In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de ouders van een minderjarige, geboren in 2007, tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.L.B. Koelman-Duijf, hebben verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking en om vernietiging van de beschikking van de rechtbank. De GI, Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, heeft verweer gevoerd en de rechtbank beschikking bekrachtigd. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 augustus 2021, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 18 april 2017 onder toezicht staat van de GI en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling en schoolverzuim. De ouders hebben aangegeven samen te werken met de GI, maar het hof concludeert dat zij niet voldoende hebben bijgedragen aan de hulpverlening. Het hof oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De ouders hebben hun verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring ingetrokken, waardoor het hof hen niet-ontvankelijk verklaart in dat verzoek. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor de periode tot 3 februari 2022, maar vernietigt deze met ingang van die datum, en wijst het verzoek van de GI af. De ouders moeten tijdens de uithuisplaatsing laten zien dat zij in staat zijn om afspraken na te komen en de ontwikkeling van de minderjarige te ondersteunen.