellant] ;
  • de antwoordakte na tussenarrest tevens akte overlegging productie van [geïntimeerde] met een productie.
5.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de voornoemde stukken en die van de eerste aanleg.

6.De verdere beoordeling

6.1
Het hof roept kort in herinnering dat in het tussenarrest het voornemen voor een deskundigenonderzoek is overwogen met als aan de deskundige(n) voor te leggen vragen:
Kunt u gemotiveerd aangeven welke prijs een redelijk handelend verkoper en een redelijk handelend koper voor perceel [nummer perceel] met het pand -in de feitelijke staat waarin het zich destijds bevond- zouden zijn overeengekomen als zij bij het sluiten van de koopovereenkomst in 2007 geweten hadden dat het pand niet mocht worden bewoond maar wel voor (legale) bewoning geschikt kon worden gemaakt?
Wat acht u verder van belang om op te merken?
Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen zodat partijen zich kunnen uitlaten over het aantal, de deskundigheid en -bij voorkeur eensluidend- de persoon van de te benoemen deskundige(n) en mogelijke suggesties te doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Ook heeft het hof overwogen voornemens te zijn om de kosten van de deskundige(n) voorlopig ten laste te brengen van [appellant] .
6.2
Bij akte stelt [appellant] in hoofdlijn dat het hof kan volstaan met de benoeming van één taxateur onroerende zaken die beschikt over kennis van zijn vakgebied en de markt ‘ Parkstad ’ voor zover bedoeld de voormalige ‘oostelijke mijnstreek’, de gemeenten Kerkrade, Heerlen, Landgraaf en Brunssum. Bij voorkeur zou de deskundige echter niet uit dat gebied afkomstig moeten zijn, maar uit de regio Sittard-Geleen, Maastricht, of Heuvelland.
[appellant] acht de voorgestelde vraagstelling adequaat en genoegzaam.
Volgens [appellant] brengt de hoofdregel van artikel 195 Rv wel mee dat hij als eisende partij in beginsel met het deskundigenvoorschot wordt belast, maar vanwege de [geïntimeerde] toe te rekenen tekortkoming zou in dit geval [geïntimeerde] daarmee moeten worden belast.
6.3
Bij antwoordakte stelt [geïntimeerde] in de kern dat het hof kan volstaan met de benoeming van één uit de regio afkomstige taxateur onroerende zaken met kennis en ervaring van de Oostelijke Mijnstreek. [geïntimeerde] draagt taxateur [taxateur] uit Heerlen als deskundige voor.
Omdat het wellicht wenselijk is dat de te benoemen taxateur zich laat informeren door iemand met een andere deskundigheid zoals bijvoorbeeld een constructeur of architect, zou de te formuleren opdracht daarvoor volgens [geïntimeerde] de ruimte moeten bieden.
Volgens [geïntimeerde] komt het deskundigenvoorschot ingevolge artikel 195 Rv voor rekening [appellant] als eisende partij. [geïntimeerde] acht dat ook redelijk omdat de taxateur zijn werkzaamheden verricht in het kader van de beoordeling van de schade(omvang) die [appellant] claimt en waarvan de bewijslast ook op [appellant] rust.
6.4
Het hof zal overeenkomstig de eensluidende wens van partijen één taxateur onroerende zaken tot deskundige benoemen. Nu partijen niet eensluidend een bepaalde persoon met kennis en ervaring als taxateur in de regio Kerkrade, Heerlen, Landgraaf en Brunssum hebben voorgedragen, zal het hof zelf een deskundige benoemen.
6.5.1
Nu [appellant] zich met de voorgestelde vraagstelling kan verenigen en [geïntimeerde] ook geen concrete aanpassingen daarop voorstelt, zal het hof die vraagstelling ongewijzigd aan de deskundige voorleggen. Voor zover [geïntimeerde] met het oog op de formulering van de vragen de suggestie doet dat de deskundige zich mogelijk zou willen laten informeren door iemand met een andere deskundigheid, raakt dat niet de door de deskundige te beantwoorden vraagstelling zodat het niet tot een aanpassing daarvan leidt. Deze suggestie van [geïntimeerde] raakt de (wijze van) invulling en uitoefening van de deskundigentaak en/of het deskundigenonderzoek, maar het is in beginsel aan de deskundige zelf om te bepalen wat voor een goede vervulling van de deskundigentaak en/of het deskundigenonderzoek nodig is.
6.5.2
Daarbij dient de deskundige natuurlijk wel de door het hof al gegeven kaders in acht te nemen. In dit verband herhaalt het hof bijvoorbeeld de al in rov. 3.15.1 en 3.15.2 gegeven overwegingen en beslissingen dat, samengevat, het nu niet meer gaat om (kosten van) correcte nakoming (zoals die van herstel of tot opheffing van strijdigheid met publiek recht) of door [appellant] uiteindelijk ondervonden vermogensnadeel, maar om de vermogensvermindering die [appellant] bij de (af)levering op 6 juli 2007 heeft geleden ten opzichte van de situatie waarin hij zou zijn geraakt bij behoorlijke nakoming. Voor de vaststelling van die vermogensvermindering is één van de relevante factoren: de prijs die een redelijk handelend verkoper en koper voor perceel [nummer perceel] met het pand zouden zijn overeengekomen als zij bij het sluiten van de koopovereenkomst in 2007 geweten hadden dat het pand niet mocht worden bewoond maar wel voor (legale) bewoning geschikt kon worden gemaakt. Hiertoe wordt nu het deskundigenonderzoek bepaald.
6.6.1
Het hof zal de deskundigenkosten voorlopig ten laste te brengen van [appellant] die volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv als oorspronkelijk eiser in beginsel met het voorschot hoort te worden belast. [appellant] wijst er op dat het hof in rov. 3.14.2 al heeft overwogen en beslist dat het aan hem verkochte en geleverde perceel [nummer perceel] met het pand niet aan de overeenkomst beantwoordt wat een aan [geïntimeerde] toe te rekenen tekortkoming oplevert waar hij aanspraken op kan baseren, maar dat brengt het hof niet tot een andere beslissing. [appellant] is namelijk ook degene op wie in beginsel de bewijslast van de door de deskundige te onderzoeken feiten rust.
6.6.2
Deze beslissing over (de betaling van) het deskundigenvoorschot is een voorlopige maatregel voor de duur van dit beroep, waarmee het hof niet vooruitloopt op de uiteindelijk te nemen proceskostenbeslissing. Het hof zal de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beslissing over (de betaling van) het deskundigenvoorschot uitspreken.
6.7
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en beslist nu als volgt.

