Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 januari 2021. De moeder verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kind, geboren in 2003, op te heffen. De rechtbank had eerder de GI (Stichting Jeugdbescherming Brabant) gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen bij de vader. De moeder was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de noodzaak voor uithuisplaatsing niet was aangetoond. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juli 2021 werd de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. R.A. Knopper, terwijl de GI vertegenwoordigd was door een medewerker. De raad voor de kinderbescherming was niet aanwezig. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor de uithuisplaatsing niet was komen vast te staan, aangezien de moeder vanaf juni 2020 had ingestemd met de verblijfplaats van de minderjarige bij de vader. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de GI tot verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing af.