ECLI:NL:GHSHE:2021:2668

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
20-003331-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake mishandeling met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 17 oktober 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor mishandeling en kreeg een gevangenisstraf van 80 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering, deelname aan een behandeling voor agressieregulatie, en een contact- en locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte of, subsidiair, aanvoerde dat de bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde meer hadden.

Het hof heeft het beroep van de verdachte ongegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof oordeelde dat de opgelegde gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis vertoonde. De bijzondere voorwaarden werden aangepast, waarbij het hof het contactverbod en het locatieverbod handhaafde, gezien het recidiverisico en de noodzaak om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003331-19
Uitspraak : 4 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 oktober 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-263530-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij en begeleiding door Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt:
‒ het ondergaan van een behandeling op een Forensisch Psychiatrische Afdeling voor problemen op het gebied van agressieregulatie of andersoortige persoonlijkheids-problematiek, rekening houdend met de (licht) verstandelijke beperking van de verdachte;
‒ medewerking verlenen aan alcoholcontroles middels urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) ter beheersing van het middelengebruik;
‒ het schriftelijk doorgeven van zijn nieuwe adres aan de reclassering indien sprake is van een adreswijziging;
‒ een contactverbod met aangeefster, waarbij de politie toeziet op de handhaving daarvan;
‒ een locatieverbod voor de [adres slachtoffer] , waarbij de politie toeziet op de handhaving daarvan.
Voorts heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot dezelfde gevangenisstraf als de rechtbank aan de verdachte heeft opgelegd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en begeleiding door de reclassering doch met inbegrip van een contact- en locatieverbod.
De verdediging heeft primair vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Subsidiair, in het geval van een veroordeling, heeft de verdediging aangevoerd dat de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde (meer) hebben.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en motivering daarvan en met aanvulling van de bewijsmotivering en met wijziging van de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften.
Aanvulling van de bewijsmotivering
Door de raadsman is er op gewezen dat de zich in het dossier bevindende getuigenverklaring niet door de getuige is ondertekend.
Het hof ziet hierin geen reden om de verklaringen van de getuige [getuige 1] en haar dochter niet voor het bewijs te gebruiken. Het proces-verbaal waarin de verklaringen van de getuige en haar dochter zijn weergegeven, is door de verbalisant op ambtseed opgemaakt. Het hof heeft geen reden om aan de in het proces-verbaal opgenomen weergave van de verklaringen te twijfelen.
Op te leggen straf en motivering
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van de moeder van zijn zoontje, in haar eigen woning, en haar hiermee pijn en verdriet aangedaan.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van enige duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook gelet op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 mei 2021, reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. Ook volgt uit voornoemd uittreksel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof bij de straftoemeting rekening gehouden met de inhoud van het omtrent de verdachte opgemaakte psychologisch onderzoeksrapport d.d. 3 juni 2019. Hoewel de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte niet is vastgesteld, blijkt uit dit rapport wel dat bij de verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, ADHD en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat, omdat relatievorming voor de verdachte met zijn beperkte emotionele en cognitieve vaardigheden te complex is om dit stabiel te laten verlopen.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles overwegende, kan het hof zich vinden in de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren. Anders dan de rechtbank ziet het hof geen meerwaarde in oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, mede gelet op het feit dat een eerder opgelegde reclasseringsbegeleiding inmiddels is afgerond. Anders dan de verdediging, maar met de advocaat-generaal, acht het hof een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor de straat waarin zij woonachtig is wel noodzakelijk. Het hof heeft bij dat oordeel de inhoud van het psychologisch onderzoeksrapport betrokken als ook de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij onlangs nog contact heeft gehad met de aangeefster en dat zij bij de politie aangifte van stalking heeft gedaan tegen hem.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
80 (tachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte/veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1983 te [geboorteplaats slachtoffer] , thans woonachtig te [adres slachtoffer] . De politie ziet toe op de handhaving van dit contactverbod.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte/veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in de [adres slachtoffer] . De politie ziet toe op de handhaving van dit locatieverbod.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 4 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. De Vries-Leemans en Van de Schepop zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.