7.De uitspraak

Het hof:
7.1
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de door de deskundige te beantwoorden vragen:
Kunt u gemotiveerd aangeven welke prijs een redelijk handelend verkoper en een redelijk handelend koper voor perceel [nummer perceel] met het pand -in de feitelijke staat waarin het zich destijds bevond- zouden zijn overeengekomen als zij bij het sluiten van de koopovereenkomst in 2007 geweten hadden dat het pand niet mocht worden bewoond maar wel voor (legale) bewoning geschikt kon worden gemaakt?
Wat acht u verder van belang om op te merken?
7.2
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
dhr. Henri Pepels
[adres]
[postcode] [woonplaats]
Telefoon: [telefoonnummer]
Email: [mailadres]
[website] ;
7.3.1
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
7.3.2
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
7.4.1
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
7.4.2
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek (
en ten aanzien van het concept-rapport) partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
7.4.3
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
7.4.4
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
7.4.5
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
7.5.1
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € € 907,50, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
7.5.2
bepaalt dat [appellant] laatstgenoemd bedrag zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
7.5.3
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
7.6
benoemt mr. M.G.W.M. Stienissen tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
7.7.1
verwijst de zaak naar de rol van 11 januari 2022 in afwachting van het deskundigenrapport;
7.7.2
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellant] , waarna [geïntimeerde] antwoordmemorie na deskundigenrapport zal kunnen nemen;
7.8
verklaart de beslissing over (de betaling van) het deskundigenvoorschot in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
7.9
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en J.K.B. van Daalen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 augustus 2021.
griffier rolraadsheer