In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 augustus 2021, zijn twee hoger beroepen aan de orde, beide gerelateerd aan de zorgregeling en het hoofdverblijf van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft in de eerste zaak (200.287.511/01) de beschikking van de rechtbank Limburg van 25 september 2020 aangevochten, waarin de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder werd vastgesteld. De vader verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats naar hem, met argumenten over de stabiliteit van zijn gezin en de ontwikkeling van [minderjarige]. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft de verzoeken van de vader bestreden en benadrukt dat [minderjarige] bij haar in een stabiele omgeving opgroeit.
In de tweede zaak (200.295.320/01) heeft de vader de beschikking van 5 maart 2021 aangevochten, waarin de moeder vervangende toestemming kreeg voor de inschrijving van [minderjarige] op een basisschool in [woonplaats moeder]. De vader verzocht om vervangende toestemming voor inschrijving op een basisschool in [woonplaats vader]. Het hof heeft beide zaken gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is dat haar hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft. De vader's verzoeken zijn afgewezen, en het hof heeft een nieuwe contactregeling vastgesteld die de betrokkenheid van beide ouders waarborgt.
De mondelinge behandeling vond plaats op 20 juli 2021, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en heeft besloten dat de huidige regeling in het belang van [minderjarige] is, waarbij de stabiliteit en continuïteit van haar opvoeding voorop staan. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.