ECLI:NL:GHSHE:2021:2692

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
20-002573-18 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak na hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 maart 2018. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene is vastgesteld. De betrokkene, geboren in 1987, was betrokken bij de teelt van 168 hennepplanten in de periode van 29 april 2015 tot en met 22 juli 2015. Het hof heeft het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 9.907,40, na het in rekening brengen van kosten en opbrengsten van de hennepteelt. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis van de politierechter te vernietigen en het voordeel vast te stellen op € 9.000,00, maar het hof heeft de vordering van de verdediging om de ontnemingsvordering af te wijzen verworpen. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure vastgesteld, maar heeft deze reeds verdisconteerd in de opgelegde straf in de samenhangende strafzaak. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het wederrechtelijk verkrijgen van het vastgestelde voordeel.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002573-18 (OWV)
Uitspraak : 18 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 maart 2018 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-866352-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
volgens opgaaf ter terechtzitting wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 11.486,00 en is aan betrokkene een hoofdelijke betalingsverplichting opgelegd voor een bedrag van € 11.486,00.
Namens de betrokkene is op 1 augustus 2018 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen, het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op € 9.000,00 en een hoofdelijke betalingsverplichting zal opleggen van € 9.000,00.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de ontnemingsvordering zal afwijzen nu de betrokkene geen voordeel heeft gehad van hennepteelt.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
Het hof grondt zijn overtuiging dat de betrokkene voordeel heeft verkregen op de hierna te vermelden (en in de voetnoten genoemde) wettige bewijsmiddelen en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van dit hof van heden, 18 augustus 2021, met het parketnummer 20-002571-18 veroordeeld tot straf ter zake van (onder meer) het opzettelijk telen van 168 hennepplanten in de periode van 29 april 2015 tot en met 22 juli 2015.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene door middel van het begaan van het onder 1 bewezenverklaarde feit, te weten het opzettelijk telen van 168 hennepplanten in de periode van 29 april 2015 tot en met 22 juli 2015, een direct voordeel uit het strafbare feit als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
Algemeen
Voor zover hierna wordt verwezen naar het BOOM-rapport wordt daarmee gedoeld op het rapport ‘
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie, update d.d. 1 november 2010.
Aantal oogsten
Gelet op de periode waarin ook de Enexis -netmetingen zijn verricht, alsmede de periode waarover Enexis schade heeft gevorderd, gaat het hof hierna bij de voordeelberekening uit van één oogst. [2]
Opbrengst hennep
Uit het dossier volgt dat er 168 potten zijn aangetroffen. [3] De totale oppervlakte van de beplanting was 6,8 m2. [4] Per m2 stonden derhalve ongeveer (168 / 6,8 ≈ ) 25 planten.
Ingevolge het BOOM-rapport levert dit dan een opbrengst per plant op van 23,0 gram hennep op. In totaal is de opbrengst derhalve (168 x 23,0 gram =) 3.864 gram hennep.
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de opbrengst van hennep in geld vast op
€ 3.280,- per kilogram. De totale opbrengst is derhalve (3,864 x € 3.280,- =) € 12.673,92.
Kosten
Afschrijvingskosten
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de afschrijvingskosten bij een aantal van 168 hennepplanten vast op € 150,-.
Inkoopprijs stekken
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de inkoopprijs van de stekken op € 2,85 per stek. De totale kosten voor de inkoop van de stekken zijn derhalve (168 x € 2,85=)
€ 478,80.
Variabele kosten
Overeenkomstig het BOOM-rapport stelt het hof de variabele kosten op € 3,33 per plant in totaal derhalve op (168 x € 3,33=) € 559,44.
Elektriciteitskosten
In de onderliggende hoofdzaak is uit het wensenformulier van de benadeelde partij gebleken dat de benadeelde partij Enexis B.V. haar schade vergoed heeft gezien door de betrokkene. Daarom zal het hof deze kosten, te weten een bedrag van € 1.578,28, in mindering brengen.
Resumé
Gelet op het vorenstaande neemt het hof de navolgende kosten in aanmerking.
Afschrijvingskosten € 150,00
Inkoopprijs stekken € 478,80
Variabele kosten € 559,44
Elektriciteitskosten € 1.578,28 +
Totale kosten € 2.766,52
Vaststelling geschat wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het vorenstaande stelt het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vast op:
Totale opbrengsten € 12.673,92
Totale kosten € 2.766,52 -/-
Geschat wederrechtelijk verkregen voordeel € 9.907,40
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere betrokkene is gewaarborgd dat binnen een redelijke termijn op de ontnemingsvordering wordt beslist. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt.
In het onderhavige geval zal het hof de termijn rekenen vanaf 22 juli 2015, op welke datum betrokkene is gehoord en aangehouden ter zake van de tenlastegelegde feiten. In eerste aanleg is op 5 maart 2018 door de politierechter beslist op de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarmee is de redelijke termijn, die voor deze fase doorgaans op twee jaren wordt gesteld, overschreden met ongeveer 7,5 maanden.
Als uitgangspunt heeft tevens in deze zaak te gelden dat de behandeling in hoger beroep dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld. De aanvang van de termijn in hoger beroep stelt het hof vast op de datum waarop door de betrokkene hoger beroep is ingesteld, te weten 1 augustus 2018. Het einde van de termijn stelt het hof vast op heden, 18 augustus 2021, zijnde de datum waarop het hof arrest zal wijzen. De overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep bedraagt aldus 12,5 maanden, welk tijdsverloop niet aan de proceshouding van de betrokkene valt te wijten.
Het hof zal echter volstaan met deze constateringen, nu het hof deze overschrijdingen reeds heeft verdisconteerd in de opgelegde straf in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak met parketnummer 20-002571-18, terwijl de arresten in de strafzaak en de ontnemingszaak tegen de betrokkene op dezelfde datum worden uitgesproken.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het wederrechtelijk verkrijgen van het vastgestelde voordeel.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 9.907,40 (negenduizend negenhonderdzeven euro en veertig eurocent);
legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 9.907,40 (negenduizend negenhonderdzeven euro en veertig eurocent);
bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 198 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 18 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Limburg, district Parkstad, Districtsrecherche, registratienummer 2015136235, gesloten d.d. 2 september 2015 door verbalisant [verbalisant] , Generalist Tactische Opsporing van de Districtsrecherche Parkstad van politie Eenheid Limburg (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 125). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Dossierpagina’s 23-28 en 90-91.
3.Dossierpagina 120.
4.Dossierpagina 120.