7.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- Partijen hebben op 18 juni 2013 een aannemingsovereenkomst gesloten. [geïntimeerde] heeft aan [appellante] opdracht gegeven om overeenkomstig de desbetreffende technische omschrijving en tekeningen en, voor zover aanwezig, de staten van wijziging naar de eisen van goed en deugdelijk werk een bouwwerk (woning) te construeren aan het adres [adres] te [plaats] .
- Het werk is opgeleverd op 2 april 2014. Daarbij zijn verschillende gebreken geconstateerd, waaronder scheuren in het stucwerk aan de buitenzijde van de woning.
- Bij brief van 16 december 2015
- In opdracht van [geïntimeerde] heeft ZNEB Expertise en Taxatie BV (hierna: ZNEB) verschillende onderzoeken verricht, namelijk op 24 mei 2016 en 17 juni 2016 (waarvan ZNEB een rapport -hierna: rapport 1- heeft opgesteld dat is gedagtekend 22 augustus 2016; productie 21 inleidende dagvaarding) en op 20 december 2016 (waarvan ZNEB een rapport -hierna: rapport 2- heeft opgesteld dat is gedagtekend 29 maart 2017; productie 28 inleidende dagvaarding).
- [appellante] heeft herstelwerkzaamheden aan het stucwerk aan de buitenzijde van de woning verricht. [geïntimeerde] was niet tevreden met het resultaat van deze werkzaamheden. Ten aanzien van de overige klachten van [geïntimeerde] heeft [appellante] geen herstelwerkzaamheden verricht.
- Bij brief van 20 april 2016
- De heer [deskundige] (hierna: [deskundige] ), senior technisch adviseur bij de Afdeling Techniek van Technisch Bureau Afbouw, heeft in opdracht van de rechtbank een deskundigenrapport (gedateerd 27 maart 2019) opgesteld over, kort gezegd, de door [geïntimeerde] gestelde gebreken aan het stucwerk aan de buitenzijde van de door [appellante] gebouwde woning. Hij concludeert onder andere dat er sprake is mate van scheurvorming in het stucwerk dat hoger dan gemiddeld is bij een gevelafwerking met stucwerk op de nieuwbouwwoning dat voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. [deskundige] begroot de herstelkosten op € 10.938,40.
7.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] , kort gezegd en voor zover in hoger beroep nog van belang, vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:87 BW in verband met de volgende, door hem gestelde, tekortkomingen:
Scheuren in het stucwerk aan de buitenzijde van de woning. De schade in de vorm van kosten van herstel bedraagt € 3.500,00 volgens ZNEB-rapport 1 en € 10.938,40 volgens het rapport van [deskundige] ;
Koude luchtstroom bij kachel in de woonkamer. De schade in de vorm van de kosten van herstel bedraagt € 4.300,00;
Afbrokkelende betonvloer bij de overgang van de monolithisch afgewerkte vloer en de tegelvloer in de badkamer. De schade in de vorm van de kosten van herstel bedraagt € 600,00.
Daarnaast vordert [geïntimeerde] onder andere de expertisekosten van € 2.411,53 (in verband met de rapportages van ZNEB) en de proces- en nakosten.
7.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, ten grondslag gelegd, dat [appellante] deze gebreken aan de woning ondanks sommatie niet heeft hersteld. Om die reden heeft [geïntimeerde] de vordering tot herstel omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
7.2.3.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
7.2.4.In het (tussen)vonnis van 15 augustus 2018 heeft de rechtbank, kort weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, het volgende beslist:
Er is geen sprake van verjaring van de vorderingen van [geïntimeerde] met betrekking tot de door hem gestelde gebreken aan de woning.
De klachtplicht van artikel 6:89 BW is door [geïntimeerde]
nietgeschonden.
Met betrekking tot het stucwerk: de garantie op het stucwerk uit het bestek is pas van toepassing als vast staat dat er daadwerkelijk sprake is van een gebrek. Van een gebrek is pas sprake als de scheurvorming erger is dan [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [geïntimeerde] dient te bewijzen dat er sprake is van dat gebrek. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellante] staat de aanwezigheid van een gebrek in het stucwerk nog niet vast. De rechtbank zal een deskundigenbericht gelasten op dit punt. [geïntimeerde] dient het voorschot op de kosten van het onderzoek van de deskundige te betalen.
