ECLI:NL:GHSHE:2021:2607

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
AVNR000616-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis in verband met cocaïne-invoer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte is beschuldigd van betrokkenheid bij de import van grote partijen cocaïne en witwassen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die eerder in aanraking is gekomen met de politie en justitie voor overtredingen van de Opiumwet. Het hof oordeelt dat de invoer van cocaïne, vooral in de huidige omvang, een groot maatschappelijk probleem vormt, met negatieve effecten zoals geweld en ondermijning van de samenleving. De rechtsorde is ernstig geschokt en er is een reëel gevaar voor herhaling van strafbare feiten. Het hof wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die dit zouden rechtvaardigen. De verdachte heeft recht op berechting in vrijheid, maar in dit geval prevaleert het belang van de samenleving. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Raadkamerappelnummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de [rechtbank] van [datum] waarbij namens:

[verdachte]

[geboortedatum en plaats]
[adres]
[detentieplaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de [rechtbank] van
[datum] , bij welke beslissing het verzoek tot opheffing van de aan [verdachte] opgelegde voorlopige hechtenis werd afgewezen.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.A.A.P. van Hees.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte wordt verweten kort gezegd, betrokkenheid bij de import van grote partijen cocaïne en witwassen.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier voldoende ernstige bezwaren jegens verdachte ter zake hetgeen hem wordt verweten. De rechtbank heeft de ernstige bezwaren meermaals vastgesteld en het hof heeft zich aan de hand van het dossier ervan vergewist dat de ernstige bezwaren zoals destijds aangenomen, ook thans nog onverkort van kracht zijn.
Hetgeen verdachte wordt verweten betreft een strafbaar feit waar naar de wettelijke omschrijving 12 jaar of meer gevangenisstraf op staat en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Namens verdachte is betoogd dat de rechtsorde thans niet meer zodanig ernstig geschokt is dat dit nog een dragende grond voor de voorlopige hechtenis kan zijn. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat ook thans nog gesproken kan worden van een geschokte rechtsorde. Verdachte wordt verweten betrokken te zijn bij de invoer van ongeveer [een grote hoeveelheid] cocaïne en witwassen op grote schaal.
De invoer van cocaïne, zeker in de omvang als thans aan de orde, vormt een groot maatschappelijk probleem in verband met de vele negatieve effecten van die handel op de samenleving, zoals geweld en bedreiging met geweld, witwassen op grote schaal en meer algemeen de ondermijning van de samenleving. Daardoor veroorzaakt de grootschalige import van cocaïne in ons land een schok voor de rechtsorde en die schok verdampt niet snel, in elk geval is daar naar het oordeel van het hof thans nog geen sprake van.
Er is naar het oordeel van het hof ook sprake van ernstig gevaar voor herhaling. Het hof leidt de kans op herhaling af uit de aard van hetgeen verdachte wordt verweten, namelijk het in kennelijk georganiseerd verband invoeren van cocaïne op grote schaal en het op grote schaal witwassen van uit criminaliteit verkregen gelden. Er is sprake van zeer lucratieve handel en uit het georganiseerd verband waarin een en ander kennelijk gebeurt kan men zich doorgaans maar moeilijk terugtrekken. Dat geldt ook voor verdachte, mede gelet op zijn strafblad waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor overtreding van de Opiumwet.
Het hof wijst af het beroep.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Dat kan anders zijn wanneer, zoals in de onderhavige zaak, er sprake is van gevaar voor herhaling. In dat geval zal de rechter zo nodig ambtshalve, dienen na te gaan of niet ook op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze, tegemoet kan worden gekomen aan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Dat belang is gelegen in het verschoond blijven van een of meer strafbare feiten, gepleegd door de verdachte. Het hof heeft uiteen gezet dat en waarom er sprake is van gevaar voor herhaling. Het hof ziet thans en vooralsnog niet welke voorwaarden aan een schorsing moeten worden verbonden om de kans op herhaling terug te brengen tot op een voor de samenleving aanvaardbaar niveau.
Ten overvloede overweegt het hof nog als volgt.
Bij een verwijt van een strafbaar feit waar naar de wettelijke omschrijving 12 jaar of meer gevangenisstraf op staat en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt, is schorsing van de voorlopige hechtenis in beginsel slechts aan de orde wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Dergelijke omstandigheden zijn niet aangevoerd, noch is het hof anderszins van het bestaan ervan gebleken.
Namens verdachte is voorts aangevoerd dat er nog geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de zaak en dat verdachte zich reeds sinds [datum] in voorlopige hechtenis bevindt.
Het hof is van oordeel dat het niet hebben van zicht op een inhoudelijke behandeling op zichzelf reden zou kunnen zijn om tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan ook in die gevallen waarin nog geen sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Er dient dan naar het oordeel van het hof sprake te zijn van een onredelijk lange duur van voorarrest waarbij onder meer van belang is de aard en de ernst van hetgeen verdachte wordt verweten alsmede de voortvarendheid waarmee het onderzoek is verricht.
In de onderhavige zaak verzet alleen al de aard en de ernst van hetgeen verdachte wordt verweten zich tegen de conclusie dat de voorlopige hechtenis thans als onredelijk lang moet worden beoordeeld.
Alles overziend wijst het hof het verzoek af.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beslissing waarvan beroep.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 29 juli 2021
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter, mr. G.P.M.F. Mols en mr. A.C. van der Schans, raadsheren, in tegenwoordigheid van T.A.H. van der Wijst, griffier.
mr. A.C. van der Schans is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 29 juli 2021
Gezien d.d.
De directeur van [detentieplaats]