ECLI:NL:GHSHE:2021:27

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
200.238.479_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de procedure ex artikel 225 Rv in faillissementszaak met cessie van vordering

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 januari 2021, betreft het een incident in het hoger beroep van een faillissementszaak. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven, hebben zich in deze procedure verweerd tegen de curator, die optreedt in zijn hoedanigheid van (voormalig) curator in het faillissement van de gefailleerde. De curator heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om de procedure te schorsen. Dit verzoek is gedaan omdat de vordering die de curator in eerste aanleg op de appellanten had, is gecedeerd aan Stichting Crediteurenbelang. De curator onderbouwde zijn verzoek met bewijsstukken, waaronder een uittreksel uit het Handelsregister en een vonnis van de rechtbank dat het akkoord met de crediteuren homologeert.

Het hof heeft vastgesteld dat er een grond voor schorsing aanwezig is, aangezien de relatie waarin de curator het geding voerde, door de cessie is opgehouden. De appellanten hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof en hebben het verzoek van de curator niet betwist. Het hof heeft daarom de vordering in het incident toegewezen, wat betekent dat de procedure is geschorst vanaf de datum van de akte ex artikel 225 Rv, zijnde 17 maart 2020. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft tevens bepaald dat de zaak ambtshalve wordt doorgehaald, maar kan worden hervat op de voorgeschreven wijze.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.238.479/01
arrest van 12 januari 2021
gewezen in het incident ex artikel 225 Rv in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geintimeerde] q.q. handelend in zijn hoedanigheid van (voormalig) curator in het faillissement van [gefailleerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. B.A.P. Sijben te Helmond,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 19 juni 2018 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, onder zaaknummer 4565028 \ CV EXPL 15-12752 gewezen vonnissen van 8 september 2016 en 21 december 2017.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 19 juni 2018 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 8 november 2018;
  • de memorie van grieven met één productie;
  • de memorie van antwoord;
  • de akte ex artikel 225 Rv van de zijde van de curator;
  • de akte uitlating van 14 april 2020 van de zijde van [appellanten] ;
  • het H16-formulier voor de rol van 16 oktober 2020 met verwijzing naar een bijgevoegde brief gedateerd op 28 september 2020.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

6.De beoordeling

In het incident
6.1.
De curator heeft bij akte een verzoek ex artikel 225 Rv ingediend en verzocht om schorsing van de procedure. Dit verzoek is gedaan omdat de vordering die de curator in eerste aanleg op [appellanten] stelde te hebben, bij gelegenheid van homologatie van het akkoord dat door de heer [gefailleerde] aan zijn crediteuren is aangeboden, is gecedeerd aan Stichting Crediteurenbelang [crediteurenbelang] . De curator heeft deze cessie onderbouwd met een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat op
18 december 2019 Stichting Crediteurenbelang [crediteurenbelang] is opgericht, de akte van cessie van 19 december 2019 en het vonnis van 20 december 2019 waarin de rechtbank het akkoord zoals beschreven in het vonnis homologeert.
De curator stelt dat door voornoemde akte de cessie aan [appellanten] is medegedeeld. Door de cessie is de betrekking waarin de curator het geding voerde opgehouden als bedoeld in artikel 225, lid 1, sub b en c Rv. Daarom verzoekt de curator om schorsing van het geding op de voet van artikel 225 lid 2 Rv en vraagt het hof een datum en tijdstip te bepalen waartegen Stichting Crediteurenbelang [crediteurenbelang] als rechtsopvolger van de curator [appellanten] kan dagvaarden ter voortzetting van het geding.
6.2.
[appellanten] refereert zich aan het oordeel van het hof.
6.3.
Het hof overweegt als volgt. Het hof stelt vast dat er met het verzoek van de curator een grond voor een schorsing van de onderhavige procedure ex artikel 225 Rv aanwezig is. De betrekking waarin de curator het geding voerde, is met de cessie (en de daarop volgende homologatie) immers opgehouden. [appellanten] heeft zich zoals gezegd aan het oordeel van het hof gerefereerd en het verzoek niet betwist of bestreden. Het hof zal gelet op het voorgaande de vordering in het incident toewijzen. Dit betekent dat de procedure is geschorst vanaf de datum van de akte ex artikel 225 Rv, zijnde 17 maart 2020.
6.4.
De beslissing over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
6.5.
Omdat de procedure is geschorst, zal het hof de zaak na het uitspreken van dit arrest ambtshalve doorhalen. Het geding kan desgewenst op de voorgeschreven wijze bij exploot of, indien de andere partij daarmee instemt, bij akte ter rolle worden hervat in de stand waarin deze zich nu bevindt. Partijen stellen bij de hervatting opnieuw advocaat (artikel 227 lid 3 Rv).

7.De uitspraak

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering toe;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
stelt vast dat het geding is geschorst vanaf 17 maart 2020;
bepaalt dat de zaak nu ambtshalve wordt doorgehaald.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 januari 2021.
griffier rolraadsheer