De vordering tot schadevergoeding ter zake van de koude luchtstroom bij de kachel in de woonkamer wordt toegewezen. Er is sprake van een gebrek in de door [appellante] gebouwde woning en [geïntimeerde] kon een beroep doen op de garantieregeling. [appellante] was in beginsel gehouden tot herstel van dit gebrek. Zij is daartoe niet overgegaan en is hierdoor in verzuim geraakt. [geïntimeerde] had daarom het recht om de vordering tot herstel van het gebrek om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Het beroep van [appellante] op het bepaalde in artikel 7:760 leden 2 en 3 BW verwerpt de rechtbank.
De vordering tot vergoeding van de schade ter zake van de afbrokkelende cementvloer ter plaatse van de overgang naar de badkamervloer wijst de rechtbank toe. Er is sprake van een gebrek. Het verweer van [appellante] dat [geïntimeerde] er zelf voor heeft gekozen om af te zien van een dorpel bij die overgang gaat niet op. [appellante] had [geïntimeerde] dienen te waarschuwen dat bij weglaten van die dorpel de vloer ter plaatse van de overgang naar de badkamer zou kunnen afbrokkelen en heeft dat niet gedaan. Er is sprake van een gebrek dat onder de garantie valt en [appellante] had dit gebrek moeten herstellen. Zij heeft dat nagelaten en is daarom in verzuim geraakt. [geïntimeerde] had vervolgens het recht om de vordering tot herstel om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
De rechtbank wijst de gevorderde expertisekosten toe. [geïntimeerde] kan op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW aanspraak maken op vergoeding van die kosten.
De rechtbank veroordeelt vervolgens [appellante] onder meer tot betaling van een bedrag van € 13.361,53, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2017 tot de dag der algehele voldoening en deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank houdt de beslissing over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proces- en nakosten aan tot het eindvonnis.
De rechtbank heeft vervolgens, nadat partijen zich daarover hadden kunnen uitlaten, bij tussenvonnis van 17 oktober 2018 een deskundigenbericht gelast over het stucwerk aan de buitenkant van het bouwwerk en [deskundige] tot deskundige benoemd.
7.2.5.In het eindvonnis van 25 september 2019 heeft de rechtbank het volgende geoordeeld:
Op grond van de inhoud en de conclusies van het deskundigenbericht van [deskundige] staat vast dat het stucwerk aan de buitenzijde van het bouwwerk bovengemiddeld veel scheurvorming vertoont. Daarmee staat ook vast dat er sprake is van een gebrek.
[geïntimeerde] heeft niet betwist dat de scheurvorming voortkomt uit de aan [appellante] (in het bestek dan wel door goedkeuring van het door [appellante] voorgestelde SLP-systeem) voorgeschreven wijze van aanbrengen van het stucwerk op het baksteenmetselwerk, zodat dit vast staat.
Dit betekent dat de gevolgen hiervan op grond van het bepaalde in artikel 7:760 leden 2 en 3 BW in beginsel voor rekening en risico van [geïntimeerde] komen. Voorwaarde daarbij is dat [appellante] niet haar waarschuwingsplicht uit artikel 7:754 BW heeft geschonden. [geïntimeerde] stelt dat [appellante] die plicht wel heeft geschonden, terwijl [appellante] dat betwist.
De stelplicht en bewijslast ter zake van het in acht nemen van de waarschuwingsplicht ligt bij [appellante] .
Volgens de rechtbank is niet komen vast te staan dat [appellante] heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht. [appellante] kan zich daarom niet beroepen op artikel 7:760 leden 2 en 3 BW. De gevolgen van de ondeugdelijke uitvoering van het werk komen voor rekening van [appellante] . De kosten van herstel heeft de deskundige begroot op € 10.938,40 inclusief BTRW.
De rechtbank veroordeelt vervolgens [appellante] tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2017 tot de dag van de volledige betaling.
De rechtbank veroordeelt [appellante] verder in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, inclusief de kosten van het deskundigenbericht en ook in de nakosten en verklaart alle veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.