In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 17 oktober 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor mishandeling en kreeg een gevangenisstraf van 80 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering, deelname aan een behandeling voor agressieregulatie, en een contact- en locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte of, subsidiair, aanvoerde dat de bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde meer hadden.
Het hof heeft het beroep van de verdachte ongegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof oordeelde dat de opgelegde gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis vertoonde. De bijzondere voorwaarden werden aangepast, waarbij het hof het contactverbod en het locatieverbod handhaafde, gezien het recidiverisico en de noodzaak om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.