In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding, waarin de appellant, een verhuurder, vorderde om de geïntimeerde, een huurder, te ontruimen van de gehuurde woonruimte. De appellant stelde dat de huurder zijn huurverplichtingen niet nakwam, met een huurachterstand van zes maanden, en dat hij zich als een slecht huurder gedroeg door de woning slecht te onderhouden en overlast te veroorzaken. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had de vorderingen van de appellant afgewezen, maar het hof oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de gevraagde ontruiming. Het hof oordeelde dat de huurder niet voldoende had betwist dat hij overlast veroorzaakte en dat de huurachterstand niet gerechtvaardigd was door de gestelde gebreken aan de woning. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de huurder om binnen 14 dagen na betekening van het arrest de woning te verlaten en te ontruimen, met veroordeling van de huurder in de proceskosten van beide instanties. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad.