In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 januari 2021, betreft het een incident in het hoger beroep van een faillissementszaak. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven, hebben zich in deze procedure verweerd tegen de curator, die optreedt in zijn hoedanigheid van (voormalig) curator in het faillissement van de gefailleerde. De curator heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om de procedure te schorsen. Dit verzoek is gedaan omdat de vordering die de curator in eerste aanleg op de appellanten had, is gecedeerd aan Stichting Crediteurenbelang. De curator onderbouwde zijn verzoek met bewijsstukken, waaronder een uittreksel uit het Handelsregister en een vonnis van de rechtbank dat het akkoord met de crediteuren homologeert.
Het hof heeft vastgesteld dat er een grond voor schorsing aanwezig is, aangezien de relatie waarin de curator het geding voerde, door de cessie is opgehouden. De appellanten hebben zich gerefereerd aan het oordeel van het hof en hebben het verzoek van de curator niet betwist. Het hof heeft daarom de vordering in het incident toegewezen, wat betekent dat de procedure is geschorst vanaf de datum van de akte ex artikel 225 Rv, zijnde 17 maart 2020. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft tevens bepaald dat de zaak ambtshalve wordt doorgehaald, maar kan worden hervat op de voorgeschreven wijze.