3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[ondernemer] heeft in 2002 de autowerkplaats met garage en oprit aan [adres] te [plaats] gehuurd van de besloten vennootschap Tankstation Merx B.V. (verder: Merx B.V.). Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen huurovereenkomst bedrijfsruimte ex artikel 7A:1624 BW van toepassing verklaard, zoals die op 28 januari 1994 waren gedeponeerd bij de rechtbank Den Haag (verder ‘AB’). De huur is ingegaan op 1 oktober 2003 en aangegaan voor de duur van vijf jaar en is daarna telkens voortgezet voor een periode van 5 jaar.
[ondernemer] heeft zijn onderneming in 2006 ingebracht in Automobielbedrijf De Markt [vestigingsplaats] B.V. (De Markt), waardoor De Markt huurder is geworden.
Op 15 oktober 2009 heeft Merx B.V. de onroerende zaak waartoe het gehuurde behoort in eigendom overgedragen aan [nieuwe eigenaar] . Voorts zijn toen ook de aandelen van Merx B.V. overgedragen aan een aan [nieuwe eigenaar] gelieerde entiteit.
Bij overeenkomst van 7 juli 2010 verhuurt Merx B.V. aan Enviem de onroerende zaak aan [adres A] te [plaats] , omschreven als:
“…, het verkooppunt voor motorbrandstoffen, (…), gelegen aan [adres A] te ( [postcode] ) [plaats] , (…), compleet met luifel en een TD ruimte, hierna te noemen ‘het verkooppunt’, een en ander zoals rood omlijnd is aangegeven/gearceerd op bijgaande door beide partijen gewaarmerkte tekening, (…)”.
Op 31 december 2010 wijzigt Merx B.V. haar naam in Freebird-One B.V.
Vanaf 2011 zijn de facturen voor de huur van de autowerkplaats verzonden door Demarol Retail Nederland B.V. (verder: Demarol). Demarol is een zustervennootschap van Enviem. De facturen voor de huurtermijnen zijn gericht aan ‘Gulf [vestigingsplaats] ’ of ‘ [ondernemer] ’.
Bij aangetekende brief van 7 oktober 2016 heeft de toenmalig raadsman van [ondernemer] de sleutels van het gehuurde opgestuurd aan Enviem met de mededeling dat een afwikkelingsvoorstel zou volgen. Dat is echter uitgebleven.
De huurovereenkomst met betrekking tot de autowerkplaats is geëindigd, volgens De Markt al per 7 oktober 2016, volgens Enviem hoogstens per 1 oktober 2018.
Tot 1 oktober 2018 is aan huur een bedrag van € 60.681,50 aan De Markt gefactureerd en onbetaald gebleven. De betalingsachterstand dateert vanaf 2013.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert Enviem, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. De Markt te veroordelen om aan Enviem te betalen een bedrag ad € 60.681,50 (achterstallige huurtermijnen tot en met 30 september 2018);
II. De Markt te veroordelen om aan Enviem te betalen:
a. (primair) een bedrag ad € 6.693,55 (contractuele boete); dan wel
b. (subsidiair) de wettelijke (handels)rente over elk van de onbetaald gebleven huurtermijnen, gerekend vanaf de respectieve ingangsdatum van elk van deze termijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
III. De Markt te veroordelen om aan Enviem te betalen een bedrag van € 1.381,80 (buitengerechtelijke kosten);
IV. indien de huurovereenkomst (op 1 oktober 2018) nog niet is geëindigd:
a. De Markt te veroordelen om aan Enviem te betalen een bedrag van € 1.028,50
(incl. 21% Btw) per maand, vanaf 1 oktober 2018 tot en met de dag dat de huurovereenkomst eindigt, vermeerderd met de contractuele boete daarover van € 113,45 per kalendermaand, voor elke maand dat De Markt met de tijdige betaling in gebreke blijft of is gebleven, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, althans (subsidiair) vermeerderd met de wettelijke handelsrente over elk van de verschenen huurtermijnen;
b. de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden;
c. De Markt te veroordelen om aan Enviem te betalen een bedrag van € 850,= per maand, gerekend vanaf de dag dat de huurovereenkomst is ontbonden tot de dag dat het gehuurde opnieuw zal blijken te zijn verhuurd;
V. indien de huurovereenkomst reeds is geëindigd:
a. De Markt te veroordelen om aan Enviem te overleggen een milieukundig bodemonderzoek conform NEN 5740 (schone grondverklaring), zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat Automobielbedrijf daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,=;
b. De Markt te veroordelen om aan Enviem te betalen een bedrag van € 1.500,= (kosten leegmaken olie- en vetafscheider);
VI. De Markt te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten, te begroten op een half punt van het toepasselijke gemachtigdensalaris.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Enviem, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Op 7 juli 2010 heeft Merx B.V. een huurovereenkomst gesloten met Enviem, waarbij is afgesproken dat Enviem het volledige bedrijfsmatige onroerend goed, tankstation en het daarachter gelegen garagebedrijf, is gaan huren. Primair stelt Enviem dat De Markt, althans [ondernemer] , heeft ingestemd met een contractovername van de huurovereenkomst door haar, Enviem. Zij onderbouwt dat door te wijzen op het feitelijk handelen van [ondernemer] en interne correspondentie.
Subsidiair voert Enviem aan dat zij economisch gerechtigd was tot de huurpenningen, gelet op de overeenkomst met Merx B.V. van 7 juli 2010. Freebird One B.V. (voorheen Merx B.V.) en [nieuwe eigenaar] hebben hun bestaande vorderingen op De Markt aan Enviem gecedeerd en die cessie is ook ter kennis gebracht van De Markt.
Op grond van artikel 14.2 van de toepasselijke AB is De Markt een boete verschuldigd geworden. Mocht dat niet zo zijn, dan vordert Enviem de wettelijke handelsrente over de onbetaald gebleven huurpenningen. Voorts is De Markt haar verplichtingen om bij beëindiging van de huurovereenkomst een schone grondverklaring af te geven en de vet- en olieafscheider leeg te maken niet nagekomen.
3.2.3.De Markt heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair stelt zij dat Enviem geen aanspraak kan maken op de achterstallige huurpenningen, omdat zij nimmer als verhuurder is toegetreden tot de huurovereenkomst met betrekking tot het garagebedrijf. Subsidiair voert zij aan dat aan de cessie waar Enviem naar verwijst geen titel ten grondslag ligt en bij het ontbreken van een titel kan geen rechtsgeldige cessie hebben plaatsgevonden.
In augustus 2016 heeft De Markt de exploitatie van het garagebedrijf gestaakt. Een secretaresse van Enviem heeft toen verzocht om de sleutel op te sturen, wat De Markt toen ook heeft gedaan. Daardoor is op 7 oktober 2016 de huurovereenkomst met wederzijdse instemming geëindigd. Subsidiair voert De Markt aan dat Enviem het recht heeft verwerkt om nog huurpenningen te vorderen over de periode na 7 oktober 2016.
Mocht De Markt al huurpenningen verschuldigd blijken te zijn aan Enviem, dan beroept zij zich op verjaring voor zover het de termijnen betreft van vóór 20 mei 2014.
Tot slot betwist De Markt de verschuldigdheid van de gevorderde boete, buitengerechtelijke kosten en – bij gelegenheid van de gehouden comparitie – de vorderingen met betrekking tot de schone grondverklaring en vergoeding voor het leegmaken van de olie- en vetafscheider.
3.2.4.In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van Enviem afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. Na het beroep op verjaring te hebben verworpen, overweegt de kantonrechter – zakelijk weergegeven – dat door overdracht van het gehuurde aan [nieuwe eigenaar] in 2009 op grond van het bepaalde in artikel 7:226, lid 1 BW alle rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst op [nieuwe eigenaar] zijn overgegaan (r.o. 4.3), waardoor deze gerechtigd is geworden tot de huurpenningen. De kantonrechter stelt vervolgens vast dat [nieuwe eigenaar] geen partij is in dit geding (r.o. 4.4), maar het recht op betaling heeft gecedeerd aan Enviem. Omdat uit de akte van cessie volgens de kantonrechter niet blijkt van een titel voor de overdracht, heeft Enviem het recht op betaling niet van [nieuwe eigenaar] verkregen (r.o. 4.4). Enviem heeft volgens de kantonrechter ook geen rechtstreekse aanspraak op betaling, omdat zij geen onderverhuurder kan zijn geworden en omdat de huurovereenkomst van juli 2010 enkel verwijst naar het tankstation en niet naar het daarachter gelegen garagebedrijf.